HEDEN IS OPSTANDIGHEID.

OPLAAG 32.C50 Officiëele Mededeelingen. Deze week wordt het contributiezegel op de 178 week in het Bondsboekje geplakt. De R.D.M. in 1928. (Vs.) Evenals vorige jaren zijn wij ook thans weer in het bezit gekomen vaneen verslag van de Rotterdamsche Droogdok Maatschappij, waardoor het mogelijk wordt ons een voorstelling te vormen van den gang van zaken in dat bedrijf. Het lijkt ons goed, daar toch zoovelen «onzer leden bij dit bedrijf geïnteresseerd *ijn, het verslag aan een beschouwing in ons blad te onderwerpen. Wij kunnen het dan waar noodig gelijktijdig met het verslag van 1927 vergelijken. Wij schreven, waar noodig, waarbij wij dan speciaal de volgende passages op het oog hadden. In het verslag over 1927 staat: „De vooruitzichten voor nieuwbouw zijn derhalve nog steeds allesbehalve rooskleurig en zal ook in 1928 slechts een deel onzer hellingen in gebruik blijven.” In het verslag over 1928 lezen wij evenwel: „Spoediger dan bij het opstellen van het vorig verslag te verwachten was, heeft de vraag naar nieuwbouw zich hersteld én tegen het einde van het afgeloopen jaar kwamen zelfs talrijke aanvragen binnen, zoowel voor binnen- als voor buitenlandsche rekening. Hieruit blijkt, dat de directeuren der R.D.M., welke goede zakenmenschen zij ook mogen zijn, toch niet de gave der profetie of zuiver economisch inzicht ineen zoodanige mate bezitten dat wij in het veryolg op hun compas kunnen gaan varen. Voor de metaalbewerkers is het daarbij gelukkig, dat ook de heer Zaalberg, de Directeur-Generaal van den Arbeid, het compas der heeren Dijkgraaf en Endert niet tot het zijne heeft gemaakt toen hij opnieuw moest overwegen of een langerex afwijking yan onze Arbeidswet nog wel geoorloofd was. Want in dat geval was er vaneen terugkeer naar de 48-urige werkweek nog geen sprake geweest. „Het is te hopen”, zoo zegt de directie In het verslag over 1927, „dat de bevoegde machten het tot dusverre gebleken inzicht behouden en niet dooreen verdere inkrimping van werktijden de moeilijkheden op scheepsbouwgebied nog vermeerderen”. In het verslag over 1928, bij het schrijven waarvan de verkorting van de werkweek inmiddels een feit was geworden, zien we eenigszins spijtig neergeschreven, dat „te onzent de lasten, veroorzaakt door de toch al zoo ruim toegepaste sociale bemoeiingen, werden vermeerderd door het opnieuw inyoeren van de 48-urige werkweek.” Neen, van harte is de invoering van de wettelijke arbeidsweek ook aan de R.D.M. nog niet gegaan. Misschien valt het de directie echter wel mee als zij weer een jaar onder normale werktijdregelingen heeft gewerkt. Ook dit jaar was het blijkens boven omschreven aanhalingen beter geworden dan verondersteld was. Een blik op de cijfers in het verslag zal dat nog nader aantoonen. Gedurende de laatste 4 jaren had de Raad yan Commissarissen zich „beperkt” tot voorstellen om 10 pCt. dividend aan aandeelhouders uitte keeren, benevens f 333 aan houders van oprichtersbewijzen. Niet dat de brutowinst geen booger dividend mogelijk maakte, doch de voorkeur werd gegeven aan een krachtige afschrijvingspolitiek, waardoor het mogelijk werd om alle losse en vaste gereedschappen, dokken en vaar- en voertuigen voor een grijpstuiver op de balans te plaatsen. De groote bedragen dus, die inden vorm van meerwaarde tot het bedrijf kwamen, werden niet geheel aan de aandeelhouders weggeschonken, doch een gedeelte daarvan werd gereserveerd om de positie van het bedrijf te versterken, iets dat onze goedkeuring zeker moet wegdragen. Het jaar 1928 heeft evenwel zulk een geweldige winst opgeleverd, dat het niet wel mogelijk bleek dit allemaal te verwerken zonder ook den aandeelhouders een grooter gedeelte van de baten te doen toekomen. Brachten de jaren 1926 en 1927 een gezamenlijke bruto-winst van f 3.079.608.36, 1928 gaf een voordeelig saldo van f 3.137.628.03, of wel rond f58.000 meer dan de twee voorafgaande jaren. Wij gelooven dat de aandeelhouders wanneer zij aan het eind vart 1929 in het bedehuis gezeten zullen zijn ten einde de oudejaarsavond-predicatie te beluisteren en de leeraar stelt hun dan zooals in vele kerken te doen gebruikelijk is de vraag: „Heeft u dan iets ontbroken”, on voorwaardelijk de vraag door hoofdschuddende bewegingen met neen kunnen beantwoorden. Of dg hopfdbewegingen dgr arbeiders dan

De woorden die wij tot opschrift van ons artikel hebben gekozen, zijn ontleend aan de verzen van den revolutionnairen dichter A. van Collem. Met het oog op den i-Meidag hebben wij dat mooie gedicht een plaats in ons blad ingeruimd en wij roepen onzen menschen toe: leest en herleest de schoone woorden dooreen onstuimige menschenziel neergeschreven en bedoeld als aanvuring tot den strijd dien een zich geestelijk vrijmakende klasse moet voeren tegen alies en allen wat haar den voortgang wil beletten. „Heden is opstandigheid”; heden, dat wil zeggen op den dag van 1 Mei. Op den dag waarop in heel de beschaafde wereld de georganiseerde arbeidersklasse zich opmaakt om het feest van den arbeid te vieren, om te demonstreeren voor de eischen wier verwezenlijking wij noodig achten voor heel het maatschappelijke leven. u • „„ . .... . .. rn seï •’ want W,J W‘ – len met zonder protest buigen voor de 6t kaP‘tallSme onze arbe dersklasse heeft toegewezen. Wij willen niet berusten, wij willen met a . 1 . • J. dat, ,het privaatbezit een van Gnfrif -HdéérgeSteld.e tüestand ',shpS t g-lS(eent Van °Pstandl,Sheid, waarop wn reest willen vieren omdat wij .’ot een grook familie 'ijn S"g°“d omdat het oïs geluk, is een groot dlel van de arbeidersklasse te verzamelen rondom 1 . , ...... , , atminelel^m t W,J Ia fl? gebracht ,n de oogen, die eertijds slechts van doffe berusting vervuld waren. Uit dankbaarheid jegens ons zelf willen wij het feest van den arbeid met vreugde en blijdschap vieren. g T , 1 ~ . Doch ook willen wij ons herinneren en daarvan tegenover de wereld getuigenis geven, dat de arbeidersklasse nog zoo zwak is, dat zij lijdelijk moet aanzien dat een groot deel van de vruchten van haar 'arbeid wordt aangewend om een kleine, maar machtige klasse van bezitters een weeldeng even te schenken, Wij wenschen geen maatschappij te bestendigen, waarin de een z’n heele leven moet sloven en tobben, terwijl de ander z’n tijd verlummelt met niet anders dan anderen voor eigen weeldeleven te exploiteeren. Wij wenschen niet te erkennen dat deze wantoestand zoo behoort te zijn, doch integendeel willen wij ons leven dienstbaar maken aan den strijd om de arbeidersklasse uit de nacht van het heden te voeren naar het licht van den nieuwen dag. Als wij heden bukken, doen wij dat omdat de noodzaak ons dwingt, omdat onze klasse nog lang niet genaderd is tot het geestelijk peil dat bereikt moet worden om zelf de macht in handen te nemen. Ons getuigenis op den i-Meidag geldt zeker de heerSchende klasse als waarschuwing en dreiging, maar meer nog en dat is voornamelijk het positieve geldt het onze eigen klassegenooten, die in plaats van ons te helpen, zich laten exploiteeren door hen, die hun natuurlijke tegenstanders zijn. Blijde en geestdriftig getuigende van wat

ons innerlijk beroert, moeten wij op den i-Meidag onze roepstem laten uitgaan tot de duizenden die hun plicht verzaken en meehelpen een maatschappij in stand te houden, waarin veel goeds en schoons wordt vertrapt. De moderne arbeidersbeweging wil er op 1 Mei inde allereerste plaats van getuigen, dat zij strijdt tegen de wereldorde van het heden, dat zij een samenleving wil waarin kunst, wetenschap en cultuur zullen heerschen en niet de geldzak van den bezitter, En daarnaast willen wij demonstreeren voor eischen wier inlossing wij behoeven om dat grootere en verder .verwijderd liggende te bereiken, * ... . Dok nu nog willen wij onze bondsmakkers °Pwfkken om aan onze Meiviering vaa 1929 deel te nemen. Laten duizenden een overwinning op zichzelf bevechten en zich a.s. Woensdag opmaken om in massa deel te nemen aan demonstraties en bijeenkomsten, Onze te voorJga p. j. Troelstra 1 ui J verhaalt ons op de bladzijden 257—260 van zijn levensboek „Wording” hoe hij op het eerste i-Meifeest, dat te&Leeuwarden in 1890 werd gehouden, aanwezig was. Hij . b , J “““E T' t*?0* torfen Su P dlenhhl,l later A/i„,sr „ u • i , Maar nier bn ereleden heid van dat eerste Meifeest, werd hij door de socialistische gedacllte eerst recht gegrepen, ° Uo( nJ° ?■ v .. , ... • *l* "a afloöP dle,r mee ,nS dat h,J ° ° Va r’ . a Leeuwarden een voorname posuie bekleedde. Ln na atloop van het heftige onderhoud tusschen vader en zoon heeft de laatste deze kernachtige en merkwaardige woorden gesproken i b „Denk niet, dat ik die zaak ooit ontrouw Zal worden.” „Ik moet; het is mijn roeping.” Zoo is voor een die verder z’n geheele leven aan de zaak onzer klasse heeft gewijd, juist de i-Meidag aanleiding geworden voor wat verder z’n leven zou beheerschen. Laat ook de komende i-Meidag voor velen onzer aanleiding worden om in en met de beweging een roeping voor het leven te vinden. Wij zijn vervuld van onze idealen, maar helaas sluimert dat idealisme wel eens bij ons. Dat het de komende Meidag hoog oplaaie bij ons, opdat wij ons arbeidersfeest vieren inde hooge stemming, welke dien dag moet kenmerken. Dan vrienden, bezield door nieuwe geestelijke wedergeboorte, zullen wij ons zelf bereid en in staat vinden voor d6 vervulling van onzen plicht. Want . . . heden is opstandigheid! Voor U, voor ons allen, voor onze mooie kerngezonde moderne arbeidersbeweging, Alleen de opstandigheid tegen hemeltergend onrecht kan ons de kracht geven om te worden tot sloopers van het heden, tot bouwers van den nieuwen tijd.

even hartstochtelijk zullen zijn, wagen wij voorshands te betwijfelen. Op welke wijze wordt deze kapitale som verwerkt ? Ook op deze vraag geeft het verslag een duidelijk antwoord. Eerstens werd een hypothecaire obligatieleening, groot ƒ 320.000, afgelost. Voorts werd van de obligatie-leening, welke was aangegaan om ~De Nieuwe Waterweg” te koopen, f 500.000 afgelost. De tevredenheid der directie over de mogelijkheid om hiertoe over te gaan, blijkt uit de volgende passage : „Dank zij de resultaten, mede door het bezit van de werf ~De Nieuwe Waterweg” verkregen, is het ons mogelijk in vier jaar de voor den koop van deze werf uitgegeven f 2.000.000 6 pCt. obligaties af te lossen.” Dat gaat dus nogal. De nieuwe uitbreiding van het tuindorp Heijplaat werd geheel afgeschreven. Ook door het bedrag van f 490.000, dat het vorige jaar nog op de balans voorkwam, kon een streep worden gehaald. De terreinen, die in 1927 nog voor f 520.000 op de balans prijkten, staan thans voor f 1 genoteerd. Na deze wijzigingen staat de geheele R.D.M. met het tuindorp Heijplaat incluis voor f 7 op de balans, terwijl de aanschaffingskosten toch zeker 16 k 17 millioen hebben bedragen. Wij gelooven met de directie, dat na deze aanzienlijke afschrijvingen ~de toekomst met gerustheid kan worden tegemoet gegaan.” Na een afschrijving van f 2.104.294.71 blijft er ten slotte nog een aardig bedrag, n.i. f 1.033.333.32, te verdeden. Waarschijnlijk zal ook dit jaar niet het geheele bedrag worden bestemd voor dividend of tantièmes. In 1927 en 1928 werd telkens van de winst van het vorige jaar een bedrag van f 115.000 toegevoegd aan de buitenge-

wone reserve, waarover wij straks nog een enkel woord zullen zeggen. Voorgesleld wordt thans om aan de aandeelhouders 12 pCt. dividend te verstrekken en een bedrag van f 467 aan houders van oprichtersbewijzen, voor elk bewijs dat zij bezitten. Hiervoor is een bedrag van f 873.333.32 noodig. Bij nadere becijfering blijkt dus, dat in werkelijkheid ongeveer pCt. dividend betaald wordt over het in de onderneming gestoken kapitaal. Het restant, een bedrag van f 160.000, komt dan ter beschikking van de Algemeene Vergadering, die hiervan in vorige jaren f 45.000 aan de directie toekende. Als wij nu nog een enkel woord willen zeggen over de buitengewone reserve, is het naar aanleiding van het voorste! der directie om een bedrag van f 200.000 hieraan te onttrekken en dit te schenken aan de Vereeniging tot Behartiging van de Belangen van het Personeel der N.V. de Rotterdamsche Droogdok Mij. Deze vereeniging, die naar wij meenen in 1927 is opgericht nadat de directie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der onderneming een bedrag van f 250.000 beschikbaar had gesteld, dat ais grondslag kon dienen voor een fonds voor ouderdoms- en invaliditeitspensioen, ziet hierdoor haar kapitaal weer belangrijk uitgebreid. Als gevolg hiervan kan zij hare bemoeiingen, waarvan wij tot heden evenwel nog zeer weinig hoorden, in beteekenende mate uitbreiden. Wij hopen dat zij het levenspad van vele ouden en gebrekkigen inde toekomst mag verlichten. Deze hoop zal evenwel onzen ijver voor de tot standkoming van een behoorlijk staatspensioen niet doen verflauwen, omdat, welke te waardeeren stappen door den individueelen werkgever ook worden gedaan, een .afdoende regeling

slechts door den Staat kan worden getroffen, d.w.z. afdoende in dezen zin, dat alle arbeiders worden geholpen. Het feit evenwel dar de R.D.M., de onderneming, die voorheen in onze rijen nu niet bepaald als „arbeiterfreundlich” werd beschouwd, dit offer van f 200.000 op het altaar van den nieuwen tijd wil plengen, bewijst in elk geval, dat in steeds breeder kringen erkend wordt, dat de arbeider een recht op bestaan heeft, ook nadat hij zijn arbeidskracht verloren heeft. Als wij nu ten slotte nog even aandacht schenken aan het geweldige bedrag dat ook dit jaar weer is buit gemaakt door den arbeid vaneen drie- tot vierduizend werkkrachten, dan moeten wij tot de slotsom komen dat onze taak als organisatie nog lang niet volbracht is. Het kapitalisme, dat zich ten doel stelt om den arbeider minder levens- en genotmiddelen te geven dan waarop hij krachtens zijn arbeid recht heeft, verloor nog niets van zijn oorspronkelijk karakter. Wij bedoelen hiermede niet te zeggen dat er niets ten gunste veranderd is, niets zou minder waar zijn. Doch het produceeren om winst is gebleven en het produceeren zal worden beëindigd zoodra de winst niet meer in het verschiet ligt. Versterking van de organisatie en strijd voor de verbetering der arbeidsvoorwaarden blijft noodig ten einde de verhouding tnsschen arbeidsloon en ondernemerswinst steeds verder ten gunste der arbeidende' klasse te wijzigen. Niet te genezen. (v. Sp.) Op 1 April verloor of stuurt...,- de lezer moet het na lezing van dit stukje zelf maar invullen, maar op dien datum was er te Amsterdam een congres vaneen alle-; gaartje van menschen, dat van politieken, en parlementairen arbeid niets wil weten.' Op dit congres werd een motie aangenomen waarvan de slotinhoud al zoo dikwijls is gehoord, doch dien wij in verband met ons betoog even noodig hebben. „Van oordeel, dat het meedoen aan parlementairen arbeid, evenals het aan-- vaarden van de staatsgedachten vernietigend w'erken op de vrijmaking van hetproletariaat; spreekt als zijn meening uit, dat het dé plicht is van het proletariaat allen parlementairen arbeid af te wijzen en dat alleen door het aanvaarden van de revoiutionnaire zelfwerkzaamheid van de arbeidersklasse het kapitalisme te bestrijden is.” Toen de vakbeweging, die heel wat jareri onder deze groote woorden en holle frazen geleden had, practisch gesproken geen vat op de massa kon krijgen, waren het in Nederland de menschen welke wel heil in parlementairen arbeid zagen, die aan den bouw van onze solide moderne arbeidersbeweging begonnen. Zij stelden zich daarbij op het standpunt,; dat met negatieven arbeid niets te bereiken was. Zij wenschten positieven en opbouwendem arbeid en wij mogen veilig vaststellen, dat zij geslaagd zijn. Doordat door hun arbeid aan. de massa een stuk beter leven geboden kon worden, is het vertrouwen gewonnen en zijn wij een beweging geworden, die nader in staat zal blijken nog grootexe, resultaten te bereiken. Maar het deel inde arbeidersbeweging dat niet mee kon met den nieuwen tijd, sleept zich nog altijd onder allerlei namen; als een ontzield wezen naast ons voort. Na inde nieuwe creatie van het N. S. V. (Ned. Synd. Vakverbond) zich aandienende als de eigenlijke en werkelijke verlossers van het proletariaat. En, nu kortten wij aan het komische gedeelte. Dit lichaam treedt nu als opperanti-parlementair schoolmeester op over de bovenbedoelde congressisten. De wegwijzers van het proletariaat, zoo luidt de verkorte inhoud van dat betoog, weten er niets van. De werkelijke wegwijzers dat zijn wij, zoo stamelt het. Het velt daarbij echter zoo’n fel vonnis over zich zelf, dat wij dit in z’n geheel onzen lezers willen voorzetten. „En omdat dit congres hoofdzakelijk negatief was, kon het ook geen demonstratieve beteekenis hebben voor de arbeiders in dit land, om hen tegen verkiezing en parlement te Waarschuwen. Want dit moest men toch door het verloop, en verloopen, der anti-parlementaire beweging van meer dan een kwart eeuw geleerd hebben, dat het voor de vruchtbare bestrijding van de politieke partij en den parlementairen weg niet voldoende is, de ondoelmatigheid en het gevaar daarvan te propageeren. Wij staan voor het feit, dat zelfs het fiasko van deze middelen, waar ze tot de overwinning, n.l. de staatsmacht, hebben geleid, niet tot een versterking van