Tussen neus en lippen Waar komen zij vandaan? Er zijn heel wat vreemdelingen in onze taal. Dikwijls hebben we er niet eens erg in, dat we met vreemdelingen te maken hebben. En wanneer we ze wel als vreemdelingen herkennen, is het niet altijd gemakkelijk om antwoord te geven op de vraag; „Waar komen zij vandaan?” Van enkele vreemde woorden in onze taal zullen wij regelmatig proberen het doopceel te lichten . Lynchen. Men weet, dat lynchen de barbaarse manier van terechtstellen is, die een opgezweepte blanke bevolking inde Verenigde Staten negers doet ondergaan, door ze zonder vorm van proces op te hangen. De peetvader van het afschuwelijke woord is Charles Lynch, een planter uit de Amerikaanse staat Virginia. In revolutionnaire dagen nam hij het initiatief om landlopers en misdadigers in die staat finaal uitte roeien. Daartoe werden ze zonder vorm van proces voor een provisorische rechtbank gebracht, die ze de grens over joeg of zonder omslag ophing. Men sprak in dat verband van de Lynch-wet. Pas later heeft het woord lynchen de afschuwelijke betekenis gekregen, die het thans heeft. Slaaf. Wij kennen dit woord inde betekenis van bewoner vaneen Slavisch land en in die van een aan zijn meester met lichaam en ziel overgeleverd mens. In wezen is dit hetzelfde woord. Oorspronkelijk had het een geheel tegengestelde betekenis. De Slavi waren vroeger een machtige stam, die aan de oevers van de Dnjepr verblijf hielden. Zij werden Slav genoemd en dat woord betekende „voornaam”. De stam werd echter door de jaren hoe langer hoe zwakker en ten slotte voerden de Romeinen zoveel leden van de stam als gevangenen naar Rome, dat de naam Slaaf daar algemeen gebruikt werd voor iedereen, die als dienaar het eigendom was vaneen bepaalden heer. Zo werden aristocraten tot slaven. Silhouet. Wanneer wij spreken vaneen silhouet, bedoelen we een schaduwbeeld of slechts de omtrek vaneen figuur. Men kan b.v. iémands silhouet op het gordijn zien, ’s avonds als de lamp brandt. Silhouetten ziet men ook op kermissen of tentoonstellingen knippen uit zwart papier. Er is zelfs een tijd geweest, inde vorige eeuw, dat silhouetten inde mode waren, zoals nu foto’s. Zij zijn genoemd naar den graaf Etienne de Silhouette, die in 1759 in Frankrijk controleur van de financiën was. Hij was de ontwerper van zeer onpopulaire hervormingen om de openbare uitgaven naar beneden te brengen. Toen in dezelfde tijd, ter vervanging van de zeer dure, geschilderde portretten afbeeldingen verschenen, die enkel uit een omtrek bestonden en veel minder kostten, noemde men ze bij wijze van spot silhouetten. Fiasco. Wat een fiasco is weten we allemaal. ledereen op zijn beurt heeft wel eens fiasco gemaakt, als zijn pogen met een tegengestelde uitslag bekroond werd. Fiasco is het Italiaanse woord voor fles en men kan dus de vraag stellen, hoe het komt, dat een gewone fles en tegenslag of mislukking door hetzelfde woord worden aangeduid. Toch is de verklaring niet moeilijk. Wanneer de Venetiaanse glasblazers, die beroemd waren door hun prachtige producten, bezig waren met blazen en ze ontdekten inde peer, die zij bliezen een blaasje, dan maakten zij er een gewone fles van, een fiasco. Voor hen was dus een fiasco het teken van een niet gelukt werkstuk. Boycott. Dit is een woord, waarvan de betekenis inde arbeidersbeweging even bekend is als uitsluiting en staking. Het woord is genoemd naar een lersen kapitein, die Boycott heette. Deze man voerde zo’n verschikkelijk regime onder de pachters van den landheer, wiens belangen hij verzorgde, dat deze besloten met den man niets meer te doen te willen hebben in welke vorm ook. Het was dus een soort buiten de gemeenschap stellen. De lerse Landbond gebruikte daarna hetzelfde middel tegenover andere vijanden en het woord „Boycotten” ging als een lopend vuurtje door geheel lerland. Als er tegenwoordig over boycotten gesproken wordt, denkt vermoedelijk niemand meer aan kapitein Boycott, op wien deze maatregel voor het eerst werd toegepast.

Spek op brood Wij zouden ons in het algemeen niet graag tot tolk maken van hetgeen dominee Kersten inde Tweede Kamer ten beste geeft. Maar hij heeft enige jaren geleden een wanhoopskreet geslaakt, die wij hier bewust herhalen: eet meer spek! Het is dikwijls heel moeilijk om iets te vinden voor belegging van de boterham, dat niet te duur is. Je kunt de kostwinners toch niet altijd met ongemeubelde boterhammen wegsturen. Maar spek, gewoon vet spek, dat als men ’t vers koopt, niet duur is, kan ons hier goede diensten bewijzen.

Een stukje vers vet spek wordt gedurende een dag of drie goed in ’t zout gezet. Niet overdrijven wat de hoeveelheid zout betreft, anders is het niet te eten! Na drie dagen wordt het overtollige zout er af geveegd en steekt men in het stukje spek (bijv. twee pond) flink wat kruidnagels. Die laten zich er gemakkelijk inprikken. Het aldus versierde stukje spek wordt ineen pannetje met heel weinig water op een laag pitje langzaam gaar gekookt. Als het gaar is laten de kruidnagelen zich er gemakkelijk uitnemen. Het koude spek is op de boterham gesneden een lekkernij. Het vet, dat op het kookwater stolt, is zeer geschikt om aardappelen of vlees in te bakken.

Tegen de rook Aan de nare gewoonte van mannen om een kamer helemaal blauw te dampen, schijnt niet veel te doen te zijn. Maar als ze eenmaal hun hielen gelicht hebben, is er een probaat middel om de rook en de stank kwijt te raken. Een kom of bak met water, op tafel gezet in een kamer, waar zwaar gerookt is, verricht wonderen. Het water neemt alle rook op en daarmede ook de onaangename lucht, die je ’s morgens ruikt ineen kamer, waar de vorige avond sterk gerookt is. Vooral inde winter is het bezwaarlijk om de ramen tegen elkaar open te gooien en dan brengt een kom met water, niet te klein, of desnoods meer dan een, uitkomst. Het is een eenvoudig middel en het helpt uitstekend.

Voor de

De mol en de reus In Afrika leefde diep onder de aarde een grote reus, die er vreemde manieren op na hield. Om te beginnen was hij altijd aan het slapen en eten had hij niet nodig. Maar als hij wakker werd en dat gebeurde op zijn hoogst een paar keer in het jaar, dan had hij een sterk verlangen om op zijn andere zij te gaan liggen. Hij rekte zich daarbij es goed uit en gromde er geweldig bij. Zoveel kabaal maakte hij in zijn eentje onder de grond, dat de aardkorst begon te schudden en te beven. Wanneer de reus zo te keer ging en de dieren zagen de aarde splijten, bomen omvallen en rotsen scheuren, zodat velen van hen omkwamen, dan zeiden ze tegen elkander: „Als niemand de reus doodt, zullen er telkens van die nare aardbevingen komen.”

Ten slotte riep koning Nobel, de leeuw, alle dieren ineen grote vergadering bijeen. Toen allen plaats hadden genomen, zei de koning: „Opnieuw zijn duizenden onderdanen van ons dierenrijk gestorven door toedoen van den reus, die onder de aarde woont en deze doet schudden en kraken als hij zich omdraait. Dat kan zo niet langer voortduren. lemand moet afdalen in de diepte van de aarde en den reus doden. Dan zijn we voor goed van de aardbevingen af.” Er ging een siddering van ontzetting door de vergaderde dieren. Niemand scheen de moed te bezitten om de gevaarlijke onderneming te beginnen. Toen stond de mol op, een klein, onaanzienlijk dier ineen fluwelen jasje. Hij was niet bang en bood zich aan om de moeilijke tocht te ondernemen. Allen waren verheugd, dat de mol de taak om de reus te doden op zich wilde nemen. De eekhoorn gaf hem een spitse dolk, gemaakt van een harde doorn en het konijn groef een gat in de grond, waar de mol zijn tocht kon beginnen. Koning Nobel sprak hem toe en daarna namen allen met een vervaarlijk gejuich afscheid van hem. Terwijl de olifant op zijn trompet blies, dook de mol in het gat, dat het konijn gegraven had en was spoedig geheel verdwenen. Hij drong hoe langer hoe verder door in het binnenste der aarde, tot dat hij eindelijk op de plek kwam, waar de reus lag te slapen. De mol rende voorwaarts met het doel zijn dolk ineen der ogen van het monster te steken. Maar in zijn haast struikelde hij over de kin van den reus, die wakker werd en met één beweging van zijn grote hoofd de mol op zij gooide. Daarna wierp hij uit kwaadheid zoveel aarde om zich heen, dat de mol erdoor verblindde. En ofschoon de mol de ene dag na de andere en week na week en maand na maand en jaar na jaar gangen groef door de aarde, hij kon, ongeveer blind als hij was, de terugweg niet meer vinden. Maar niet alleen h ij kon de weg naar het daglicht niet meer vinden, maar ook zijn kinderen, zijn kleinkinderen, zijn achter-kleinkinderen, zijn achter-achter-kleinkinderen, enz. Dat is nu de reden, dat de mol nog steeds in de aarde rondwroet en er in het donker zijn gangen graaft.

De mol rende voorwaarts.