Ruimte en richting

„Het woord werd vlees”. Zo omschrijft het Johannes-evangelie het Kerstgebeuren wel zo kort mogelijk. Het woord, de zin, maakte zich woning onder de mensen. En deze waarheid trachten wij van jaar tot jaar te verstaan in de donkere dagen, als ongemerkt het licht weer winnen gaat. Deze waarheid? Is het een waarheid? Ja, er is een prachtig oud verhaal, hoe een Mens, in wien wij de levenszin verwerkelijkt zien, op deze aarde werd geboren, hoe eenvoudigen en machtigen het wonder vermoedden, hoe de hemel tot hen sprak in engelenzang en sterretaal. Wij luisteren graag, vertederd en ontroerd, wij wülen die stemming wel vasthouden in ons hart en in ons huis. Maar is het een „echt” verhaal? Woont het licht in onze duisternis?

Oorlog, werkloosheid, verachting van de geest, ziedaar wat in een eindeloze variatie dag aan dag als „voornaamste nieuws” wordt opgedist. Wat fleurig schijnt is vaak nog het meest triest: een ~blijde gebeurtenis” aangegrepen om een beetje troost in veel narigheid te brengen; plaatjes van de skipakken, waarin men tussen Italië en Duitsland! verpozing kan zoeken. Allen die in 1914 als kinderen zijn opgeschrikt door de bitter spottende Kerstplaten van de geïllustreerde bladen scheen elk jaar daarna de duisternis toegenomen. Maar zouden wij in die Palestijnse wondernacht het licht gezien hebben? Hadden wij niet veeleer rustig geslapen of misschien angstig gedroomd over de boze tijden?

Waarschijnlijk zouden wij niet behoord hebben tot hen die onder de wijde hemel stonden. Dat maakt ons wat spaarzamer met verwijten tegen „de duistere wereld”. Zouden onze ogen niet op het licht zijn voorbereid, en ongeschikt om het te verdragen? ~Het iicht was in de wereld, en de wereld kende hem niet. Maar zovelen hem aannamen, hun gaf hij de macht, kinderen Gods te worden.”

Zij, die zagen, waren mensen van de ruimte, herders en wijzen; later zijn de discipelen vissers en boeren, zoals Toorop ze ons met hun kinderlijk klare ogen heeft doen kennen. En ruimte ontberen wij juist zo bitter, wij die de laatste stukjes hei ontginnen, en met wetten tegen lintbebouwing een stukje vrij zicht moeten zien te bewaren, wij die ons door de velerlei noden van deze tijd in het nauw laten brengen, die door de opstapeling van menselijke beslommeringen en menselijke zorgen en menselijk vermaak de blik op de hemel verspelen.

Als het waar is, dat de Zin nog in de wereid komt en er toeft, dan heeft dit allergrootste en allerbelangrijkste zich ook nu haast onherkenbaar vermomd in het zeer kieine en onaanzienlijke. De Zin openbaart zich, waar het leven richting krijgt. Herders en wijzen kenden hun weg, door een hemels lied, een schitterende ster en heilige wetenschap onderricht. En dan groepeert zich alles om het kind in de kribbe en aan dat kind ontlenen overigens onbelangrijke mensen en dingen hun betekenis. Zoals op Rembrandts schilderij van Simeon in de tempel en op zijn etsen van de aanbidding het kind alle licht vangt en als ’t ware weer uitstraalt op het omringende, zo is het overal waar zich de Zin openbaart, al is dat in het schijnbaar kleine.

Wie Dickens’ „Christmas Carol” nog kent, weet dat Scrooges ellende niet allereerst in zijn gierigheid lag. Maar die gierigheid had hem in de engte gebracht en zijn ogen blind gemaakt voor het Kerstlicht, voor de Zin. Hij ziet niets van wat er in zijn enigen bloedverwant en in zijn klerk aan eenvoudige menselijkheid leeft. Kerstviering is hem louter onzin, onsamenhangende dwaasheid. Maar als dan iets in hem geraakt is, en hij bevrijdt zich door één kleine daad uit zijn geestelijke gevangenschap, dan is dit voor hem het Kerstgebeuren, dan schijnt aUes waarmee hij te maken heeft zich daarop te richten; er komt zin en verband in de wanorde van zoeven.

Eén oorlogsinvalide maakt ons de waanzin en ellende van de „strijd” meer bewust dan eindeloze verslagen; evenzo overwint een kleine daad van begrip voor dien mens en zijn nood meer zin-loosheid dan vele betogen. De vraag is: wagen wij ons waarlijk in de situatie of bekijken wij haar? In het eerste geval slaan wij de weg naar het licht weer in. De Zin is er, ook in onze tijd, maar niet vastgelegd in enige theorie over leven en wereld; de Zin ligt voor elk van ons in het eigen oog, in de eigen daad. Alleen daardoor kunnen wij „het licht aannemen”.

„Niemand heeft ooit God gezien”, zo zegt ongeveer het Johannes-evangelie, „maar het woord, de zin, heeft Hem doen kennen”. In Wraggs psalmenboek komt een plaat voor die de zinloosheid schrijnend doet voelen: een klerk die om zes uur zijn hoed van de kapstok grijpt. We voelen de leegheid in de hele figuur, die daar gaat naar zijn huis waarom geen thuis? op een uur dat door anderen is vastgesteld, na werk waarvan hem de strekking amper duidelijk is.

Deze troosteloosheid doet ons de vreugde van Kerstmis als volkomen tegenstelling beseffen. Als het Kerstmis wordt voor dezen stakkerd voor ons allen, die vaak zulke stakkerds zijn dan springt een vonk over, die zelfs dit leven in gloed brengt, dan komt er zin en samenhang, dan wordt elke stap en elk woord geladen met betekenis.

Zo trachten wij ook het Kerstfeest te vieren als een verdieping van het daagse leven. Wij proberen opnieuw, hoe het eigenlijk moet zijn en blijven. Het huis moet een thuis zijn, feitelijk door de gemeenschap, het maal de heiliging van het stoffelijk leven sacrament —, de kerkgang een ware bedevaart naar het licht.

Dan kwelt terzelfder tijd de gedachte aan al wat geen plaats vindt in dit geheel, aan het vele dat in onze ogen nog zinloos blijven moet, dat buiten de invloedssfeer der persoonlijke daad schijnt te vallen. Het is verleidelijk om dan van ver-keerdheid, daemonisering te spreken, die alleen betekenis krijgt in de strijd ertegen, maar die levensgevaarlijk wordt, zodra onze weerbaarheid verslapt. Of is dit ongeloof in het Kerstevangelie en heeft de oude Joodse legende over rabbi Simon gelijk?

Rabbi Simon en zijn zoon moesten vluchten naar de woestijn voor de Romeinse overheersing. Zij doorvorsten daar twaalf jaren onder grote ontberingen de leer. Eindelijk kwam de bevrijding. Maar in de gewone wereld scheen hun nu alle mensenwerk zinloos en onder hun blik verbrandde alles. Toen verbande een hemelse stem hen opnieuw. En na deze tweede ballingschap kwamen zij als waarlijk vromen in de wereld terug. Nu deed n.l. rabbi Simon alle werk, dat hij eens in de Romeinen verfoeide, maar hij deed het uit een nieuwe geest. Zo heiligde hij het wereldse in plaats van het door zijn verachting te verdelgen.

Kerstmis doe ons door de eigen daad in de ruimte treden, het tone ons daar de richting naar de Zin, en deze vervulle ons leven en geve ons aandeel in de grote taak der heiliging. F. KALMA—^KOOPS.

Genesei) \A/ondre wording, uw genese doet ver-wording minder vrezen; heiige ord'ning is uw wezen, wondre wording, Godsgenese. FRANK DAALDER. ’) genese ontstaan, geboorte.

FUTILITEITJES

A msterdam gaat weer een glorievolle toekomst tegemoet Het stadsbeeld, nu nog beheerst door vreedzame gemeentetrams, stoplichten, wielrijders en witte meeuwen boven het donkere grachtewater zal meer in overeenstemming gebracht worden met de moderne tijdgeest De Oude Schutterij knevels, baarden en martiale pluimebossen zij zal herleven in het nieuwe gewaad van een garnizoen luchtdoelartillerie. Dat brengt weer leven in de brouwerij De Amsterdammer zal stof vinden voor nieuwe „geintjes” en een bonte rei van festiviteiten staat ter keuze van het immer wakende I.C.A

Daar is allereerst de „Blijde Incomste” van het regiment met gereserveerde plaatsen voor bepaalde categoriën toeschouwers op de blauwe trottoirband, dan prijsschieten om gratis Cineackaartjes vanaf het Damplantsoentje naar het haantje op de Lange Jan, dan de Commandant 10 jaar roken van Karei I-sigaren, dan demonstratie op het Waterlooplein van de meest doelmatige gifgassen met medewerking van de marktbezoekers en diner na in Carlton, dan concurrerende verduisteringsproeven in en door Donker Amsterdam, dan jeugdmiddagen op het IJsclubterrein met gratis rijden in luchtafweertanks en op mitrailleur-karren enz. enz

Zo zullen de hoofdstedelingen zich niet langer behoeven te beklagen, dat ze zo bitter weinig merken van een effectieve besteding der belastingduiten Daar komt de Schutterij met maskers en kanonnen....

Pief, paf boem zeiden de Japannezen en Roosevelt stuurde een boze brief naar Tokio en nu moeten alle Japanse kindertjes een cent mee naar school brengen om een nieuwe boot voor Uncle Sam te kunnen kopen Dat is nu eens een verbluffend staaltje van volksopvoeding-in-’tnette en van internationale correctheid. Voor wat in China kapot gemaakt wordt, zal geen collecte gehouden worden Maar dat is zoals Oom Dolf ook deze week nog terecht opmerkte te begrijpen, want dan moeten die Chinezen maar ophouden zich te verdedigen en zich vrijwillig laten uitmoorden

0 m nog even op ons vaderland terug te komen eindelijk zullen we dan onze wetten in een spelling gewaad model 1934 zien verschijnen het werd ook hoe langer hoe maller vond meneer Moller Reeds is weer een Cie. benoemd om studie te maken van de vraag, wat er met de vrijkomende inkt en arbeidskracht ten gevolge van deze maatregel op de regeringsbureau’s gedaan kan worden

Sluiten wij ten slotte de kring en richten onze blik nog eens op Amsterdam, waar een nieuw Raadhuis met bomvrije kelders staat geboren te worden... er ligt een vierling nog in het architectonische wiegje en evenals weleer in het oude Sparta staan de Vroede Vaderen en jury-leden er over gebogen om straks één der borelingskes een langer leven te gunnen en de anderen uit te werpen i.c. naar hun papa terug te zenden met een behoorlijke zakcent

ia de wieg komen we vanzelf nog tot onze kerstviering. Vit de kranten hebben we al een keuze kunnen doen uit verschillende kerstfuiven al of niet met dinerdansant Het vrolijke christendom danst voorlopig nog een danse macabre Gelukkig is er nog een ander, dieper, christendom, dat niet adverteert Waar gaan wij, lezers, met kerstmis naar toe? -D-