Hl 52e Jaargang Nummer 1 Zaterdag II Januari 1947 Oplaag 51.600 Metaalbewerker x' # Redacteur: D. W. van Hattefn – Hemonylaan 24 – Amsterdam-Zuid – Telefoon 27858-20821

ABONNEMENT: Bi) vooruitbetaling per Jaa» | 2.- Voor het buitenland verhoogd met porto ADVERTENTIES; Aidetings • advertenties per regel .... I 0.20 Aanvragen voor personeel of andere advertenties. welke met de metaalindustrie verband houden per regel 10 30 Verschijnt 2» per maand

Ook aan het einde van het jaar 1946 zijn er nog voldoende omstandigheden, die ons duidelijk doen voelen, dat het op economisch gebied in Nederland nog lang niet in orde is. leder van ons drukken de hoge prijzen voor de schaarse artikelen naar een levensniveau, dat voor de meesten onzer aanzienlijk ligt beneden dat van vóór de oorlog. ( In deze schaarste èn in deze hoge prijzen wordt de nationale armoede uitgedrukt, die een gevolg is van de vijf jaar vernieling, roof en demoralisatie, die achter ons liggen. Het zijn deze oorzaken toch, die ons productievermogen neerdrukken tot een peil, dat slechts een beperkt verbruik- mogelijk maakt. Het jaar 1946 is het jaar geweest, waarin een goed begin is gemaakt met het herstel van onze zwaar geschokte economische positie. De productie van vele kapitaal- en consumptiegoederen steeg aanzienlijk en uit het buitenland konden, zij het dan grotendeels op crediet, een groot aantal machines en flinke hoeveelheden grondstoffen en levensmiddelen worden ingevoerd. Bovendien kon een begin worden gemaakt met het herstel van onze eigen nationale handel en scheepvaart en breidde de uitvoer zich vooral inde laatste maanden van het afgelopen jaar aanzienlijk uit. Een aantal cijfers, ontleend aan diverse publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek, geeft ons hiervan een duidelijk beeld. De gemiddelde dagproductie van steenkool b.v. steeg boven de 30.000 ton tegen 24.000 ton in Januari 1946. De voortbrenging van cement steeg- in October 1946 reeds boven het niveau van 1938, dakpannen bereikten 93 %, metselstenen 70 % en straatklinkers 74 %. De textielindustrie, die zwaar te kampen heqft met gebrek aan (vrouwelijke) arbeidskrachten en grondstoffen, is nog lang niet op vóóroorlogs peil. De productie van rijwiel-binnen- en buitenbanden steeg aanzienlijk, maarde vraag is zo groot, dat zelfs de gestegen productie slechts voor een klein deel inde behoefte kan voorzien. In onze eigen industrie steeg de productie van walsproducten, die in Januari 1946 nog slechts 61 % van de productie van 1940 bedroeg, in October 1946 al boven die van 1940; hetzelfde gold voor precisie-buis en loden buis. De productie van staaldraadmatrassen, kolenhaarden en kachels, blikemballage, carrosserieën voor autobussen en reiswagens, aanhangwagens, spijkers en punt- en prikkeldraad was reeds groter dan in 1938. Met enkele andere onderdelen van onze metaalindustrie gaat het echter minder vlot. De productie van rijwielen b.v. steeg wel is waar van 8 % in Januari tot 33 % in October 1946, maar blijft toch nog vér achter bij de vóóroorlogse productie. Hetzelfde geldt b.v. voor installatiebuis, plaatradiatoren en klinknagels. > De uitvoer, die in het raamplan voor 1946 op 1 milliard was begroot, heeft dat bedrag niet

gehaald, vooral tengevolge van het achterblijven van de maanden Januari t.m. September. In October en November heeft zich een flinke verbetering ingezet, die voor 1947 een goede belofte inhoudt. Ook de invoer is echter bij de geprojecteerde 2.8 milliard achtergebleven. Wanneer wij echter eens een ogenblik bedenken, dat vóór de oorlog 25 % van onze totale inen uitvoer naar Duitsland ging en uit Duitsland kwam en dat b.v. 50 % van alle ingevoerde staafijzer en staal, 75 % van het getrokken ijzer- en staaldraad, 60 % van alle ijzer- en staalwerk en 66 % van alle electrotechnische toestellen en materialen uit Duitsland kwam, dan zien wij welke grote prestaties er zijn geleverd alleen al door liet op peil houden vaneen aanzienlijk deel van de grondstoffen-aanvoer voor onze industrie. De metaalindustrie heeft in 1946 ook een belangrijke bijdrage geleverd voor de uitvoer. Niet alleen Philips, maar ook onze scheepsbouw, machine- en metallurgische industrie exporteerden voor aanzienlijke bedragen en maakten zode invoer van vele afcdere voor ons onontbeerlijke goederen mogelijk. Wanneer we hu weten, dat onze totale industriële productie in October op 89 % van het vóóroorlogse niveau was gekomen, dan is het duidelijk, dat deze productie-omvang niet toereikend is om onze behoeftebevrediging op het peil van 1938 te brengen. Zaak is het dus de koek, die er verdeeld moet worden, te vergroten. Déze vergroting zal natuurlijk mede afhangen van factoren die buiten ons bereik liggen. Als er in Amerika veel gestaakt wordt en als de prijzen daar nóg verder stijgen, dan ziet het er voor onze import van die kant niet gunstig uit en zo is er meer waarop de Nederlandse economische politiek geen of weinig invloed heeft. Wie echter slechts één enkele blik inde kranten, waarin het vraagstuk der productieverhoging wordt besproken, werpt, zal ook zien, dat daar als één van de allerbelangrijkste factoren voor 'de opvoering van onze productie wordt genoemd de vergroting der arbeidsproductiviteit en hier nu komen wij bij een factor, die althans voor een groot deel wel ligt binnen het bereik van onze nationale economische en sociale politiek. De vergroting van onze totale productie in het jaar 1946 was zeker inde eerste plaats een gevolg van de toename van het aantal in de productie werkzame personen. Het aantal geregistreerde werklozen bedroeg b.v. per eind November 1946 ruim 39.000, het aantal personen dat geheel of gedeeltelijk wachtgeld – ontving 4800 en het aantal geregistreerde D.U.W.-arbeiders 22.200. Deze cijfers een aanzienlijke vooruitgang vergeleken bij. het einde van 1945, toen deze aantallen resp. ruim 90.000, 43.500 en 63.000 bedroegen. In bijna alle indu-

strieën bestaat een groot tekort aan geschoolde arbeidskrachten. Naast deze stijging van het aantal arbeidskrachten moet echter ook genoemd worden een aanzienlijke stijging van de productie per arbeider, welke productie geraamd wordt op 70 a 75 % van. die van 1938. De stijging van deze productie per arbeider in 1946, is een gevolg geweest vaneen combinatie van oorzaken, als verbetering van het machine-apparaat, betere grondstoffenvoorziening en een grote arbeidsinspanning van de zijde der arbeiders, die mogelijk werd door deze verbeterde outillage, door de langzaam beter wordende voeding en door dein de loop van het jaar weer gestegen ■ arbeidsmoraal. De verdere stijging van de arbeidsproductiviteit in 1947 is afhankelijk van deze zelfde factoren. Voor het verloop van deze arbeidsproductiviteit wordt een deel van de verantwoordelijkheid op de schouders der arbeiders en de vakbeweging gelegd. Deze verantwoordelijkheid kunnen zij niet blijven aanvaarden, indien aan hen de mogelijkheid wordt onthouden invloed uitte oefenen op de andere factoren, die voor de vergroting der arbeidsproductiviteit van belang zijn. Wij noemen b.v. de doelmatigheid van de bedrijfsleiding, de grondstoffentoewijzing, vaststelling der verkoopsprijzen etc. Medezeggenschap over deze zaken is de eerste der voorwaarden, die de vakbeweging de aanvaarding der verantwoordelijkheid voor de groo'tte der arbeidsinspanning mogelijk zal maken. De eerste der voorwaarden zeggen wij hier nadrukkelijk, want in aansluiting hierop volgt onmiddellijk een tweede. Wij toch willen een laag welvaartspeil aanvaarden als een onvermijdelijk gevolg van de oorlogsomstandigheden, wij eisen echter nadrukkelijk, dat deze nationale armoede gedragen wordt door ons gehele volk. Er zijn in dit opzicht in het afgelopen jaar goede beslissingen genomen. De vermogensaanwas-' belasting en de heffing ineens, zij wijzen er op, dat de regering weet, waar de oorlogslasten vandaan moeten komen. Er is echter één terrein, waar wij dagelijks de spanning in het economisch leven voelen. Dat is het der lonen en prijzen. Hier is in 1946 weinig ten goede veranderd. De kosten voor levensonderhoud stegen sneller.dan de lonen inde industrie. De spanning nam daardoor toe. Wij kunnen niet ontkomen aan de indruk, dat een aanzienlijk deel van deze spanning voortkomt uit ongemotiveerde prijsverhogingen en een,in vele gevallen te grote angst voor een herziening der loonplafonds. Scherpe doorvoering der prijscontrole, streng toezicht op de naleving der productievoorschriften, herziening der loonplafonds, zie hier de tweede onzer voorwaarden. Medezeggenschap en vermindering der spanning tussen lonen en prijzen, dit zijnde voorwaarden der georganiseerde arbeidersklasse voor haar medewerking aan de economische opbouw van ons land in 1947. Wij weten, dat slechts een machtige vakbeweging in staat zal zijn deze gewichtige taak te vervullen. Versterkt dus onze Bond, bondgenoten, opdat wij gezamenlijk deze ons opgedragen* taak in 1947 zullen kunnen vervullen.