(»«**■ 3roaaww

Handen in het donker door Clarke Keston Onder de mensen, die rondhingen bij de politie-rechtbank, was meneer Peter Samuel. Hij was netjes gekleed en achter zijn brilleglazen waren zijn blauwe ogen onschuldig. Zijn gezicht had een uitdrukking van filosofische kalmte. Een inspecteur, die rondliep met een blik of hij iemand zocht, sprak hem aan. „Neem me niet kwalijk meneer ...” „Wat wenst u?” vroeg meneer Samuel rustig. „Hebt u bezwaar om een paar minuten mee naar binnen te gaan?” „Nee, maar waarvoor?” „Om de politie te helpen. Wij moeten iemand laten identificeren en dan stellen we een rij mensen op met de verdachte er tussen.” „O, u wou dus, dat ik mee die rij hielp vormen,” zei meneer Samuel glimlachend „Nou, ik wil wel.” Onder geleide van den inspecteur ging hij naar binnen en een ogenblik later stond hij met andere mannen op een rij, terwijl een politie-agent een jong meisje binnenleidde. Hij voerde haar langs de rij, maar ze had slechts weinig tijd nodig. „Dat is de man, die mij mijn handtasje ontstolen heeft?” verklaarde 'ze vol zelfvertrouwen. Tot grote verbazing van den inspecteur en van de werkelijke verdachten inde rij wees ze beschuldigend naar meneer Peter Samuel. Achter zijn brilleglazen sperden zich zijn ogen in verbazing wijd open. '„Maar, juffrouw,” stamelde hij, „dat moet een vergissing zijn...” „Natuurlijk,” stelde de inspecteur hem gerust. „Ik zou zijn gezicht uit duizenden herkennen!” hield het meisje vol. „Dat is monsterachtig!” barstte meneer Samuel uit. „Het spijt me,” verklaarde de inspecteur, „maar ik moet beginnen met u een ogenblik hier te houden.” Nadat hij de anderen behalve het meisje had weggezonden, vervolgde hij: „U isr erg positief, juffrouw. Maar uw tasje is u toch in het donker ontstolen, tijdens de verduistering?” ;,lemand stak een electrische lantaren aan, toen ik riep: houd den dief. Daardoor heb ik zijn gezicht goed gezien.”

„Denkt u eraan, juffrouw, dat u voor den politierechter zult moeten zweren, dat deze mande dief is?” „Het zal me een waar feest zijn, om dat te doen. Zo’n smerige dief!” „We hebben alle reden om aan te nemen, dat deze meneer een respectabel man is.” „Daar heb ik niets mee te maken!” hield het meisje vol. „Waarom onderzoekt u niet, of hij in het bezit is van mijn sleutels, mijn geld en de rest?”

„Dat was ik juist van plan, mijn waarde juffrouw!” zei de inspecteur uit de hoogte. Hij belde en meneer Samuel werd, ondanks zijn protesten, weggevoerd om te worden gefouilleerd. Toen hij terug kwam, was hij zijn filosofische houding volkomen kwijt. „Wilt u mij eens uitleggen,” beet de inspecteur hem toe, „hoe u in het bezit komt van hetzelfde lippenrood, als de jonge dame gebruikt? En hoe komt u aan twee zakdoeken met haar initialen en een brief, die aan haar geadresseerd is?” Meneer Samuel bewaarde een veelzeggend stilzwijgen. „Waar heb jé mijn geld gelaten?” schreeuwde het meisje. „Bekent u maar,” zei de inspecteur/ „dat u het tasje hebt gestolen en dat de naam, die u straks hebt opgegeven een verzinsel is,” „Ik beken niets! Zorg jullie zelf maar, dat je aan bewijzen komt!” Doch een paar dagen later sprak de politierechter, nadat de jonge dame de eed had afgelegd, het schuldig uit. Meneer Samuel, die zich hardnekkig zo bleef noemen, werd tot een maand gevangenisstraf veroordeeld wegens diefstal van een damestasje op de negende November 1939.

Tóen Peter Samuel uit de gevangenis ontslagen werd, was zijn eerste werk te zorgen, dat hij zo onopvallend mogelijk in de Londense massa verdween. Wanneer de politie al een rechercheur op zijn spoor had gezet, kon deze spoedig onverrichter zake huiswaarts keren. ’s Avonds dook hij op ineen eenvoudig koffiehuis, waar een jong meisje blijkbaar op hem zat te wachten. Het zou de politie erg verbaasd hebben, te zien, dat hij een afspraakje had met het meisje, dat hem op het politiebureau had beschuldigd, „Zo, Pete,” zei ze vriendelijk, „Hoe voel je je?” „Best kind. En jij? Een paar weken inde bajes zijn nog niet zo kwaad. En heb je geld voor de glimmerikken gekregen?” „En of. Acht honderd pond in bankpapier. Ze zitten in mijn tasje.” „Knap werk, meid. Jij hebt een prachtig stel hersens voor dit soort werk. Ik zou er nooit op gekomen zijn om mij een alibi te verschaffen door me te laten veroordelen voor iets, dat ik niet gedaan heb. Ze kunnen mij die juwelendiefstal op negen November nooit in mijn schoenen schuiven, omdat ik op het uur, dat de kraak plaats vond, jouw tasje snaaide.” „Maar het was jouw idee om je te laten enteren om Inde rij te komen voor de identificatie.” „Kom, laten we hem smeren met de poet!” Ze verlieten snel het café. Het wasdruk inde donkere straat. Lichamen, hoofden, handen waren nauwelijks te onderscheiden. De mensen botsten tegen elkaar op, Handen werden in het donker uitgestoken. Plotseling gilde het meisje. „Pete, mijn tasje! Het is gepiept! Die vent daar!” Maar het donker sloot zich rond den vluchteling. Acht honderd pond In banknoten! En plotseling begon Peter Samuel, die. toch een filosofische kronkel had in zijn boevenher- • sens, hardop te lachén om de poets, die het noodlot hem speelde.

Was koningin Elisabeth een man? Omtrent koningin Elisabeth, die van 1558 tot 1603 in Engeland regeerde, zijn vele verhalen in omloop, die zich vooral bezig houden met haar afkeer van het huwelijk. Naar de geschiedenis verluidt, zou zij als maagd gestorven zijn. Een Engels historicus, Kenneth A. Mallican, heeft voor enige tijd een groot aantal aanwijzin-

gen gepubliceerd voor zijn veronderstelling, dat Elisabeth, de dochter van koning Hendrik VIII, in werkelijkheid een man was! Naar het inzicht van Mallican is de echte prinses Elisabeth reeds als tienjarig meisje in 1543 gestorven op het kasteel Overcoürt, waarheen zij gebracht was wegens dein Londen heersende pest. Zij overleed aan de gevreesde ziekte en de begeleiders der prinses, die de toorn van den koning vreesden, ontdekten een knaapje, John Neville, dat veel op de prinses geleek, ontvoerden hem en leerden hem de rol van de dode te spelen. Onder de bewijsstukken van Mallican komen enige brieven van de prinses voor; zij tonen in .1544 een volkomen ander handschrift dan het jaar daarvoor. Aangetoond wordt verder, dat tussen 1544 en 1560 alle personeelsleden van het kasteel Overcoürt ter dood zijn gebracht. Slechts een onbekende vrouw scheen later nog iets te weten, want koningin Elisabeth richtte ieder jaar een raadselachtige geldzending aan haar. Bovendien is de mededeling bekend geworden, dat men omstreeks 1600 inde kasteeltuin van Overcoürt een graf vond, dat beenderen bevatte vaneen kind en resten van kostbare kleding. Van de overige aanwijzingen van Mallican vermelden wij nog, dat koningin Elisabeth op een mannenzadel reed, dat zij tabak rookte en bovendien zeer gespierd was. Verschillende keren sloeg zij in drift volwassen mannen tegen de grond. Zij liet zich nooit dooreen dokter onderzoeken en schreef eens; „Ik zal nooit trouwen; het is ook onmogelijk”. Zij had een diepe stem, moest zich dagelijks laten scheren en werd op hogere leeftijd kaal,...

Dat is de man, die mij mijn handtasje ontstolen heeft.

Koningin Elisabeth

’s Avonds dook hij op ineen eenvoudig koffiehuis

Manus Mikketik neemt wraak