fabrieken en werkplaatsen en het op andere wijze propageren van het gebruik van veilige werktuigen en toestellen, stuit de Arbeidsinspectie telkens weer op het in gebruik nemen van dezelfde onbeveiligde machines, die zij op andere plaatsen heeft doen vervangen of verbeteren. De gebruikers, dikwijls weinig technisch-ontwikkelde kleine ondernemers, laten zich die machine door den leverancier of een reiziger aanpraten, onbewust van de fouten, die er aan kleven en van het verbod om ze te gebruiken. Somtijds kan de bron opgespoord worden en lukt het om herhaling te voorkomen, vooral wanneer het een binnenlandse fabriek is, die de machine gemaakt heeft. Maar dikwijls blijven die pogingen onvruchtbaar en het is geen zeldzaamheid, dat uit den vreemde werktuigen voor verkoop hier te lande worden ingevoerd, waarvan in eigen land het gebruik verboden is of bijzondere beveiliging is voorgeschreven. Artikel 19 van de Veiligheidswet 1934 opent nu de mogelijkheid, dat bij algemene maatregel van bestuur bepaalde werktuigen enz. worden aangewezen, waarvan het vervaardigen, verkopen, verhuren, afleveren of ten verkoop, ter verhuring of ter aflevering in voorraad hebben strafbaar is, wanneer zij niet aan zekere normen van veiligheid voldoen. Die normen van veiligheid nu zijn vastgelegd in het besluit van 28 Maart 1940, tot vaststelling vaneen algemene maatregel van bestuur als bedoeld in art. 19, eerste lid, der Veiligheidswet 1934 („Veiligheidsbesluit gevaarlijke werktuigen”). Dit besluit is in werking getreden met ingang van de dag, waarop artikel 19, eerste lid der Veiligheidswet in werking is getreden nl. op 1 Juni 1940. Uit het „Veiligheidsbesluit gevaarlijke werktuigen” zullen wij alleen de artikelen hieronder laten volgen, die betrekking hebben op machines en apparaten voor de metaalbewerking. Zoals men wel zal begrijpen mogen werktuigen, die niet aan onderstaande normen voldoen, ook niet gebruikt worden. § 3, Machines en apparaten voor de metaalbewerking. Artikel 10. 1. Slijpmachines met kleurschijven voor vlakke stenen moeten zijn voorzien vaneen stevige en stevig bevestigde smeedstalen beugel of ene aan dezelfde eisen voldoende gietstalen of smeedstalen kap, welke beugel of kap de steen over ten minste f van de omtrek omgeeft en welke bij slijpmachines, die bestemd zijn voor stenen met ene middellijn van 21 cm of meer, zodanig verstelbaar moet zijn, dat de afstand van de voorzijde van de beugel of de kap tot de steenomtrek steeds tot op een afstand van 1 cm kan worden ingesteld. 2. Indien ter voldoening aan het bepaalde in het eerste lid een gladde smeedstalen beugel wordt toegepast, moet deze beugel ten minste 6 mm dik zijn en ene breedte hebben, die ten minste 2 cm groter is,dan de breedte van de breedste steen, waarvoor de machine is bestemd; geen der steunstangen van de beugel mag ene kleinere doorsnede hebben dan 130 mm2. 3. Het support vaneen slijpmachine moet in horizontale richting nastelbaar zijn loodrecht op de hartlijn van de as en moet eeif rechthoekig steunvlak hebben. 4. Slijpmachines, bestemd voor meer dan één toerental, moeten zijn voorzien vaneen grendelinrichting, welke belet, dat een te hoog toerental in verhouding tot de middellijn van de slijpsteen kan worden ingeschakeld. 5. Slijpmachines mogen niet zijn voorzien van aandrijvende electromotoren, welke een groot verschil in toerental hebben bij nullast en vollast, zoals seriemotoren. 6. Conische klemschijven moeten een helling hebben van 1 : 16, tenzij deze bestemd zijn voor slijpstenen met één vlakke en één conische zijkant, in welk geval de conische klemschijf een helling moet hebben van 1:8. Artikel 11. 1. Kunstslijpstenen moeten zijn voorzien van een aanwijzing betreffende den fabrikant, het toelaatbare toerental en de soort van het bindmiddel. De beproevingssnelheid mag op de steen niet zijn aangegeven. 2. Slijpstenen, welke aan twee zijden conisch zijn, moeten aan elke zijde een helling hebben van 1 ; 16. 3. Bij slijpstenen,welke aan één zijde vlak en

aan de tegenovergelegen zijde conisch zijn, moet de conische zijkant een helling hebben van 1 : 8. Artikel 12. Tafelscharen moeten aan de invoerzijde van een beschuttingsliniaal zijn voorzien. Artikel 13. Acetyleentoestellen moeten zodanig zijn ingericht, dat de ontleding van carbid niet geschiedt ineen gashouder onder een beweeglijke gasklok. Artikel 14. 1. Acetyleentoestellen, waarbij de ontleding van het carbid buiten de gashouder geschiedt, moeten zijn voorzien vaneen inrichting, die met zekerheid voorkomt, dat gas uit de gashouder door de geopende ontwikkelruimte ontsnapt. 2. Acetyleentoestellen moeten zodanig zijn ingericht, dat ontsnapping van overtollig gas niet anders kan plaats vinden dan dooreen speciaal daarvoor bestemde opening, waarop een buis bevestigd moet kunnen worden. Artikel 15. 1. Een acetyleentoestel moet zodanig zijn ingericht, dat het gas niet onder een overdruk van meer dan 1.5 kg/cm2 kan voorkomen. 2. Acetyleentoestellen, bestemd voor een werkdruk van 0.50 kg/cm2 of meer, moeten zodanig zijn geconstrueerd, dat zij zonder blijvende vormverandering een overdruk van 5 kg/cm2 kunnen weerstaan, met dien verstande, dat de wanddikte van de toestellen ten minste 1.5 mm moet bedragen. 3. Op een toestel als bedoeld in het tweede lid moet de werkdruk op duidelijk zichtbare wijze zijn aangegeven. De werkdruk mag niet meer dan 1.4 kg/cm2 bedragen. 4. Een toestel als bedoeld in het tweede lid moet voorzien zijn vaneen goed werkende manometer, welke de overdruk in het toestel in kg/ cm2 duidelijk aanwijst. Deze manometer moet zódanig zijn ingericht, dat hij eendruk tot 2.5 kg/cm2 op juiste wijze aangeeft. Op de schaalverdeling moet de grootste toegestane werkdruk met een rode streep zijn aangeduid. 5. Een toestel als bedoeld in het tweede lid moet zijn voorzien van twee veiligheidskleppen,

tenzij het een verplaatsbaar toestel is en inde bedrijf stoestand minder dan 250 kg weegt, in welk geval met één veiligheidsklep kan worden volstaan. 6. Een veiligheidsklep als bedoeld in het vijfde lid moet zodanig zijn ingericht: a. dat de werkdruk met niet meer dan ten hoogste 0.1 kg/cm2 kan worden overschreden en dat de klep ophoudt te werken, als de druk 0.1 kg/cm2 beneden de werkdruk is gedaald; b. dat hare goede werking niet kan worden verstoord door slijtage, roesten, vervuilen, vocht of dergelijke oorzaken; c. dat zij niet op eenvoudige wijze kan worden ingesteld op een andere druk dan waarop zij behoort te werken, noch buiten werking gesteld. 7. Acetyleentoestellen, waarin het gas voorkomt onder een overdruk, groter dan 0.1 kg/cm2, doch geringer dan 0.5 kg/ cm2, moeten voorzien zijn vaneen goed werkende manometer en van een goed werkende veiligheidsklep van zodanige afmetingen en inrichting, dat de overdruk niet hoger kan stijgen dan 0.5 kg/cm2, tenzij de inrichting van het toestel zodanig is, dat geen grotere overdruk dan 0.5 kg/cm2 kan worden verkregen. Artikel 16. 1. Een waterslot voor het tegengaan van de terugslag vaneen vlam of het binnendringen van lucht of zuurstof ineen acetyleentoestel of een gasleiding moet zodanig zijn ingericht, dat het gemakkelijk kan worden geopend en inwendig nagezien. 2. De beveiligende werking vaneen waterslot als bedoeld in het eerste lid mag niet afhangen van het breken bij drukverhoging vaneen onderdeel, zoals een springplaatje, een zeer dunnen bodem en der gelijke. Artikel 17. 1. Reduceer af sluiters voor zuurstof moeten zodanig zijn ingericht, dat de veiligheidsklep ten opzichte vaneen staande fles omhoog gericht is; 2. De manometers van reduceerafslu'ters moeten zodanig zijn aangebracht, dat de aflezing kan geschieden vaneen plaats, waar de kans of te worden getroffen door af gestoten delen van de reduceérafsluiter het kleinst is.

NIEUWE ORGANISATORISCHE VERHOUDINGEN Ter inlichting van onze leden en afdelingsfunctionarissen laten wij hieronder volgen, afschrift vaneen circulaire, die wij d.d. 16 Juli ontvingen: W. M„ Op grond vaneen beschikking van den Rijkscommissaris voor de bezette Nederlandse gebieden van de 16e Juli 1940 ben ik met ingang van heden tot Commissaris van het N.V.V. benoemd. De Rijkscommissaris heeft mij bevoegd verklaard de zaken van het N.V.V -bestuur waar te nemen. Aan het tegenwoordige bestuur is elke verdere werkzaamheid verboden. Ik refereer mij hierbij aan de brief, die U heden door den Rijkscommissaris is toegezonden. Dienovereenkomstig heb ik met ingang van heden de gezamenlijke bevoegdheid van het tegenwoordige bestuur overgenomen. Tegenover de organen van de Staat zowel als andere lichamen, commissies en dergelijke, waarin het N.V.V. tot dusver vertegenwoordigd was, heeft deze vertegenwoordiging inde toekomst door mij plaats. De bij het N.V.V. aangesloten bonden zijn op alle gebieden aan mijn aanwijzingen gebonden. Ik verzoek de bestuurs- en personeelsleden der bonden hun lopende werkzaamheden voorlopig voort te zetten, totdat zij nieuwe instructies zullen ontvangen. Indien iemand aan mijn verordeningen in instructies geen gevolg zou geven, zullen tegenover hem dienovereenkomstige maatregelen moeten worden genomen. Waar de overgave der zaken op het kantoor van het N.V.V. zonder moeilijkheden is verlopen, verwacht ik, dat het werk ook inde daarnaast staande organen in het belang van de aangesloten leden zonder storing zal worden voortgezet. Met hoogachting, voor het bestuur van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, (W.g.) H. J. WOUDENBERG, Commissaris,

Over de week van 22 tot en met 27 Juli 1940 wordt het contributiezegel op de 30e week in het bondsboekje geplakt. Over de week van 29 Juli tot en met 3 Aug. 1940 wordt het contributiezegel op de 31e week in het bondsboekje geplakt. Den Haag (Het bestuur.) De vacantiezegels voor de electriciens worden ingewisseld op Woensdag 31 Juli, ’s avonds van 7 tot 9 uur, Prinsegraoht 72. Een ieder neme hiervan goede nota, aangezien na die datum geen zegels meer ingewisseld kunnen worden. Rotterdam Openstelling kantooruren. (C. W. v. W.) Wij verzoeken onze leden goede nota te nemen van het volgende. Het kantoor is gevestigd Van Vollenhovenstraat 25 en is geopend dagelijks van 9—12 en van 1.30—. 5 uur. Zaterdags van 9—l uur. Bovendien Dinsdagavonds van 7—8.30 uur. Voor werkloosheidsaangelegenheden is het kantoor geopend iedere morgen en bovendien Maandag- en Dinsdagmiddag. Binnenkort zullen wij onze leden mededeling doen vaneen regeling voor eventuele contributie-achterstand, ontstaan als gevolg van de gebeurtenissen van de laatste weken. Leden, bij wie de laatste weken geen bode is geweest, worden verzocht dit op te geven aan het kantoor of aan één van onderstaande adressen: J. F. de Leij, Duitschestraat 103; C. A. W. v. Wagtendonk, Duitschestraat 47; A. v. ’t Hoen, Hendr. Sorohstraat 46; K. Venema, Walcherschestraat 13c; D. Harmsen, Moerkerkestraat 131; C. W. v. Wingerden, Gordclweg 185 c; M. C. Smits, Zeilmakersstraat 22. Indien men pas verhuisd is, geve men ter vergemakkelijking ook het oude adres op.