Brieven van vrouwen Beste Fie, Overdrijf je niet een beetje met je pleidooi Voor vrouwen in besturen? Principieel heb je natuurlijk gelijk, maar in het praktische leven moeten we inde eerste plaats praktische mensen zijn en niet teleurgesteld zijn, wanneer de werkelijkheid anders is dan onze dromen. Stel nu eens, dat er in het bestuur van zo’n Arbeiderssportbond ook een paar vrouwen zaten. Het zouden natuurlijk geen meisjes moeten zijn, die in het organisatieleven van toeten noch blazen weten, maar verstandige vrouwen, met wat ervaring. Er zijn natuurlijk wel ongetrouwde vrouwen ook, die je om een boodschap kunt sturen, maar ik zou in zo’n geval de voorkeur geven aan getrouwde vrouwen, liefst met een paar kinderen. Sn nu de praktijk. Zo’n vrouw zou voor iedere bestuursvergadering ’s avonds van huis moeten en laat inde nacht thuis komen. Of pas de volgende dag. En nu weet je wel, dat ik niet vind, dat moeder de vrouw ’s avonds altijd thuis moet blijven om kousen te stoppen, maar zo’n bestuursbaantje is toch eigenlijk geschikter voor een man, die van natuur nu eenmaal wat uithuiziger is dan een vrouw en die bovendien in de meeste gevallen thuis ook gemakkelijker gemist kan worden dan een vrouw. Voor wat de plaats van de vrouw in coöperatiebesturen betreft, zou ik je er op willen wijzen, dat tegenwoordig bestuurders van coöperaties, Wil hun onderneming op peil blijven, aardig wat moeten weten van warenkennis, van handel en van boekhouden. Vrouwen blijven gewoonlijk Ver van dat terrein en al kunnen ze aangaande bepaalde dingen ook uitstékende voorlichting geven, van het commerciële (wat een deftig Woord, hé?) weten ze door de bank weinig af. Weet je wat ik wel vind? Dat in iedere coöperatie een coöperatieve vrouwenclub moest zijn en

dat het bestuur van die club door het bestuur als een soort adviescommissie werd beschouwd, die vooral geraadpleegd werd in die zaken, waarvan vrouwen verstand hebben. Nee, Fie, wij vrouwen moeten inde allereerste plaats voorzichtig zijn met generaliseren. Het klinkt zo mooi, gelijkberechtigdheid maar inde praktijk is er niet altijd de hand aan te houden. Ik weet daarvan een typisch voorbeeld. Een kennisje van ons moest en zou met alle geweld journaliste worden. Ze kan aardig een verhaaltje schrijven en was erg bij de hand en ze meende, dat dit wel voldoende was. Zij ging eerst naar een provinciehoofdplaats en daar werkte ze aan de patronenrubriek en aan de „Raad voor Huisvrouwen”. Af en toe mocht ze ook wel eens naar de bioscoop of naar den politierechter. Maar er op uittrekken als haar mannelijke collega’s, daar kwam niets van. En omdat ze dat met alle geweld wilde, omdat ze, als gelijkberechtigde, niet wilde achterstaan bij een man, solliciteerde ze net zo lang, tot ze aan een krant kwam, waar niemand er rekening mee hield, dat ze geen man was. Bij nacht en ontij moest ze er op uit. Naar branden, inbraken, moorden, spoorwegongelukken. Een man springt en klimt net zo lang, tot hij is, waar hij wezen wil. Een vrouw heeft last van haar kleren bij dergelijke avonturen. Maar niet alleen van haar kleren, ook van haar hart, van haar sentiment. Journalisten moeten dikwijls met beroepsonverschilligheid (al of niet voorgewend) de afgrijselijkste dingen aanzien. De meeste vrouwen kunnen daar niet tegen. En kennisje, dat zich op één lijn stelde met een man, moest het opgeven. Toen is ze maar getrouwd en ze schrijft nu aan een knus bureautje snoezige stukjes over mode in vroeger eeuwen. Zo zie je Fie, dat we niet te hoog van de toren moeten blazen. Hartelijke groeten, je ANS.

IJI[Uil3l ir&üt otutf en

Een nieuwe sport in Engeland Het is wonderlijk, dat zelfs een kinderspelletje of een kermisvermaak tot sport verheven kan worden, als er maar genoeg mensen zijn, die een kinderachtige bezigheid ernstig nemen. Wij hebben in onze jonge jaren allen wel eens op de een of andere manier naar een schijf gegooid. Het is typisch, dat zelfs de meest pacifistische mensèn er vermaak in kunnen vinden om op onschuldige manier naar een doelwit te mikken, hetzij met een balletje, met een ring, of wat dan ook. En op de kermis hebben de inrichtingen, die gelegenheid bieden om naar een doel te werpen, altijd een drukke klandizie. Het meten van de behendigheid van hand en oog in het algemeen afgeleid van het schijfschieten, zij het dan in eenvoudige en kinderlijke vorm is ook de aantrekkelijkheid ineen nieuwe Engelse sport, die grote verwantschap Vertoont met onze werpspelletjes, waarmee op een winteravond de jeugd zich inde huiskamer vermaakte. Sommige zullen zelfs een dergelijk spel wel eens gespeeld hebben. De Engelse noemen het „darts”, wat letterlijk vertaald niet anders betekent dan pijlen. Maar het zijn pijlen, die met een boog niets uitstaande hebben. Ze Worden geworpen naar een schijf, die op een bepaalde manier in ringen verdeeld is. Zo’n pijl is maar een klein instrumentje van circa anderhalve decimeter lang, aan het eind getooid met veertjes, waardoor de beoefenaars misschien aan Indianenverhalen herinnerd Worden, doch die in ieder geval het practische hut hebben, dat ze de pijl, als die eenmaal geworpen is, inde juiste richting houden. Aanhemend, dat het vermakelijk, of zelfs opwindend is voor primitieve naturen, om met pijltjes naar een schijf te gooien en met andere persoon te

kampen om het beste resultaat, kan men tegen zo’n simpel huisspelletje geen bezwaar maken. Het grappige is echter of het droevige dat hangt er maar vanaf op welk standpunt men zich plaatst dat dit huiskamerspelletje van kinderlijke oorsprong zich heeft ontwikkeld tot een werkelijke sport. Het begon toen op avondjes kampioenen van een straat of buurt elkaar ontmoeten en er berichten over inde kranten kwamen. Er werden darts-clubs gesticht, bonden gevormd, competities ingericht en thans is er geen plaats in Engeland, waar geen wedstrijden worden gespeeld? dikwijls onder publieke belangstelling. Personen, die de kinderleeftijd al lang gepasseerd zijn, reizen in ploegverband naar een andere plaats, worden daar gewichtig ontvangen en dan kan de strijd beginnen, die inde sportrubrieken van de Engelse bladen reeds lang zijn weerklank heeft gevonden. En men kan nu een beetje lachen om het feit, dat een huiskamertijdverdrijf in Engeland door volkomen ernstige mensen als een echte sport wordt aangezien en beoefend, maar men moet ook niet vergeten, dat men het eenvoudige werpspelletje geweldig ingewikkeld heeft gemaakt door wonderbaarlijke tellingen, die dikwijls in iedere bond weer anders zijn. En men breekt er zich onder de honderdduizenden beoefenaars van deze nieuwste wedstrijdsport ernstig het hoofd over, in welk costuum men „darts” behoort te spelen. Want het is wat gek, om het in een gewoon colbertje te doen, terwijl optreden in hemdsmouwen in Engeland weinig inde smaak valt. De oplossing is niet eenvoudig en men kan er van op aan, dat er inde Engelse kranten met evenveel hartstocht over dit probleem zal worden geschreven als over Chamberlains zachtmoedige politiek tegenover Italië.

Wolkenspel Ik ben nu al een poosje ziek, Ik lig al lang op bed. Maar, als ik naar het luchtruim kijk, Heb ik de grootste pret. Ik kijk soms uren naar omhoog, Zo'n schouwspel houdt je vast. Het lijkt er wel een dierentuin. Heel Artis is te gast. Ik zie een beer, een hert, een leeuw, Een aap, een koe, een pad. En plots zit op den beer zijn rug Een logge, grote kat. En, als ik heel aandachtig kijk, Heeft beer opeens geen neus. Het poesje zakt weer in elkaar, En ziet.... er staat, een reus. Hij houdt een knuppel, zwaar en dik, Heel stevig in zijn hand. En naast hem staan twee dwergjes, Zomaar uit dwergenland. Hij strekt z’n lange armen uit. En 'k denk: wat komt er nu? Een grote, zwarte wolk drijft aan..,., Maar ach. .. . het regent. ... hu. ... I B. OZNOWICZ—GOBETS Hoe oud? De moeder belde de dokter op. „Wilt u direct even aankomen? Een van mijn kinderen heeft een kwartje ingeslikt.” „Hoe oud is het?” „Negentienhonderdeenendertig!” was het antwoord. Veeleisend „Twee gebakken eieren, alstublieft”, zei de klant. „Maar geen seconde langer bakken, nadat het wit gestold is. Niet omkeren. Niet te veel boter. Een mespunt zout op ieder ei. Geen peper Waar wacht je nog op?” „De hen heet Betty”, zei de kellner. „Is dat in orde, meneer?” Liefdesgefluister Een dame vroeg ineen café den kellner aan den leider van het orkest te vragen, hoe het stuk heette, dat juist gespeeld werd. De kellner had nog enkele andere zaken af te wikkelen, zodat het enige minuten duurde, voordat hij terugkwam. De dame in kwestie had intussen de vraag reeds vergeten en sprong boos van haar stoel op, toen de kellner haar in het oor fluisterde; „Wat kan ik doen, om je gelukkig te maken?” Een nummer kleiner „Zeker, mevrouw, deze stoelen zijn nauwkeurig uitgevoerd inde stijl van Lodewijk den Vijftiende.” Mevrouw gaat ineen van de stoelen zitten en zegt dan: „Een beetje te hoog voor mij. Geeft u mij maar liever een stoel in stijl Lodewijk den Veertiende.”