lillflTilt3l zxrot oud en

Brieven van vrouwen Beste Ans, Wil je wel geloven, dat een mens tegenwoordig over zijn eigen zorgen en moeilijkheden nauwelijks meer durft te spreken? Tegenover hetgeen er elke dag inde wereld gebeurt wordt alles dat jezelf aangaat eigenlijk zo klein en onbelangrijk. Het kan haast niet anders, of ieder, die een beetje menselijk gevoel heeft, moet vervuld zijn van hetgeen de Joden inde Duitse barbarij is aangedaan. Alles wat Atilla, de aanvoerder der Hunnen, die jij in je laatste brief noemde, heeft misdaan, zinkt in het niet bij de gruwelijke mensenschennis, waaraan zich het Duitse regiem heeft schuldig gemaakt tegenover zijn Joodse onderdanen. Toen Engeland en Frankrijk Tsjecho-Slowakije prijs gaven en in dat land de zelfmoorden begonnen en de vertwijfelde vluchtpogingen van allen, die de Duitse knoet vreesden, hebben sommigen misschien gedacht, dat dit de laatste uitspattingen waren van de dierlijke wreedheid, die het Duitse nationaal-socialisme kenmerkt. Maar ik vrees, dat degenen gelijk krijgen, die gezegd hebben, dat dit nog maar het begin was. Ik heb hier zomaar neergeschreven: dierlijke wreedheid, maar dat is een onrecht tegenover de dieren, want die zijn zo wreed niet als de brand- en vernielingsploegen, die op de Joden zijn losgelaten. Eigenlijk heb je voor zo’n ontaarding geen woorden meer. De Russische progroms, die ons vroeger voorkwamen als het ergste, dat er op het gebied van de Jodenvervolging kon plaats vinden, zinken verre in het niet bij de uitroeiingsmethode, die het Derde Rijk toepast. Een mens mag niet wraakzuchtig zijn, maar ik hoop niettemin, dat de lieden, die in Duitsland voor deze gang van zaken verantwoordelijk zijn, loon naar werken zullen krijgen. Overigens schaam ik me diep over de houding van de Nederlandse regering, welke in het geheel niet in overeenstemming is met hetgeen het Nederlandse volk op het ogenblik voelt. In dat verband wou ik je toch es vragen, of je in onze krant wel altijd de Kamerverslagen en de Kameroverzichten leest. De N.5.8.-schreeuwers

schelden altijd op het „gepraat” inde Tweede Kamer, en daarmee vinden ze een al te gemakkelijk gehoor bij mensen, die niet op de hoogte zijn van hetgeen er in het parlement omgaat. Het wil er zo best in, als iemand zegt, dat er niet gepraat maar gehandeld moet worden. Vooral onder de vrouwen zijn er nog een hele boel, die er geen notie van hebben van hetgeen er op het Binnenhof gebeurt. Haar belangstelling voor dat soort zaken moet veel meer opgewekt worden dan op het ogenblik gebeurt. Het is niet goed, dat alles wat er in het parlement gebeurt, eenvoudig langs de vrouwen heengaat. In het eerst zullen ze misschien een beetje vreemd staan tegenover de lectuur van Kamerverslagen en -overzichten, maar ik ben overtuigd, dat als hun belangstelling eenmaal gewekt is, ze het Kamerverslag evenmin zullen overslaan als de familieberichten. Heb je gezien, dat de Metaalbewerkersbond op het ogenblik heel dicht bij de 50.000 leden is? Ik kan me begrijpen, dat het bondsbestuur de 50.000 nu ook vol wil maken, natuurlijk niet alleen, omdat het zo’n mooi rond getal is, maar omdat 50.000 leden, die tezamen hetzelfde doel nastreven, een geweldige macht vormen inde strijd van de arbeiders tegen de ondernemers. Het moet voor de mannen, die er regelmatig op uit trekken, om de Bond sterker te maken, een eretaak zijn, om het laatste stootje te geven om de 50.000 te bereiken. Wat zeg jij, Ans, wij zullen er niet lelijk om kijken, als door deze actie onze mannen eens een avondje meer dan anders de deur uit moeten. Het is alleen zo jammer, dat er nog vrouwen zijn, die wèl lelijk kijken, als de propaganda voor de vakorganisatie haar mannen opeist. Dat komt, omdat ze haar eigen belang niet begrijpen. Als ze eerst maar es goed inzien, dat een sterke vakorganisatie mede helpt, om toestanden, zoals ze in Duitsland heersen, buiten de deur te houden! Je zult wel denken, daar zit Fie weer op haar stokpaardje! Dat is dan een mooie aanleiding om een eind te maken aan mijn brief. Wees hartelijk gegroet van je zuster Fie.

We gaan tomatensoep eten! Wat is dat nu, zal misschien de lezeres vragen, Ik dacht, dat het tomatenseizoen zo’n beetje aan het aflopen was en wilt u ons nu van dure tomaten soep laten maken? Ter geruststelling zeg ik onmiddellijk, dat dit mijn bedoeling niet is, al kan men op het ogenblik de kleine tomaatjes, die voor het maken van soep zo uiterst geschikt zijn, nog vrij billijk krijgen. Maar de tomatensoep, waarover ik een enkel woord wil zeggen, bevindt zich in blikken. Vier en een half millioen blikken met tomatensoep wachten om opgegeten te worden in Nederlandse gezinnen. Nu weet ik wel, dat er nogal wat huisvrouwen zijn, die iets hebben tegen alles, dat uiteen blik komt. Uiteraard worden in arbeidershuishoudingen blikgroenten maar zelden gegeten., omdat de prijs te hoog is. Maar als de prijs niet hoog was verhoudingsgewijs is hij niet hoog en zeker niet die van de Haka-blikgroenten! dan zouden heel wat vrouwen er toch niet aan willen, omdat er onder de Hollandse huisvrouwen, als het de dagelijkse maaltijd betreft, nog heel wat ingeroest vooroordeel zit. Trouwens, de tomaten hebben onder dat vooroordeel altijd te lijden gehad en ze hebben het nog. Er is een geweldige reclamecampagne voor

nodig geweest, om het gebruik van tomaten in ons land op te voeren. Maar echte tomaten-eters zijn we nog lang niet. Maar, om op de groenten in blik terug te komen, de afkeer ervan is volkomen misplaatst, al zal iedereen in bepaalde gevallen aan verse groenten allicht de voorkeur geven. Maar die tomatensoep in blik moeten we toch met ons allen maar zo gauw mogelijk opeten. Dat er zo’n grote voorraad van is, vloeit voort uit het feit, dat de regering met het oog op de oorlogsdreiging in September een grote hoeveelheid onverkoopbare tomaten, die anders op de mesthoop terecht gekomen zouden zijn, als tomatensoep heeft laten inblikken. Voor de werklozen wordt een deel hiervan ter beschikking van het departement Van Sociale Zaken gehouden, maarde rest zal aan de vrouw gebracht worden tegen de prijs van 18 cent per literblik. Nu hoop ik van harte, dat de Nederlandse huisvrouw eens een proef met die soep zal nemen. Ik ben overtuigd, dat het velen goed bevallen zal. Wanneer het product ingang vindt, zal het mogelijk zijn, om door het inblikken van tomaten inde vorm van soep, ook in volgende jaren de Nederlandse tomatenkwekers, die er door de beperking van de uitvoer slecht aan toe zijn, een handje te helpen. Dus, dat is af gesproken, niet waar? Wij gaan tomatensoep eten! Huisvrouw.

Uit het land zonder grenzen

Nationaal congres voor Esperanto bij het Onderwijs (!) In ons land bestaat een bureau: „Esperanto bij het Onderwijs” geheten. Dit bureau is samengesteld uit vier Esperantistenverenigingen: de Federatie van Arbeiders-Esperantisten, de Prot. Chr., de R.K. en de Neutrale, de Wereldbond van Onderwijzers-Esperantisten, benevens de Bond van Ned. Onderwijzers, het Katholieke Onderwijzersverbond, het Ned. Onderwijzersgenootschap en Volksonderwijs. Dit Bureau heeft de volgende lijn uitgestippeld: I°. Mogelijkheid van Esperanto-onderwijs bij de onderwijzersopleiding. 2°. Daarna erkenning van Esperanto als facultatief (niet verplicht) leervak inde hogere klassen der lagere school, bij u. 1.0., nijverheidsonderwijs en middelbaar onderwijs. 3°. Als eindstadium: algemene invoering van Esperanto als verplicht leervak. Punt 3 beschouwt het bureau nog niet aan de orde; het is van oordeel, dat dit punt pas aan de orde kan komen, als enige jaren door verwezenlijking van punt 2 langs de weg van propaganda, ervaring is verkregen. Als onmisbare voorbereiding van punt 2 beschouwt het punt 1. Echter is uit de Memorie van Antwoord bij het wetsvoorstel tot verbetering van de opleiding gebleken, dat de regering zonder verdere argumentatie het denkbeeld van facultatieve invoering bij de opleiding afwijst. Dit is voor het Bureau de aanleiding geweest, om een groot congres te beleggen. Deze zeer goed geslaagde bijeenkomst (de grote zaal van „De Dierentuin” was geheel gevuld) had plaats op 5 November in Den Haag. De voornaamste richtingen waren ook bij de sprekers vertegenwoordigd. Het waren: dr. F. C. Dominicus, leeraar aan het gemeentelijk Lyceum te Den Haag; H. C. van Leeuwen, hoofd ener school met de Bijbel te Wijhe; prof. dr Gerlach N. J. H. Royen, hoogleraar aan de Rijksuniversiteit te Utrecht en Th. J. Thijssen, lid van de Tweede Kamer, hoofbestuurder van de Bond van Ned. Onderwijzers. Dit congres is het eerste van deze aard in ons land. Het betekent toch wel iets in ons verscheurde Nederland, dat een vergadering, georganiseerd, toegesproken en bezocht door de vertegenwoordigers van de voornaamste denkrichtingen en belegd voor een cultureel doel, een grote zaal als die van „De Dierentuin” kon vullen. Deze vergadering werd de uitdrukking van een gemeenschappelijk verlangen en van de hoop, dat Nederland het voorbeeld voor andere landen zal zijn ten opzichte van de invoering van Esperanto op school. Dr. Dominicus, die verschillende reizen maakte, ook als Esperantist, vertelde, dat in Zuid-Afrika een volstrekt niet dom Engelsman hem in alle ernst vroeg, in welke taal in Nederland de colleges aan de universiteit werden gegeven. Toen het antwoord luidde, dat dit in het Nederlands geschiedde, bleek de Engelsman zeer verbaasd, dat het Nederlands in staat werd geacht als voertaal der wetenschap te dienen. Een dergelijk wanbegrip heerst ook nog vaak ten opzichte wan Esperanto, ook bij zeer ontwikkelden. Velen beschouwen Esperanto nog als een aardigheidje, dat wel aardig is als vulling van een ledig avondje, maar dat dan ook verder geen pretenties moet hebben. Ook hier is het weer: „onbekend maakt onbemind”. Bij de beantwoording van de vraag, of Esperanto op de scholen moet en kan worden onderwezen, gaat de deskundige spreker uit van de stelling, dat tijdverlies soms tijdwinst betekent. Bij zijn Franse lessen aan de Iste klasse van het Lyceum blijkt hem vaak, dat zijn leerlingen niet kennen het verschil tussen een bijvoeglijk naamwoord en een bijwoord. Wie Esperanto heeft geleerd, moet dit verschil wel voelen, waar men er telkens mee te maken heeit. Dezelfde steun verschaft Esperanto bij de 3e en 4e naamval in het Duits. De structuur van Esperanto eist telkens het vragen van rekenschap, wat er staat. De conclusie moet luiden, dat de middelbare school voordeel zou hebben van de invoering van Esperanto op de lagere school. C. K.