Heeft hij gelijk of ongelijk?

(Vs.) Evenals vele andere landen wordt ons land nog altijd geplaagd dooreen vrij omvangrijke werkloosheid. Dit heeft tot gevolg, dat vele Personen, die met het lot der werklozen zijn begaan, of die deze werkloosheid een ramp voor andere bevolkingsgroepen vinden, zoeken naar Vegen, welke ons uit dit werkloosheidsmoeras Zouden kunnen leiden. Het is evenwel eigenaardig, dat het nog steeds niet gelukt is om voor de oplossing van het probleem der werkloosheid iets uitte denken, dat door allen of wel door de grote meerderheid als het universele middel wordt begroet. En doordat er zo veel verschil van mening over de oplossing van dit vraagstuk blijft, wordt er dan ook nog maar bitter weinig gedaan om tot definitieve likwidatie van de werkloosheid te geraken. Déze hiervoor omschreven gedachten vormden Zich nog eens bij ons, nadat wij een artikeltje hadden gelezen inde (Chr.) Metaalbewerker, dat door onzen collega Post was geschreven en Waarin hij een mening bestreed, die ineen der hummers van „Economisch-Statistische Berichten” ten beste was gegeven. Wij willen eens aandacht schenken aan deze öiening orn dan na te gaan of Post het gelijk dan zijn zijde heeft, als hij de mening neerschrijft, dat de redenering van den door ons bedoelden schrijver wel een redenering in het kwadraat is. Tussen haakjes zij opgemerkt, dat Wij eigenlijk niet goed weten wat een redenering in het kwadraat is. Wellicht mogen wij t.z.t. nog Wel eens van P. vernemen, wat daarmede precies wordt bedoeld. Vooraf ga evenwel deze opmerking. Bij de bestrijding van het genoemde artikel zegt P., dat de bestrijding van de werkloosheid wel erg belangrijk is, maar dat het hem allerminst onverschillig is, op welke wijze deze bestrijding Plaatsvindt. Volgens hem zou het onteigenen Van de grond en de productiemiddelen om te komen tot opheffing der werkloosheid niet als öiiddel aanvaard mogen worden, omdat dat in strijd zou zijn met de Schrift. Of om het met dezelfde woorden te zeggen, die P. gebruikt, .;omdat het in strijd is met de gedachten Gods, in zijn woord geopenbaard”. Wij geloven, dat het voor P. wel erg moeilijk Zou zijn, om dat met citaten duidelijk te maken. Hij houde in het oog, dat er inde loop der jaren kl zoveel in strijd met de Schrift is verklaard, dat later toch wel geoorloofd bleek te zijn. En bovendien is er nog altijd een vrij groot verschil Van mening over de vraag wat volgens de Bijbel op economisch gebied wel en niet toelaatbaar te achten is, dat ons hier de grootste voorzichtigheid geboden lijkt. Maar wellicht wil P. ons ineen der volgende nummers van zijn krant Ook daarover nog nader inlichten. We komen dan nu tot het door P. bestreden artikel, dat van de hand van den heer A. F. Hronsing is en voorkomt in „Economisch-Sta'tistische Berichten” van 18 Mei j.l. De schrijver van dit artikel gaat er vanuit, dat een massale werkloosheid alleen ineen Welvarende maatschappij kan optreden. In dat opzicht is de werkloosheid dus een verschijnsel Van welstand. P. zegt hiervan, dat men er toch wel bijzondere denkbeelden op na moet houden om zo iets te kunnen zeggen. Wij zouden willen zeggen, dat men toch wel heel weinig begrip van de hedendaagse economische toestanden moet hebben om deze gedachte te bestrijden. En dat, terwijl B. zich toch zo duidelijk heeft uitgedrukt. B. zegt het zo. Alleen ineen zeer welvarende Samenleving kunnen tengevolge vaneen verstoring van het evenwicht productie en consumptie sterk worden Ingekrompen. Grote groepen der bevolking zijn zo welvarend, dat zij hun Verbruik van allerlei artikelen kunnen nalaten, Zonder dat er gevaar voor hun gezondheid gaat dreigen. Ais dat op uitgebreide schaal gebeurt, Zo gaat B. verder, dan ontstaat er een immer stijgende werkloosheid, die vooral voor de arbeiders een grote ramp gaat worden. Men zou zo zeggen, dat daar toch geen speld ls tussen te wringen. Als de werkloosheid niet °ntstaat, doordat behoeften, die tot voor kort bevredigd werden, later onbevredigd bleven, of niet als gevolg vaneen op sommige plaat-

sen overvoerde markt, dan moet P. maar eens zeggen, hoe de werkloosheid dan wel ontstaat. Als B. nu deze stelling heeft neergeschreven, dan gaat hij er aan toevoegen, dat het middel tot opheffing van de werkloosheid moet worden gevonden inde uitbreiding der gebruiksmogelijkheden. Hij wil alles, wat de vergroting van het gebruik inde weg staat wegnemen en hij wil zelfs het sparen minder aantrekkelijk maken. Al het geld, dat wordt bespaard, zo redeneert hij, betekent een niet aanwenden van aanwezige koopkracht en dus indirect vergroting van de werkloosheid. Wij wagen het hier heer te schrijven, dat wij het met deze stelling weer voor de volle honderd procent eens zijn al begrijpen we niet helemaal, dat B. geen groot voorstander is van het laten uitvoeren van grote openbare werken. Ten dele is dat te begrijpen, aangezien hij van de door hem gedachte maatregelen een veel grotere toename van de werkgelegenheid verwacht. We gaan nu eens kijken welke maatregelen B. wil nemen. Hij wil alle lasten, die op het bedrijfsleven worden gelegd en die de prijzen hoger maken, wegnemen. Heffingen voor de sociale wetgeving, voor zover ze een omslag zijn van onvermijdelijke uitkeringen, wil hij vervangen door winstbelastingen. Dit lijkt ons wel een zeer radicaal denkbeeld, maarde kern is toch wel gezond. Op ons laatste congres hebben wijde vraag of op bedrijven, die geen of slechts een zeer matige winst maken, werkloosheidslasten mogen worden gelegd, niet bepaald bevestigend beantwoord, omdat zulke lasten ook naar onze mening werkloosheidbevorderend werken. B. gaat hier echter wel erg ver. We kunnen niet zonder meer vaststellen of alle sociale lasten uit winstbelastingen betaald zouden kunnen worden. B. wil voorts alle belastingen op luxe-artikelen en zeer in het algemeen alle belastingen op het verbruik afschaffen. Dit alles om het uitgeven van geld aan te moedigen en meer speciaal om te bevorderen, dat voor een bepaald inkomen veel goederen kunnen worden verkregen, wat op zichzelf groter werkgelegenheid betekent. Om het sparen zoveel mogelijk tegen te gaan, wil hij allerlei maatregelen. De successie- en de vermogensbelasting moeten worden verhoogd, er moet een belasting op vermogensaanwas komen, benevens een belasting op niet belegde of in het buitenland belegde gelden. De lezer ziet het, het zijn allemaal maatregelen om het kopen van allerlei artikelen te bevorderen en om dus dientengevolge de werkloosheid op te heffen. Maar B. wil meer doen. Hij wil bestaande woningen verbeteren en deze tenminste van water en electriciteit voorzien. Inde steden wil hij zelfs in alle huizen centrale verwarming brengen. Hij wil het bouwen en het reizen aanmoedigen. Er moeten volkshotels en nog meer jeugdherbergen komen, enz. enz. Om het anders te zeggen, hij wil ook ons volk laten leven in overeenstemming met de mogelijkheden, die de techniek heeft geschapen. Al zijn maatregelen beogen hem te sparen, die bereid is het geld, dat wordt verdiend uitte geven en hem te treffen, die een deel van zijn inkomen terzijde legt. Vooral hij, die veel terzijde kan leggen, moet goed worden aarigepakt. De gedachten van Bronsing zijn naar onze mening dan ook zeer sociaal en al zijn maatregelen zouden stuk voor stuk m het belang zijn van het niet sparende gedeelte van de mensheid, waartoe de overgrote meerderheid der arbeiders gerekend moet worden Heeft P. en hebben ook wij er wel eens over nagedacht hoe dom het is om iemand, die bereid is zijn gehele inkomen op te maken, belasting te laten betalen voor de ondersteuning der werklozen? Door hem daarvoor geld te ontnemen schept hij nieuwe werkloosheid, omdat producten, die hij zich anders zou aanschaffen, thans onvervaardigd moeten blijven. En daarom is het ook alleszins te verdedigen om hem, die zijn geld blijvend terzijde legt, extra te belasten omdat hij door zijn sparen de werkloosheid bevordert. Want uiteindelijk kan de

totale productie nooit groter zijn dan de totale consumptie. Wij betreuren het, dat collega Post dit alles niet volledig heeft begrepen. Als het niet onbescheiden was zouden wij zeggen, dat zijn economische studies nog niet geheel voltooid zijn. Wellicht is het niet overbodig om het betoog van B. aan te vullen met deze opmerking, dat de staat ons vele dingen geeft, die wij niet „over de toonbank” betrekken en betalen. Wij bedoelen straten en wegen, onderwijs en politie, ziektenbestrijding en bevordering van de landbouwproductie, enz. Het lijkt ons billijk, dat zelfs hij, die bereid is al zijn verdiensten op te maken, zijn deel daarvan inde vorm van belastingen blijft betalen naar de mate van zijn inkomen. Het woord is wat ons betreft nu weer aan collega P. Over de weeh van 12 tot en met 17 September 1938 wordt het contributiezegel op de 38ste week in het bondsboekje geplakt. Over de Week van 19 tot en met 24 September 1938 wordt het contributiezegel op de 39ste week in het bondsboekje geplakt. Verantwoording Inde maand Augustus 1938 werd afgedragen over de maand Juli 1938 door de volgende afdelingen: Alfen a.d. Rijn ƒ 75.—. Alkmaar ƒ 421.06, Almelo ƒ150.—, Amerongen / 113.—, Amersfoort / 345.35, Amsterdam ƒ15.911.65, Appingedam ƒ 503.73, Arnhem ƒ 373.41, Baarn ƒ 50.—, Bergen op Zoom ƒ204.96. Beverwijk ƒ512.59, De Bilt ƒ71.08, Borne ƒ110.65, Breda ƒ562.73, Brammen ƒB6 11, Bussum ƒ 163.37, Capelle a.d. IJssel ƒ 293.35, Culemborg ƒ 175.26, Delft ƒ 1370.12, Delfzijl ƒ251.81, Dieren ƒ335.—, Doesburg ƒ 306.91, Doetinchem ƒ 150.—. Dordrecht ƒ 3000.—, Driebergen / 127.78, Eindhoven ƒ 1513.10, Enkhuizen ƒ 55.—, Goor ƒ31.34, Gorinchem ƒ 1068.27, Gorredijk ƒ 40.32, Gouda ƒ 259.38, Gouderak ƒ 89.56, Grouw ƒ 186.23. Den Haag ƒ 4591.76, Haarlem ƒ 1433.47, Hardinxveld ƒ 106,49, Heerlen f 100.—, H I. Ambacht ƒ 166.68, Hengelo ƒ3121.89, Hilversum ƒ1112.81, Hoogeveen ƒ 241.93, Hoorn ƒ 165.09, Kampen ƒ 80.—, Kinderdijk ƒ354.08, Krimpen a.d. Lek ƒ354.08, Krimpen a.d. IJssel ƒ4OO.—, Krommenie ƒ480.—, Leeuwarden ƒ 550.—, Leiden ƒ 985.65, Lemmer ƒ 32.96, Middelburg ƒ 268.37, Huiden ƒ 50.—, Nieuw Lekkerland ƒ 266.80, Nijmegen ƒ 459.93, Oude Pekela ƒ 72.55, Oudewater ƒ 40.27, Papendrecht ƒ 300.—, Pernis ƒ 148.95, Ridderkerk ƒ 750.—, Schoonhoven ƒ 123.02, Sliedrecht ƒ 53.51, Sneek ƒ 200.—, Stadskanaal ƒ 85.06, Terborg-Gaanderen ƒ 150.—, Tilburg ƒ 70.42, Utrecht ƒ3804.83, Vaassen ƒ430.54, Veendam ƒ 130.79, Velp ƒ4OO.—, Venlo ƒlOO.—, Vlissingen ƒ 1621.23, Voorburg ƒ 261.41, Weesp ƒ 23.22, Winschoten ƒ 206.51, Wormerveer ƒ 292.30, IJmuiden ƒ 759.37, IJsselmonde ƒ 283.66, Zaandam ƒ 792.60, Zaandijk ƒ 425.66, Zeist ƒ— 330.—, Zutphen ƒ 199.20, Zwolle ƒ 296.29 en verspreide leden ƒ 716.16. Alle andere afdelingen behielden hun afdracht voor uitkeringen. De bondspenningmeester, JAN LANDMAN. Adrertentiën AFDELING HAARLEM Secretariaat: Frans Halsstraat 13 rood Aan de leden Wij roepen de leden op tot een vergadering op Maandag 19 September 1938, ’s avonds te 8 uur, in „De Schakel”, Korte Lakenstraat 5, Haarlem. Rijwielstalling in de smederij van den heer Spierdijk, aan de overzijde. Agenda: 1. opening; 2. notulen; 3. mededelingen; 4. financieel overzicht Iste halfjaar 1938; 5. congresverslag; 6. winterprogramma 1938—1939; 7. samenstelling van een commissie voor het Kerstfeest van de kinderen der werkloze leden; 8. sluiting. HET BESTUUR.