zijn heldere uiteenzetting en de A.J.C. voor haar verleende medewerking. _De vergadering ging uiteen onder het zingen der Internationale. DE CORK. MIDDELBURG. Maandag 22 Februari hield de afdeeling haar jaarvergadering. De opkomst was bevredigend. De jaarverslagen van den secretaris en den penningmeester werden onder dankzegging en applaus goedgekeurd. Het ledental is vrijwel stationnair gebleven. Bezien we hel vertrek van leden naar elders, voornamelijk een gevolg van slapte aan de N. V. Vliegtuigenfabriek te A eere, dan kan vermeerdering van ledental geconstateerd worden. Bij de verkiezing van ’t bestuur werden de aftredende bestuurders bij acclamatie herkozen. Door vertrek van W. Neve werd in diens plaats als hen sècretaris gekozen W. de Baare. Een vacature1 ontstond door het bedanken als len secretaris van A. P. Bosschaart. Door opheffing van het atelier, waar hij 1 meer dan 25 jaren werkzaam was, wordt hij genoodzaakt zelfstandig te gaan beginnen en dientengevolge is het hem niet meer mogelijk z’n bestuursfunctie waar te nemen. Alvorens tot verkiezing vaneen nieuwen secretaris werd overgegaan, werd door den voorzitter ineen hartelijk betoog gereleveerd wat A. P. Bosschaart voor den Bond, ln ’t bijzonder voor de afdeeling, is geweest en gepresteerd heeft. Onder applaus overhandigde de voorzitter hem namens de afdeeling een souvenir, daarbij de hoop uitsprekende, dat het Bosschaart in z’n zelfstandigen werkkring naar wensch moge gaan. Zichtbaar onder den indruk van de waardeering voor z’n werken, dankte bij de afdeeling met den wensch dat de organisatie zich steeds in opgaande lijn moge bewegen . In ’t belang der afdeeling zal Bosschaart tot ultimo Maart, de functie blijven waarnemen, opdat de nieuw gekozen secretaris zich geheel zal kunnen inwerken. Bij de mededeelingen werd door den voorzitter het a.s. Meifeest aan de orde gesteld. In eën pittig betoog hoopte hij, dat de leden op 1 Mei met hun kameraden ineen demonstratieven optocht zullen opntarcheeren. De woorden van G. v.d. Houven op ons Meifeest van 1925 met donderend applaus bevestigd, moeten thans op 1 Mei a.s. worden verwezenlijkt. leder lid werke daartoe mede.f1) DE CORR. l) De correspondent heeft gelijk. Applaudiseeren alleen is niet voldoende. De leden hebben tot plicht te doen wat ik op 1 Mei *925 gezegd heb, n.l. dat onze beweging haar licht moet laten schijnen voor de wereld. ' Red. UTRECHT. Stille actie. Dat de organisatie in tijden van malaise dikwijls 1100- j diger blijkt te zijn dan in tijden van ' drukte, zullen zij, die het organisatieleven van nabij meemaken, volmondig moeten ; toegeven, al zal daar niet altijd naar buiten kennis van kunnen genomen worden. Zoo ontdekten wij weer dooreen toevalligen samenloop van omstandigheden, dat bij de firma D. kinschoten de collectieve arbeidsovereenkomst niet nageleefd werd. Het is ons echter na enige malen conecpor eeren en confereer ■ "plukt v r de blikslagers een loonsverhooging te bereiken van 4en 5 cent per uur. Terwijl er 1 noga! veel overweik verricht werd zonder ! extra betaling, is dit nu teruggebracht tot het strikt noodzakelijke en zal voortaan het overwerkpercentage worden betaald. Met voldoening kunnen we op het bereikte resultaat terugzien, al zijn we niet geheel voldaan. Onze ongeorganiseerde vrienden bij deze firma werkzaam, kunnen hieruit leeren, dat slechts de organisaties j hier bij machte waren weer een beetje meer | | recht voor de arbeiders los te rukken. Het I meerdere bereikte loon, dat ge Zaterdag in I ontvangst kondet nemen, is mede verkregen I door de offervaardigheid van uw collega’s. I Zult ge nog langer klaplooper blijven ? Herstelt uw fout en sluit u nog heden bij j ons aan. Werkloozendemonstraties. Reeds vóór ; een aantal weken bemerkten wij, dat de I communisten weer aan het agiteeren waren i onder de werkloozen. Zeker om de aan- | dacht af te leiden van de groote twist- en I tweedracht, die inde C.P.H. (Communisti- ! sche Partij Holland) plaats vindt. Ook bij ons was het gelukt een groep : werkloozen bereid te vinden, zich te laten spannen voor het karretje van de heeren en j meenden zij niet beter te kunnen doen dan te demonstreeren tegen hun bestuur, althans 200 meenen wij het te moeten verstaan uit een bericht in ~De Tribune”, In hoeverre dat bericht met de waarheid j

in strijd is, zullen onze vrienden, die meenden voor de werkloozen hun belangen te kunnen bepleiten, wel zelf uitmaken. Wij althans denken er het onze van. We zullen niet veel woorden vuil maken aan het geschrijf in ~De Tribune”, ook niet aan het berichtje van W. v. IJ. Er blijkt slechts uit, dat wij verleden jaar goed gehandeld hebben. Echter willen wij onze menschen ernstig aanraden niet omdat wij heulen met de bourgeoisie, doch in hun welbegrepen eigen belang doet niet mee aan het resultaatioöze geagiteer vaneen stel'etje communisten. Laat niet door deze heeren misbruik van uw ellende maken. Meer dan eens heeft uw bestuur getoond ook voor de belangen van de werkloozen op de bres te staan, doch voor hen, die meenen onze met moeite opgebouwde organisatie te kunnen misbruiken voor hun verdeeldheid, geven wij ~niet thuis”. Ondanks alle gescheld van broodroof en wat men belieft nog meer te noemen, zullen zij tot hun schade en schande moeten ondervinden, dat zij aan het verkeerde adres zijn en zij geen plaats in onze rijen kunnen blijven innemen. G. Het OFganisatie-probleem in de Duitsehe vakbeweging. Door S. DE LA BELLA Jr. (Uit ~De Vakbeweging”.) Zooals wij in ons artikel in ~De Vakbeweging” van December 1925 over liet laatste congres van het Duitsehe Vakverbond reeds hebben medegedeeld, is het vraagstuk van den organisatievorm in Breslau opnieuw aan de orde gesteld. Wij zeggen opnieuw, omdat het niet voor het eerst is, dat deze kwestie besproken wordt. Zij heeft vooral de laatste jaren de volle belangstelling, hetgeen trouwens begrijpelijk is. Het vraagstuk dringt zich telkens vanzelf naar voren. Het duikt op, bij de grensgeschillen, welke zich tusschen de diverse organisaties voordoen, zooals dit ook in ons land het geval is. Maar bovenal hèeft het aan beteekenis gewonnen door de wijzigingen, welke zich in het economische leven hebben voltrokken, meer in het bijzonder ten gevolge van het concentratieproces, dat op het terrein der productie vooral ook inde na-oorlogsjaren viel waar te nemen. Men heeft echter in Duitschland de ervaring opgedaan, dat het wel buitengewoon moeilijk is, dit vraagstuk tot een definitieve, voor alle partijen bevredigende oplossing, te brengen. Reeds in 1920 is door het Duitsehe Vakverbond besloten, een commissie te vormen ter bestudeering van deze zaak. Tot een positief resultaat is zij echter niet gekomen, omdat de moeilijkheden toenamen, naarmate de commissie langer werkte. Zij adviseerde ten slotte, op het congres te Leipzig (1922) inleidingen te doen houden door verdedigers der beide stroomin: gen, n.l. Frits Tarnow die vooralsnog den huidigen organisatievorm voorstaat en slechts geleidelijk tot nieuwe vormen wil i komen, en Robert Dissmann, die een sterke voorstander is vaneen snelle omvorming naar industrie-organisaties. Liet congres te Leipzig, waar inderdaad het vraagstuk inden breede besproken is, heeft tenslotte met 4.853.408 tegen 1.925.972 stemmen een resolutie Dissmann aangenomen, waarin het bestuur van den | A.D.G.B. opdracht werd gegeven, een ! voorstel uitte werken inzake vorming van ; industrie-organisaties en haar grenzen vast • te stellen. Dit voorstel zou dan aan de betrokken bonden worden voorgelegd. Het bestuur van den A.D.G.B. heeft voor dit doel een speciale commissie gevormd. Laat ons, alvorens het verdere verloop dezer zaak te bespreken, eerst eens nagaan, welke de argumenten zijn, waarvan de beide richtingen, welke er ten aanzien van dit vraagstuk bestaan, zich bedienen. Het overwegende motief van hen, die een omvorming naar de industrie-organisaties bepleiten, en die zooals gezegd in Dissmann, voorzitter van den Duitschen Metaalbewerkersbond eender voornaamste woordvoerders vinden, is de sterke industrialiseering en concentratie in het bedrijfsleven en der kapitalistische krachten, waarbij naar hun meening, de ontwikkeling der vakbeweging zich moet aanpassen. Zonder deze reorganisatie zal h.i. de vakbeweging niet tegen de groeiende machtsvorming der ondernemers zijn opgewassen. Zij stellen zich daarbij tevens op het standpunt, dat bij de arbeiders het bedrijf sterker bindt dan het beroep; dat de belangstelling voor het bedrijf uitgaat boven die voor het beroep, terwijl ten aanzien van loonen en arbeidsvoorwaarden de arbeiders van dezelfde industrie gemeenschappelijke belangen hebben.

Een nadeel van den huidigen organisatie- ! vorm achten zij verder het groote aantal vertegenwoordigers, dat veelal aan de onderhandelingen deelneemt, terwijl het | daarnaast als een verkeerde toestand wordt gezien, dat een soms kleine groep het werk i neerlegt op advies van de betrokken orga- i nisatie, wat dan tot gevolg kan hebben, ! dat alle arbeiders der onderneming daar- : door worden uitgesloten. Er wordt van die zijde ook op gewezen, dat economische vraagstukken in het algemeen niet behandeld, laat staan opgelost, kunnen worden door beroepsorganisaties, , maar dat daarvoor veel meerde industrieorganisatie in aanmerking komt. Als voorbeeld noemt men de ondernemings- en bedrijfsraden, waarbij eveneens de beroepsgrens vervallen is. En ten slotte wordt inden vorm van nu gezien een verspilling van geld, tijd en krachten, wordt van de industr.ie-organisatie een meer economische werking op organisatorisch gebied verwacht. * * * De andere strooming, vertegenwoordigd door Frits Tarnow, Voorz. van den Duitschen- Houtbewerkersbond staat ten aanzien van enkele punten op een precies tegenover gesteld standpunt. Zij stelt bijvoorbeeld de beroepssolidariteit voorop. Het zijnde beroepsorganisaties, welke het meest aangewezen zijn voor een goede scholing en die den voedingsbodem vormen eener sterke discipline. Ook in verband met het leerlingvraagstuk moet h.i. aan den huidigen organisatievorm de voorkeur worden gegeven. Het beroep zoo is het uitganspunt is meestal het blijvende; de arbeidsplaats en de industrie wisselen. Vandaar dat de trouw en de gehechtheid het grootst zijn bij de beroepsorganisatie. Ondersteuningsinstellingen aan de organisatie verbonden (kassen enz.) vinden in het beroep een beteren grondslag. Van die zijde onderschrijft men niet, dat de strijd voor verbetering der arbeidsvoorwaarden door de industrie-organisatie oeter kan worden gevoerd, temeer, waar de practijk is, dat de loonen enz. beroepsgewijze geregeld zijn. Intusschen wordt ook door hen, die de beroepsorganisatie voorstaan, de wenschelijkheid van concentratie niet ontkend. Zij ! staan geenszins op het standpunt, dat ieder | beroep een eigen organisatie moet hebben. I Star vasthouden aan bepaalde vormen wil men niet. Concentratie is echter zeer wel | mogelijk zonder het beroepsprincipe prijs te geven, zoodat ook fusies tusschen verschillende bonden niet uitgesloten zijn, integendeel bevorderd kunnen worden. . Overigens meent men, dat de verdere concentratie, waarvan de noodzakelijkheid wordt erkend, meer gezocht moet worden inde richting van sterken uitbouw der Landelijke‘Vakcentrale, dan in die der industrie-organisaties. Zeker, er zijn aan den huidigen organisatievorm bezwaren verbonden, maar deze kunnen ten deele ondervangen worden. Regelingen kunnen worden getroffen, waardoor voorkomen wordt, dat een te groot aantal personen deelneemt aan de onderhandelingen en dat een kleine groep arbeiders eener onderneming tot staking overgaat, zonder overleg met de andere betrokken bonden. De leiding kan in dergelijke gevallen berusten bij de organisatie met de meeste leden. De andere organisaties dienen bij | toonbewegingen vooraf overleg te plegen | met den leidenden bond. Men voert van die zijde verder aan, dat 1 de voorstanders der industrie-organisatie ! zelf niet precies weten, hoe bij hun orgahi- j satievorm de grenzen moeten worden ge- | trokken, temeer niet, waar de concentratie | inde industrie zich niet overal in gelijke richting voltrekt. Er is b.v. de concentratie van bedrijven i welke dezelfde goederen produceeren (de horizontale concentratie), maar ook con- j centratie van bedrijven van opéénvolgende producten (van grondstof tot eindproduct) de zoogenaamde vertikale concentratie, terwijl er bovendien de gemengde concernen zijn, een samenvoeging van geheel verschillende en uiteenloopende bedrijven. In verband hiermede is er ook verschil van opvatting onder de voorstanders der industrie-organisatie omtrent de vraag, in hoeverre de concentratiebeweging moet worden gevolgd op het terrein der vakbeweging. Van den anderen kant wordt hiertegen aangevoerd, dat het feit dat de werkgevers ons zooveel vóór zijn, geert reden is, onzerzijds te blijven stilstaan, integendeel moet dat juist een reden zijn den pas te versnellen. Wanneer eerst maarde eenheid in elke industrie is doorgevoerd, is het zeer wel mogelijk, een zeker verband tusschen de verschillende industrieën te leggen. Een belangrijke factor bij dit alles, waarop de aanhangers van den tegenwoordigen . i

i organisatievorm ook niet nalaten, de aan-I dacht tevestigen, ligt in het feit, dat per saldo de organisaties nooit gedwongen kunnen worden, indien bijvoorbeeld niet met algemeene stemmen tot vorming van j industrieorganisaties wordt besloten, deze 1 verandering ook inderdaad te aanvaarden, j Tegen den wil van de bonden is iets | dergelijks niet door te voeren. Er zijn I trouwens reeds organisaties, die met afscheiding van den A.D.G.B. gedreigd hebben, wanneer/ dergelijke dwingende voorschriften zouden worden gegeven. (Wordt vervolgd). Loonen der metaalbewerkers in Noord-Amerika. Aan een artikel in het orgaan van onze Duitsche zusterorganisatie over bovenstaand onderwerp ontleenen wij het volgende : Het Bureau voor Arbeidsstatistiek in Washington stelt ieder jaar een statistiek samen over de loonen en den arbeidstijd der georganiseerde arbeiders inde Vereenigde Staten. Deze gegevens worden steeds op 15 Mei opgevraagd, omdat op dezen dag de meeste loonovereenkomsten, opnieuw afgesloten worden. Voor 1924 had deze statistiek betrekking op 66 groote industrieplaatsen, omvattende 894.343 georganiseerde arbeiders en is samengesteld uit 5038 gegevens over door vakorganisaties afgesloten arbeidsovereenkomsten. In deze statistiek is de metaalindustrie weer sterk vertegenwoordigd, n.l. met 14 beroepen. De waarde dezer statistiek wordt nog daardoor aanmerkelijk verhoogd, omdat zij sinds 1907 geregeld bijgehouden wordt. Een beschouwing over de resultaten gedurende het tijdvak van 17 jaren toont, dat de arbeidsvoorwaarden der georganiseerde arbeiders inde Vereenigde Staten onafgebroken beter zijn geworden. De werktijd is langzaam maar regelmatig korter geworden, terwijl het loon, hoewel minder regelmatig, toch aanmerkelijk verhoogd is. Beschouwt men alle georganiseerde beroepen als één geheel, dar blijkt, dat het vastgestelde uurloon in Mei 1924 8.3 pCt. hooger was dan in Mei 1923, 99 pCt. hooger dan in 1917, 128 pCt. hooger dan in 1913 en 154 pCt. hooger dan in 1907. De weekloonen zijn bijna in dezelfde verhouding | gestegen. Een zelfde verbetering is ook ten j opzichte van den werktijd waar te nemen, j In 1924 waren de regelmatige werkuren i 0.5 pCt. minder dan in 1923, 4.6 pCt. min-I'der dan in 1917, 6.1 pCt. minder dan in 1913 en 8.5 pCt. minder dan in 1907. De verhooging der loonen, evenals de verkorting van den werktijd, hebben zich ook in 1925 voortgezet. Uit de volgende tabel kan blijken, hoe de arbeidsvoorwaarden der Noord-Amerikaansche kameraden zich sedert den oorlog gewijzigd hebben. Als de indexcijfers voor 1913 op 100 gesteld zijn, blijken dezê voor de loonen enden werktijd te zijn; Hoogte van het idem per ge- werkuren puurloon heele werkweek geh week In 1913 100.0 100.0 100.0 „ 1917 114.1 112.4 98.4 „ 1924 237.9 214.3 93.9 ~ 1925 237.9 222.8 93.0 Wij zien dus dat in het algemeen voor georganiseerden sinds 1913 het uurloon m« 137 pUt., het weekloon met 122 pCt. verhoogd en de normale werkweek met 7 pCt. verkort is. Als wij daarbij in aanmerking nemen dat de index-cijfers van het levensonderhoud gemiddeld 150 pCt., dus 50 pCt. hooger dan in 1913, stonden, dan blijkt dus dat het reëele loon met pl.m. 72 pCt. gestegen is. Bovenstaènde indexcijfers geven alleen een beeld van de veranderingen inde loonen en den arbeidstijd van 'alle inde statistiek opgenomen beroepen. Als pijnde voor ons van het meeste belang, laten wij hier afzonderlijk volgen da cijfers van 11 der belangrijkste beroepen inde metaalindustrie over 1924 (1913 is 100). t/3 ® c f-i rj Tl ai rt :ct,o «So BEROEPEN g |.2 gJH * | /§ -s-il IgS P Electriciëns, installateurs.... 220 213 90 Gasfitters, buizenleggers 202 198 97 loodgieters 221 216 07 Verwarmingsmonteurs 201 196 97 Constructiewerkers 202 200 98 Fabriekssmedeu 228 209 92 Machinebankwerkers........ 212 199 99 Forceurs 247 224 89 Vormers, kernmakers 236 208 88 Modelmakers 220 199 91 Ketelmakers 213 211 96 Met deze indexcijfers is echter nog niet veel gezegd, want zij geven alleen de veranderingen inde arbeidsvoorwaarden, echter nog niet hoeveel geld nu eigenlijk per uur of per week betaald en hoeveel uren pêr dag of per week gewerkt worden. Voor wij echter deze cijfers in Nederlandsche munt omgerekerid geven, diene het volgende;