30STE JAARGANG ZATERDAG 24 FEBRUARI Ï923 8

De metaaiDemerKer

Weekblad m den JHgemeenen nederlatidscben lHetaalbewerkersbond.

I – . ! I ■ ■! ■- REDACTEUR: G. VAN DER HOUVEN nie . m t Arbeiders aller Landen —. Kennss ss macht, Vereenlgt Uj Adres van Redactie en Administratie: Hemonylaan 24. Amsterdam Een.ieid /r*.cht —— ...i.—— l ——- Telefoon 2 6175

ABONNFMFNT* , , ADVERTENTIËN BmMttMawte – ■ ■ ' fl6O Stuklien Ta” a,BemMne" moeten <■ iter ‘ ,j S Maandags, &ewone per regel t O.SO By vooruitbetaling per jaar r I.DU Bondsnieuws en advertentiën Woensdagsmorgena ’,™r nprmnPPl ouo Voor Buitenland verhoogd met porto, .. iT,wtrinit,„ Aanvragen voor personeel •••••••• Losse nummers ........... .0.03 ngn .ngekomen Mdeelingsadvertónliën .. I I !! i . 0.20

' jfe, OPIiAAG 24 400 Officieels Mededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 8e week in het Bondsboekje geplakt, •* * » Wij maken de leden van de afdeeling Delft attent op dein dit nummer voorkomende advertentie. Briefwisseling met den Metaalbond. Inde nummers 4 en 6 van ons blad, respectievelijk van 27 Januari en 10 Februari, zijn reeds artikelen gewijd aan de nieuwe landelijke regeling die de Metaalbond per rx Januari heeft vastgesteld. Dat van 10 Februari bevatte o.m. het afschrift vaneen brief, mede namens den R.-K.-, den Chr.- en den Neutr. Bond, aan den Metaalbond gezonden. In antwoord hierop ontvingen de genoemde organisaties elk een schrijven van den Metaalbond, waarvan we hieronder afschrift laten volgen. Amsterdam, 6 Februari 1923. „ Aan den Alg. Ned. Metaalbewerkersbond, Hemonyl. 24, Amsterdam. Mijne Heeren, In antwoord op Uw schrijven van 27 Januari j.l. inzake dé wijziging onzer Landelijke Regeling, deelen wij U namens het Dagelijksch Bestuur het volgende mede: ) De Landelijke Regeling is niets anders dan een zuivèr interne regeling, die ten ■. aanzien der arbeidsvoorwaarden minima stelt, waaraan de leden van den Metaalbond moeten voldoen, willen zij hun verplichtingen tegenover den Metaalbond nakomen. De Landelijke Regeling voert dus niet arbeidsvoorwaarden in, maar bepaalt een grens, beneden welke de door ' d e 1e d en in te voeren arbeidsvoorwaarden niet mogen dalen. Voor de inachtneming dier grens zijnde leden slechts * tegenover den Metaalbond .verantwoordelijk. De tot-stand-koming • eener wijziging der Landelijke Regeling kan dus uiteraard niet in strijd zijn met den geest der overeenkomst van 5 Jan. 1922. 1 Voorts willen wij het volgende onder Uw aandacht brengen: 'i Aangezien de Landelijke Regeling moet gelden voor een geruimen tijd en voor het geheele land, moet bij de vaststelling rekening worden gehouden met den economischen toestand, zooals de Metaalbond dien binnen afzienbaren tijd verwacht.' Immers, niet de werkgevers of werknemers bepalen tenslotte de arbeidsvoorwaarden, maarde economische toestand. ; Dit hebt U zelf kunnen ervaren. Zoo is destijds in verband met den economischen ■ toestand, het gemiddeld uurinkomen te 'Amsterdam voor de geschoolden 89 cent gebleven, terwijl inde Landelijke Regeling voor die geschoolden het minimum van 75 op 67 cent was gebracht. Fvenzoo zal, in tijden van economischen achteruitgang het gemiddeld* uurinkomen dalen, pok al zouden én werkgevers én werknemers overeenkomen, dat b.v. 89 cent het minimum moet blijven. Deze op- en neergaande loonbeweging', veroorzaakt door economische omstandigheden, is in

de diverse streken des lands en bij de diverse ondernemingen verschillend. Het verschil kan zelfs tientallen procenten bedragen. Zoo is thans bij enkele ondernemingen inde eerste gemeenteklasse het gemiddeld uurinkomen der geschoolden reeds gedaald pp 67 cent (welk bedrag de Landelijke Regeling- vóór de wijziging als minimum aangaf), terwijl bij andere ondernemingen in diezelfde klasse het gemiddeld uurinkomen nog ongeveer 36 % daarboven is. Behalve' dat hieruit te zien is, dat de economische toestand tenslotte de arbeidsvoorwaarden bepaalt, en de werkgevers slechts tijdelijke zeer uiteenloopende grenzen kunnen stellen, blijkt hieruit tevens, dat de Landelijke Regeling van Januari 1923 niet kan beteekenen, dat het loon bij alle leden van den Metaalbond met 20 % moet worden verlaagd. Zij’ geeft slechts te kennen, dat de Metaalbond den economischen toestand zoodanig inziet,' dat tal van werkgevers daardoor eerlang gedwongen zullen .worden, hun loonen verder te Verlagen. Eerst als de werkgevers tot verlaging willen overgaan, kan er van overleg sprake zijn. Geheel inden geest der overeenkomst van 5 Januari 1922 treden wij dan ook steeds van geval tot geval met U in overleg. Ook het reeds door U opgemerkte feit, dat wij ook na de wijziging der Landelijke Regeling hiermede zijn voortgegaan, duidt er op, dat het niet in onze bedoeling ligt, onze gedragslijn in deze te wijzigen. Hoogachtend, Namens het Dagelijksch Bestuur; – w; g. J. R. A. SCHOUTEN, Dir. Begrijpelijkerwijze heeft dit antwoord van den Metaalbond een punt van bespreking uitgemaakt tusschen de besturen der diverse organisaties, met dit resultaat, dat tot verzending van onderstaand antwoord werd besloten: 16 Februari 1923. Aan het Bestuur van den Metaalbond, p.a. „Werkspoor”, Amsterdam. Mijne Heeren, ’r Uw antwoord op ons schrijven van 27 Januari 1.1. inzake het vaststellen eener nieuwe regeling van arbeidsvoorwaarden zonder overleg met de arbeidersorganisaties, bevredigt ons allerminst. Uw opvatting dat de vastgestelde regeling niets anders is dan een zuivere interne aangelegenheid, wordt door ons niet gedeeld. .Wij zijn-van meening, dat deze aangelegenheid eene is van buitengewoon belangrijken aard, waarbij de arbeiders zoo , geïnteresseerd zijn, dat negeeren der betrokken vafcvereenigingen een ernstige fout moet worden geacht'. Wij blijven volhouden, dat het vaststellen Uwer regeling zonder eenig overleg in strijd is met de overeenkomst van 5 Januari 1922. Mocht U hierover met ons van meening blijven verschillen, dan zijn wij bereid daarover een onpartijdige uitspraak uitte lokken. U betoogt verder, dat de nieuwe regeling moet gelden voor een, geruimen tijd en daarom gebaseerd is op den economi-

schen toestand, zooals U dien binnen afzienbaren tijd verwacht. Afgescheiden van de vraag of het goed is de arbeidsvoorwaarden geheel afhankelijk te stellen van den economischen toestand, dient opgemerkt te worden, dat liet toch niet noodzakelijk is om een regeling van , arbeidsvoorwaarden voor geruimen tijd vast t£ stellen en dat evenmin bij die vaststelling rekening wordt gehouden met hetgeen inde toekomst noodig zou kunnen zijn. Indien het w-aar zoude zijn wat U beweert, dat,niet de werkgevers en de werknemers bepalen hoe de arbeidsvoorwaarden zullen zijn, doch dat die bepaald worden door den economischen toestand, dan zouden vakvereenigingen zoowel van werknemers als van werkgevers, overbodig zijn. Wij kunnen niet aannemen, dat deze opvatting met ernst is vol te houden. U zegt verder, dat wij dit hebben kunnen ervaren en wijst op het feit dat in Amsterdam voor de geschoolde arbeiders het uurinkomen 89 ets is gebleven, terwijl de landelijke regeling voor diezelfde arbeiders Van 75 op 67 cis was gebracht. Wij zijn zoo vrij op te merken, dat dit feit niets zegt ten aanzien van den economischen toestand. Wij kunnen niet aannemen dat dit het gevolg is geweest van de economische-, doch meer het gevolg is van de organisatorische verhoudingen en tde gezindheid der Amsterdamsche werkgevers. De reactionnaire wind schijnt in Amsterdam minder fel te waaien dan b.v. in Rotterdam. Zou het ook niet mogelijk zijn dat naast den economischen toestand de outilage der ondernemingen een rol speelt ? En zou het niet zoo kunnen zijn dat die betere outilage; vaak een gevolg is van het werken der vakorganisaties? Wij willen hiermede maar zeggen, dat zeer oppervlakkig geredeneerd is te beweren dat de arbeidsvoorwaarden bepaald worden door den economischen toestand. Als U op het standpunt blijft staan, in strijd met het bepaalde van 5 Januari 1922, dat overleg met de vakorganisaties over het vaststellen der algemeene arbeidsvoorwaarden niet gewenscht en overbodig is, dan betreuren wij dat zeer. Het gevolg daarvan zal zijn, dat wij ons met alle kracht en alle beschikbare middelen moeten verzetten tegen invoering van hetgeen U eigenmachtig hebt vastgesteld. Uw optreden zal, vreezen wij, zooals in 1921 is gebleken, het ontstaan van conflicten tengevolge hebben. Of U de industrie en U zelf daarmede een dienst be.wijst, betwijfelen wij zeer. Wij hopen dat U alsnog op Uw besluit terugkomt en medezeggenschap verleent aan onze organisaties voor het vaststellen der arbeidsvoorwaarden. Mocht U daartoe niet kunnen of willen besluiten, dan zult U de consequenties die daaruit voortvloeien ten volle hebben te aanvaarden. Hoogachtend, Namens den: Alg. Ned. Metaalbew. Bond, Ned. R.-K. Metaalbew. Bond, Chr. Metaalbew. Bond in Ned. en Ned. Neutr. Metaalbew. Bond. (w. g.) P. DANZ.

Eenige toelichting op dit schrijven meenen, we voorshands achterwege te kunnen laten om niet noodeloos op de dingen vooruit te loopen. Wij mogen veronderstellen dat de Metaalbond op ons tweede schrijven nog zal reageeren en wij zien dus zijn antwoord met begrijpelijke belangstelling tegemoet. Intusschen zullen we ons sterk dienen te verzetten tegen alle veranderingen in loonen en andere arbeidsvoorwaarden die verslechteringen inhouden welke gaan beneden de oude regeling van den Metaalbond van Mei 1921. Geen boycot We ontvingen, evenals de andere organisaties, van de Landelijke Federatie van Metaalbewerkers d.d. 2 Febr. j.h, een schrijven van den volgenden inhoud: „In het bezit van de. door den Metaalbond voorgestelde wijzigingen der loonen ! en arbeidsvoorwaarden inde metaalindustrie, meent ons bestuur, dat hiertegen door de gezamenlijke bonden zal moeten worden opgetreden'. Ook uwe organisatie zal zeer zeker bekend zijn met de bovenbedoelde voorstellen en zouden wij gaarne vernemen of ook uw bestuur van oordeel is, dat gezamenlijk optreden is geboden. Mochten alle organisaties onze meening deden dan zou het misschien gewenscht zijn dat de A.N.M.8., welke in samenwerking toch altijd het secretariaat heeft, het initiatief nam, tot het bijeenroepen eener gecombineerde besturenvergadering tot bespreking der materie. Gaarne uw antwoord vernemend. Met groeten, enz.” Dit schrijven is onzerzijds met het volgende beantwoord: „In antwoord op uw schrijven van 2 Februari 1.1, kan ik U mededeelen, dat de R.-Kath., Chr., Neutrale en onze organisatie reeds een bespreking hebben gehad over de door U naar voren gébrachte zaak. Het resultaat van die bespreking kunt ge vinden in het hierbijgaand afschrift van den brief aan den Metaalbond. Uw verzoek om aan eventueel optreden tegen den Metaalbond mede te werken, kan inde eerstvolgende vergadering der samenwerkende organisaties ter sprake komen. Met groeten, enz.” Uit dit antwoord blijkt dat het initiatief, de andere organisaties voor een bespreking uitte noodigen, al reeds lang door ons was genomen, nog vóór we van de Federatie een daartoe strekkend voorstel ontvingen. Reeds op 26 Januari heeft een bespreking met, de besturen van den R.-K. Bond, den Chr. Bond en den Neutralen Bond, ten onze kantore plaats gevonden. De Lande.l. Federatie hadden wij niet uitgenoodigd om de overbekende redenen inzake haar houding bij den afloop van de groote staking in Januari 1922. Inmiddels bevatte ~De Metaalarbeider” van 10 Februari j.l. een artikel van Hooze. getiteld: ~Geboykot ?”, waarin deze op de hem bekende wijze de andere organisaties te lijf ging, het aan den Metaalbond gezonden schrijven als „kruiperiger kan het niet”,;