oud

Brieven van vrouwen Beste Fie, En öf we naar het Sterkamp van het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling geweest zijn! Met zijn vieren nog wel. Grote Hein en ik op de tandem, kleine Hein (die al haast net zo groot is als zijn vader) en Marie op de fiets. Het is wel een hele trap naar de Paasheuvel, zowat tachtig kilometer, maar het is altijd de moeite waard om daar te zijn. Wil je wel geloven, dat ik tranen in mijn ogen kan krijgen, als ik denk aan alles wat de moderne arbeidersbeweging tegenwoordig in staat is voor de arbeidersjeugd te doen? En dan denk ik niet alleen aan de A.J.C., maar ook en vooral aan het jeugdwerk, dat onze eigen Metaaltaewerkersbond zo prachtig doet! We hadden onze eigen tent meegenomen, al hadden we in het kamp ineen grote tent kunnen slapen. We vonden het met ons vieren veel knusser en we waren niét de enigen, die een eigen tent hadden meegenomen, want vlak naast ons stond de tent van Henk Brugmans, de voorzitter van het Instituut. Eigenlijk zou ik deftig ★ De oude ezel Voor ettelijke honderden jaren kwamen uit Frankrijk drie studenten naar Padua in Italië. En deze drie studenten waren arm. Zij hadden, als alle studenten, geld noch voedsel. Juist, terwijl zij in hun nood met elkaar aan het overleggen waren, ontmoetten zij een karretje, dat dooreen grote, grauwe ezel getrokken werd. Giuseppe, wien de ezel en het wagentje toebehoorden, lag op de zakken en sliep. „Halt!” zei een van de studenten, „die komt ons juist van pas! Wij zullen proberen de ezel van dien knaap te stelen en ons aan de opbrengst te goed doen.” „Broeder, ik weet, hoe we dat moeten aanpakken. Neem de ezel mee en span mij in het gareel. Ik zal de geschiedenis dan wel met den man in het reine brengen.” Eindelijk ontwaakte Giuseppe uit zijn slaap. Hij zette ogen op als koffieschoteltjes, toen hij in plaats van zijn geliefde grijze ezel een geleerde student in levende lijve zijn karretje zag trekken. Het studentje bleef echter direct staan, viel op de kniën en zei; „Jawel! Ik ben uw grijze ezel! Verbaast u niet, als u mijn wonderlijke geschiedenis hoort. Mijn vader is een machtige, rijke baron in Bourgondië. En toen ik als kleine jongen ongezeglijk was en nooit luisterde naar zijn verboden, hèeft hij mij in zijn woede verwenst ineen ezel. Voor twaalf jaren! En vanmiddag is de tijd voorbij. Ik ben verlost!” ■ Toen was Giuseppe diep ontroerd. Hij schonk den student ook nog vier en een halve lire en wenste hem goede reis. Snel liep de verloste student de weg af. Tot aan de naaste stad, waar inde herberg zijn beide vrienden wachtten. En omdat inde stad juist markt was, namen ze daar poolshoogte, of ze de ezel niet werkelijk van de hand konden doen. Juist naar deze markt kwam eindelijk, want hij moest zijn wagen zelf trekken, Giuseppe. Hij moest zich een nieuwe ezel aanschaffen. Daar ontdekte hij plotseling zijn oude grauwtje. Maar Giuseppe begon woedend op het dier te schelden: „Jij bent me ook een echte deugniet. Gisteren verlost en vandaag al weer verwenst! Ben je weer ondeugend geweest en opstandig? Nee, mij zul je niet weer voor de gek houden. Jou koop ik niet meer!” En hij ging verder, om zich een betere ezel uit te zoeken.

moeten schrijven dr. Brugmans, maar ik vind Henk veel gezelliger en hij zal het me wel niet kwalijk nemen. Trouwens mijn eigen man heet ook Henk, al zeggen we altijd Hein. Wat is dat soms gek zoals we met onze namen hannesen. Ik ken een meisje, dat net als jouw dochter Grietje heet. Een heel ordentelijke naam, niet waar? Maar toen dat meisje zich verloofde, heette ze op de verlovingskaart Grie! Het zijn een paar fijne dagen geweest, of eigenlijk een week-eind, zoals ze tegenwoordig zeggen. Jammer, dat we Zondagsmiddags al zó vroeg terug moesten, dat we niet aan de volksdansen konden meedoen. Zaterdagsavonds is er een openluchtspel vertoond in het openluchttheater. Ik vond de costuums wel erg mooi en ook de lichteffecten, en het rook zo fijn naar dennen, zo helemaal buiten, maar van het stuk heb ik niet veel begrepen. Het was een beetje oud-maak-nieuw, weet je, zoals wij wel eens doen met jurken of mantels. Een blijspelschrijver uit het oude Griekenland (Aristophanes heette de man, met de klemtoon op to) heeft voor 2300 of 2400 jaar een stuk geschreven, dat „De Vogels” heet. Daarin

dreef hij de spot met de staatsinrichting van Athene, destijds een staat, en het zit vol toespelingen, die ook vandaag de dag nog wel betekenis hebben. Ze waren een beetje voor onze tijd gefatsoeneerd en bovendien waren er allerlei dingen aan toegevoegd over de politiek van tegenwoordig. Gelukkig was ik niet de enige, die niet alles begrepen heeft, maar het was toch fijn om naar te kijken, en het was een prettige gedachte, dat zo’n opvoering voor een groot deel door eigen krachten kon worden verzorgd. Maar als je mij vraagt, vond ik de Zondagmorgen toch leuker, met muziek, dansen, zang en een klein stukje voor twee personen, dat aardig gezongen en gespeeld werd. Het was echt fijn alles met elkaar en als je kunt, moet je er het volgend jaar toch ook eens naar toegaan. Ja, over de nationale feestdag zou ik je heel wat kunnen vertellen, maar mijn hoofd staat er niet erg naar, omdat het, als je deze brief krijgt, al wel helemaal mis kan zijn in Europa. Grote Hein zit met zo’n somber gezicht over de krant gebogen en die is toch anders zo zwaartillend niet. Ik moet er niet aan denken, dat we weer zo’n massamoord zouden kunnen krijgen als inde wereldoorlog. Een mens kan alleen maar hopen, dat ze in Duitsland toch ook nog een greintje gezond verstand zullen hebben. Hartelijke groeten van je Ans.

MINIATUUR 1/^/t^AyCL^Ji^2,

Het nachthemd door VIOLET SOMERSET Wiiliam Hartcliffe was directeur van de Sunset Film Maatschappij in Hollywood en hij had zijn vacantie ruimschoots verdiend. Hij was met zijn vrouw op de „Queen Mary”, op weg naar Londen. Aan ’t ontbijt betrok zijn gezicht. „Wat heb je, pa?” „Niets,” zei hij kortaf, maar een uur later, toen zij ineen dekstoel naast elkaar zaten, barstte hij plotseling los: „Als ik nou maar wist, waarover ik, vóór we op reis gingen, een notitie gemaakt heb!” „Je hebt nu vacantie. En zoveel bizonders zal het niet zijn.” „Het is juist wel iets bizonders. Anders zou ik er op het laatste ogenblik geen notitie van gemaakt hebben. Ze ligt op mijn vloeiblad. Als ik maar wist wat het geweest was.” Hij begon zenuwachtig over het dek te ijsberen. „Ik bel Hollywood op, ma,” zei hij tenslotte. „Het is Zondagmorgen vijf uur in Hollywood, pa. Dat kan je niet doen. Bel het filiaal in Londen op en laat die de zaak afhandelen!” Wiiliam Hartcliffe verdween inde radiokamer en een half uur later kwam hij stralend terug. „Een pracht-idee, ma. Zullen

we een spelletje patience doen?” Aan de lunch kreeg de directeur van de Sunset Filmcompany een radiogram, dat de aderen op zijn slapen deed zwellen. „Lees!” snauwde hij en gooide ma het document toe. Ma las; „Sam Whitaker, de onderdirecteur, vist in het Berenmeer. Stop. Komt Maandag terug. Stop. Miss Redferm, de secretaresse, ligt in het ziekenhuis met gebroken arm. Stop. Niemand in Hollywood te bereiken. Sunset Film London Branch.” Willam Hartcliffe liet de volgende gangen van de lunch onaangeroerd passeren. Ma probeerde hem te kalmeren, maar hij werd hoe langer hoe roder en tenslotte kreunde hij: „Ik zal nog een beroerte krijgen! Ik moet weten, wat er in die notitie stond!” Met zware stappen verdween hij, inde richting van de radiokamer. Midden op de Atlantische Oceaan, inde radiokamer van de Queen Mary, sprak de directeur van de Sunset Film met een waker inde Sunset-Studio in Hollywood, die verschrikt luisterde en met stamelende woorden antwoordde. „Je gaat naar mijn privékantoor en kijkt of er een blaadje met geschreven schrift op mijn bureau ligt.” „Jawel, meneerde directeur.” „Neem dat papiertje mee naar de telefoon en lees me voor, wat er op staat.” „Jawel, meneerde directeur.” „Vooruit, schiet op!” Na vijf minuten kwam de waker weer aan het toestel. „Er ligt geen papiertje, meneerde directeur.” Een onparlementair woord ontsnapte aan de lippen van meneer Hartcliffe. „Breek het bureau open!" „Ik heb geen gereedschap, meneerde directeur,” stotterde de ontstelde waker. „Zie dat je dan meneer Saunders van de timmerafdeling te pakken krijgt, laat die het

bureau openbreken en mij direct een radiogram sturen als hij de notitie gevonden heeft.” Wiiliam Hartcliffe liep als een geplaagd dier over het schip. Af en toe kwam hij inde buurt van zijn vrouw, maar als die haar mond wilde opendoen, beende hij weer weg. Tenslotte kwam het verwachte radiogram. Hij slaakte een vreugdekreet, toen hij de inhoud gelezen had, holde naar zijn vrouw om haar deelgenote van zijn geluk te maken. Verbazing tekende zich af op haar gezicht, toen zij kennis nam van de inhoud: „Bureau opengebroken. Stop. Notitie lag in bovenste la. Stop. Inhoud luidt als volgt. Stop. Aanhalingsteken beginnen. „Nachthemd kopen in Londen”, aanhalingsteken sluiten. Stop. Prettige vacantie gewenst. SAUNDERS” „Nou zal ik je es wat zeggen, pa. Ik spreek vandaag geen woord meer tegen je. Al dat kabaal om een nachthemd. En waarom wou jij een nachthemd kopen in Londen? Je hebt nachthemden genoeg bij je. Een kapitaal vertelefoneren om een nachthemd. Pa, je ziet ze gewoonweg vliegen!” „Zo,” zei pa, „zie ik ze vliegen. „Het nachthemd” is de titel van een toneelstuk, dat in Londen gespeeld wordt. En dat wil ik kopen om er een film van te maken. Snap je?” Vol waardigheid draaide hij zich om en stapte naar de bar.

„Wiiliam Hartcliffe liep als een geplaagd dier over het schip.”

,JLan de lunch kreeg de directeur van de Sunset Film Company een radiogram...”