41ste JAARGANG No. 38 ZATERDAG 22 SEPTEMBER 1954 OPLAAG 44.300

lALCEWEEWE NEDERL&MPSCHE NETAALBEWERKERSBOWD | Bij vooruitbetaling per jaar ƒ1.50 ■ HPMONVI A AKI O/. AMCTCDHAM T H Gewone advertentiën per regel ƒ0.30 Voor Buitenland verhoogd met porto H D1-1 lv-/l ö B Afdeelingsadvertentiën „ „ „0.20 ■ ■ Losse nummers „0.03 Ha IFI FFOON, 26 iAS QOQjQ B Aanvragen voor personeel ... „ „0.20 ■

iVóór socialisme en democratie. De vier groote demonstraties van onze moderne arbeidersbeweging op Zondag 16 September j.l. behooren alweer tot de verleden tijd. Jammer genoeg kan een mensch maar op één plaats tegelijk zijn, zoodat wij wat persoonlijke waarneming en bekomen indrukken betreft, slechts over de Amsterdamsche demonstratie kunnen oordeelen. Ten opzichte van de drie andere plaatsen waar onze menschen tezamen stroomden, moeten wij ons tevreden stellen met het lezen der verslagen. Alles tezamen genomen mogen wij concludeeren, dat onze beweging j.l. Zondag een goede dag heeft gehad. In afgeronde getallen leverden Amsterdam en Groningen ieder 25.000, Rotterdam 33.500 en Arnhem 27.000 betoogers op, of rond 110.000 in totaal. Nog immer staat het zóó, dat geen enkele beweging in ons land in staat is op regelmatig terugkeerende tijden zóóveel menschen voor één doel bijeen te brengen. In Amsterdam constateerden wij een uitstekende stemming, zoowel op het meetingterrein als inde demonstratie, die zich als een lange keten door de straten van, de hoofdstad bewoog. En alles verliep uit-, stekend en inde beste orde. Communisten, die af en toe poogden onze demonstratie voor hun doeleinden te misbruiken, kwamen al spoedig tot de ervaring, dat zij op ’t verkeerde paard gewed hadden. Met betrekking tot de opstelling en indeeling van de stoet moet ons van het hart, dat wij slechts matig ingenomen zijn met de maatregel waarbij de deelnemende organisaties niet meer te herkennen zijn. Onze Amsterdamsche leden b.v. zullen tevergeefs uitgezien hebben naar het verzamelpunt waar zij hun bekenden konden ontmoeten. Het Amsterdamsche gedeelte was één lange sliert van menschen, zonder eenige onderbreking. Marcheerende van Ijsclub terrein tot in de nabijheid van het Rokin, was het eerst op laatstgenoemde punt dat wij iets van vlaggen te zien en van muziek te hooren kregen. Voorheen kon men waarnemen of eigen leden goed of slecht waren opgekomen en de besturen hadden ook een beter overzicht op elementen die er niet bij hoorden. Afgezien van deze opmerkingen, hebben wij niets dan lof voor de uitstekende organisatie die ditmaal, als wij ons niet vergissen, meer dan anders gelegd was in jongere handen. De afzonderlijke jeugddemonstratie van Zaterdagavond, die zich met ontstoken fakkels als een groote vurige slang door Amsterdam bewoog, was een levend getuigenis van de ernst waarmede de jongelieden onzer beweging uiting gaven aan hun idealen. Maar ’t ligt geenszins in onze bedoeling nog achteraf een verslag te geven. Wij komen tot het allervoornaamste punt: de leuzen waaronder wij Zondag j.l. zijn opgetrokken; „voor democratie en socialisme”. Wij leven ineen tijd van sterk oplevend nationalisme, zooals ons land er meer gekend heeft, o.a. in 1813 en daarna. Zulke tijden kenmerken zich steeds dooreen brutaler optreden van hen die de macht in

handen hebben. Dan voelen zij zich sterk, dan durven zij tot dwangmaatregelen over te gaan die zij onder meer normale omstandigheden achterwege zouden hebben gelaten. En tevens weten zij zich dan meer 'schrap te zetten tegenover de verlangens van het volk. Zoo is het ook nu. Oplevend nationalisme = sterk gezag = grootere ontbering voor de massa. Aan het afgetreden ministerie-Ruys wordt door de bourgeoisie slapheid van bewind verweten, terwijl het tegenwoordige ministerie-Colijn hoog geprezen wordt wegens zijn durf en vastheid. Maar men vergeet, dat niet de ministeries de tijdsomstandigheden, doch de tijdsomstandigheden de ministeries vormen. Colijn kwam pas aan de beurt toen de tijden veranderd waren. Wij gelooven nog altijd dat onze huidige regeering en zeker de meeste leden daarvan, ijverige voorstanders zijn van behoud

der democratie. Maar ontegenzeggelijk staat deze regeering onder sterke invloed van alles wat reactionnair is. Met andere woorden: de regeering volgt een politiek waarbij zij meerde reactionnairen dan de democraten naar de oogen ziet. Dat dit zoo is, blijkt uit alle maatregelen die deze regeering gedurende de tijd van haar bewind getroffen heeft. Waar Ruys onder andere verhoudingen schuchtere pogingen deed om te bezuinigen, zien wij nu onder gewijzigde omstandigheden, Colijn met grooter driestheid optreden. Naast de wil is er nu ook de weg tot bezuiniging. Het is daarom de taak der arbeidersbeweging de regeering en al wat reactionnair is en wil, te toonen, dat de massa van het volk de democratische rechten niet wil prijsgeven, maar ongeschonden wenscht te behouden. Daartoe hadden de leidende instanties van onze beweging j.l. Zondag de massa opgeroepen en daartoe is die massa, ondanks de slechte tijdsomstandigheden, gekomen. * * « Van de burgelijke regeering mogen wij eischen, dat zij de democratie onverkort zal handhaven, dat zij alles zal doen om haar te beschermen tegen elke aanval. Met onze demonstratie voor behoud der democratie doen wij tevens een beroep op het geweten van allen die zeggen dat zij democraat zijn. Wat voor de eisch der democratie geldt, is echter niet van toepassing op de leuze: vóór socialisme. Het socialisme behoeft geen bescherming; het is er niet. Men kan het niet geven, men kan het niet maken. Socialisme kan slechts groeien door revolutionneering van de geest, door gewijzigde economische structuur. Bij onze leuze „vóór socialisme” doen wij

een beroep op de massa die onder het kapilistische stelsel gebukt gaat. Van burgerlijke zijde kon men de laatste tijd ervaren, dat zij het socialisme voor dood verklaart. Er is niets van aan. De afschuw jegens het kapitalisme is groeiende, het volk gaat als bij intuïtie voelen dat het maatschappelijk stelsel der bourgeoisie tot volslagen faillissement moet leiden. Hitler en de zijnen konden slechts slagen door de leugen waarmede zij het socialisme aan het nationale verbonden. Dat het Duitsche volk daarmee ineen val liep, is geenszins met deze opvatting in strijd. Bij ons als in vele andere landen is het verlangen naar een maatschappijvorm, waarin het belang van de enkeling moet wijken voor dat van allen, groeiende. Zoo wij er niet in slagen allen, die voor het socialisme gevoelen, onder één vaan te verzamelen, zoo zal ons werken en propageeren toch tot resultaat hebben, dat ook in andere kringen de socialistische gedachte zal baanbreken. * * * „Vóór socialisme en democratie”, onze leuze van 16 September 1934, is niet aan de avond van die dag, evenals de gebruikte vlaggen en banieren, opgerold om ergens in een verloren hoekje tijdelijk te worden opgeborgen. Klaar en duidelijk drage men die leuze uit, elk uur, elke dag en men getuige er van waar dit te pas komt. Vóór het socialisme en vóór de democratie treden wij in het strijdperk, ook in onze dagelijksche arbeid voor versterking van onze Bond. Vóór socialisme en democratie zijn wij vurige ijveraars, óók als wij in het komende najaars- en wintergetij als plichtsgetrouwe bondsleden van huis tot huis zullen trekken om de ongeorganiseerden op te zoeken en vooral ook de jongeren onder hen tot lid te maken. Goede, trouwe werkers voor de Bond zijn familieleden van dat eene groote gezin: de moderne arbeidersbeweging. En zij zijn verdedigers van de democratie en wegbereiders voor het socialisme. Moge deze woorden verstaan worden als de bondsleiding u roept voor een intensieve winterpropaganda. Communistische volksverlakkerij. „De Tribune” van 12 Sept, j.l. bevat een soort van overzicht naar aanleiding van het 13e congres van onze Internationale Metaalbewerkers Bond, dat op 26 en 27 Augustus j.l. te Londen gehouden is. Daarin lezen wij 0.m.; „Alleen een delegatie van het Internationale Comité van Metaalarbeiders en de hierbij aangesloten roode Metaalbewerkersbonden (Vereenigde Staten, Frankrijk, Duitschland, Spanje, Italië, Sovjet-Rusland, enz.) bracht de wil van de metaalarbeiders naar voren. De delegatie verscheen op het congres en overhandigde een aanbod voor de eenheid van actie in de strijd tegen loonroof en voor loonsverhooging, voor de 40-urige werkweek met vol loon, tegen de oorlogsuitrusting en het fascisme – als eerste stap naar de vorming vaneen eensgezinde Metaalarbeiders Internationale.” Verder volgt dan de mededeeling dat dit aanbod werd onderstreept door het succes dat onlangs in Madrid zou zijn bereikt. Ten slotte wordt medegedeeld dat de reformistische leiders van het congres iedere stellingname van het congres ten opzichte van het aanbod van het Metaalarbeiders – comité verhinderden.

OFFICIEELE MEDEDEELINGEN Over de week van 24 tot en met 29 September 1934 wordt het contributiezegel op de 39ste week in het bondsboekje geplakt. De lezers van „De Tribune” wordt hier dus medegedeeld, dat er op ons congres te Londen een vreemde eend inde bijt zou zijn geweest, met name een delegatie van één of ander communistisch comité. Het is alles glashard gelogen. 1 Gedurende de beide dagen, waarop wij van het begin tot het einde aanwezig waren, hebben wij er geen andere personen gezien dan die, welke door de bij onze Internationale Bond aangesloten organisatie waren afgevaardigd en die wij allemaal zoo niet persoonlijk, dan toch van aanzien kennen. De redactie van „De Tribune” is er ingevlogen en heeft op gezag van de hemel weet wie, haar lezers wat op de mouw gespeld. De waarheid is dat tijdens het congres een paar Fransch sprekende lieden zich bij de Engelsche organisatie hebben aangemeld met de vraag of zij op het congres toegelaten konden worden. Toen hun duidelijk gemaakt was, dat dit niet ging, lieten zij een brief achter bestemd voor de congresleiding. De Engelsche delegatie heeft die brief aan Konrad lig overhandigd, die er mededeeling van deed. Er is met geen woord over deze brief verder gesproken: „Aangenomen voor kennisgeving”, noemt men zoo iets. Ziedaar, alles! ’t Zooveelste staaltje van communistische humbug en dikdoenerij. Maarde stakkers die „De Tribune” lezen, zullen ’t verhaal toch wel gelooven, omdat ze ’t verleerd hebben rijp en groen te onderscheiden.

Het verloop van zaken betreffende de onderhandelingen over vernieuwing van het contract voor de verwarmingsindustrie, is buitengewoon onbevredigend. De uitspraak van de leden, eerst per referendum, daarna nog eens in ledenvergaderingen gevraagd, heeft uitgewezen dat men voor behoud van het contract tot geen enkele concessie bereid was. Zoo zijn wij ineen contractloos tijdperk aangeland en leven in vrij sterke onzekerheid. Aan de werkgeversbond is uiteindelijk een brief van de volgende inhoud, namens de drie samenwerkende organisatie gezonden: Amsterdam, 13 September 1934. Aan den Bond van Werkgevers inde Verwarmingsindustrie, Prinsengracht 460, Amsterdam-C.; Na het onderhoud, dat wij op Vrijdag 13 Juli 1.1.- met Uw bestuur hadden, zijn door ons nieuwe pogingen gedaan om onze leden op een tusschenvoorstel aanvaarding vaneen C.A.O, met looncijfers die 5 pet. beneden de oude cijfers lagen —> te vereenigen. Wij zijn daar tot ons leedwezen niet in geslaagd en volstaan dus met ü hiervan kennis te geven. Het zou intusschen nuttig kunnen zijnde nu ontstane situatie nog eens gezamenlijk onder oogen te zien en daarom verklaren wij ons bij voorbaat bereid aan een dergelijke uitnoodiging Uwerzijds gevolg te geven. Uw antwoord dienaangaande tegemoet ziende, teekent hoogachtend, voor den Alg. Ned. Metaalbew. Bond, den Ned. R.K. Metaalbew. Bond en den Chr. Metaalbew. Bond in Nederig (w.g.). G. v- d. HOUVEN, secretaris.;