[ BINNENLANDSE KRONIEK

. . |■•| n „Chnstelllke politiek

Terwijl we dit neerschrijven, denken we aan de dagen van minister A. Kuyper, nu alweer een dertig jaar ruim geleden, toen hij verklaarde, Christus ook in de politiek als leidsman te zullen volgen. Ook toen moesten wij het Christendom door aanhaiingstekens beschermen en telkens betogen, dat „christelijke politiek” conservatieve politiek is met christelijke leuzen ter aanbeveling. Op de markt kan men wel sigaren kopen met een schitterend goud-rood bandje, maar zonder enige fijne geur.

We hebben weer een „christelijk” kabinet. Het heeft de eis op de voorgrond gesteld, dat in wetgeving en bestuur voor alles Gods wet tot opperste richtsnoer genomen worde. Deze regering heeft als eerste eis, waarvoor alle andere belangen wijken moeten, versterking der weermacht en verzwaring der militaire lasten gesteld. Af gezien van de vraag, of men God en Mars tegelijk kan dienen, is het toch zeker geen eis van God’s wet, dat dringend noodzakelijke sociale voorzieningen nagelaten en de kinderen bij het onderwijs verwaarloosd worden, opdat wij ons leger zo groot mogelijk maken en met de nieuwste wapenen uitrusten. De snelvuurkanon-noodzaak van dr. Kuyper herhaalt zich, maar op veel grotere schaal en in veel ergere mate.

Ook in een ander opzicht herhaalt zich de geschiedenis en is er niets nieuws in de Nederlandse politiek. De politieke „christenen blijken het ook thans weer niet eens te zijn Inzake de voornaamste beginselen der „christelijke” politiek. Minister Van Boeyen wil strenge wettelijke bepalingen inzake de Zondagsrust. Anti-revolutionaire burgemeesters en gemeenteraden verbieden op grond van de oude en verouderde Zondagswet alle openbare vermakelijkheden op de eerste dag week. Maar de bisschop van Roermond heeft beken gemaakt, dat alleen de Zondagmorgen ter wille van de vervulling van de godsdienstplichten vrij gehouden moet worden van sport en excursies. Als de nog bestaande, mmers nooit ingetrokken oude Zondagswet in alle strengheid in de zuidelijke provincies werd toegepast, kwam er revolutie. Maar ook de orthodoxe christenen is men het over God s wet inzake de Zondag allerminst eeris.

Dr A. van Selms, die naar zijn leer gewogen, niet te licht bevonden zal worden, verzekert in een studie over de Zondag, dat men op grond van de Heilige Schrift met kan spreken van een Goddelijk gebod TOn Zondagsrust en in zijn fijn betoog over het ju-ste midden tussen vrijheid en gebondenheid inzake de Zondagsrust, denkt hij niet aan de kracht van een wet, die ons moet binden om ons van misbruik der vrijheid verre te houden

De eenheid van opvatting der goddelijke wet blijkt bij de politieke „christenen” zoek te zijn ten opzichte van de eis, loonarbeid der gehuwde vrouw zoveel mogelijk te verbieden. Wij hebben hier te maken met een principieel verschil omtrent de vrijheid van het gezinsleven tussen Rome en Protestantisme. Het laatste legt sterk de nadruk op de souvereiniteit van het gezin. De staat mag zo weinig mogelijk in de aangelegenheden van het gezin ingrijpen en niet treden in de rechten der ouders ten opzichte van de kmderen. Rome oef ent voogdij over het gezinslevpuit; de geestelijkheid oefent ook daar een dictatuur uit en dringt b.v. aan op ontslag van een dienstmeisje, dat tot een andere kerk behoort of verkering heeft met een jongen man van een andere of geen kerk. Volgens minister Romme eist God’s wet, dat de gehuwde vrouw zich geheel zal wijden aan haar gezin en daarom moet de staat haar de loonarbeid zoveel mogelijk verbieden. Wij laten alle critiek op de onrechtvaardigheden en ongerijmdheden in de regeling van het ontwerp thans rusten; het is ons alleen om het beginsel te doen. Vele orthodoxe christenen ook onder de

Kamerleden ontkennen, dat het ontwerp-Romme in overeenstemming zou zijn met de wet Gods. Deze wet blijkt als een kompas voor de politieke richting zeer onbetrouwbaar te zijn. De een ziet de naald naar het zuiden en de ander naar het noorden wijzen. Wie heeft gelijk? De Vereniging van academisch christenvrouwen ontkent, dat de vólle levenstaak van iedere gehuwde vrouw beperkt moet blijven tot de verzorging van het gezin. Ware dit wel het geval, dan zou men de vrouw niet alleen van bezoldigde beroepsarbeid, maar ook van alle medewerking in kerk, maatschappij en staat moeten uitsluiten, zo merken deze christenvrouwen zeer juist op. Man en vrouw, zo verklaren zij, zijn samen verantwoordelijk voor het gezin en moeten zich samen stellen onder God’s bevel bij hun plichten tegenover het gezin. Het is niet de taak van de overheid zich hierin te mengen.

Stellen wij aan de „christelijke” politiek de eis, dat zij in overeenstemming met de geest van Christus zal zijn, dan is er nog meer reden, om te waarschuwen, dat wat zich in de politiek als christelijk aandient, beter zonder aanhalingstekens conservatief, liberaal of kapitalistisch genoemd kan worden.

De kerk en de politiek r

De kerk mag, ja moet zedelijke eisen stellen ook voor het leven van staat en maatschappij, maar ze moet geen politiek program voorschrijven. Zij moet opkomen tegen het verschijnsel, dat ouderdom in vele gevallen met ncod en bittere armoede samengaat en de wet der liefde stellen, dat de sterken voor de zwakken en de jongen voor de ouden zullen zorgen. Maar het is haar taak niet, om voor te schrijven, hoe de smaad en het leed der armoede van de ouden afgenomen zullen worden; zij moet alleen opkomen tegen onrechtvaardige en vernederende maatregelen, om dit doel te bereiken. Wij voelen zelf het meest voor staatspensionnering. maar de kerk, die het spreekorgaan van het Christendom is, heeft niet te kiezen voor het systeem van pensionnering of verzekering. Nog veel minder heeft de kerk aan een bepaalde partij en partijprogram haar voorkeur te geven. Zij heeft geen loodsdiensten te verrichten in het politieke vaarwater. Alleen een slaperig volk, laat door de geestelijkheid de lakens uitdelen en zich door haar ter ruste leggen. Vrijheidszin en gevoel van zelfstandigheid verzetten zich tegen het clericalisme, waarbij de politiek onder beheer en controle staat van de clerus, de geestelijkheid. _ _ , • J \r\

De Paus heeft enige maanden geleden m een toespraak tot de kardinalen verklaard: Wij willen voor de gehele wereld herhalen en protesteren: Wij doen niet aan politiek. Wij houden ons bezig met godsdienst en anders niet. Maar korte tijd daarna heeft de Roomse Dr. Gerard Brom verzekerd, dat de politiek niet onbesproken mag blijven, omdat dezelfde mensen, die in de kerk bijeenkomen om te bidden, zich hebben bijeengeschaard om op het stuk van het openbare leven de belangen van hun godsdienstige,overtuiging te behartigen. En daarna wees Prof. Brom op de kath. Staatspartij, een indrukwekkende en machtige partij, die vooral in haar eenheid sterkte vindt. Hij waarschuwde voor het gevaar van het vormen van groeperingen, die gevaar lopen, af te scheuren of ten minste zich af te zonderen. Daarop vervolgde hij:

„Het Ned. episcopaat heeft vaak zelfs door een beroep op het geweten, dringend gewaarschuwd tegen dit onheil, dat, Gode zij dank, is kunnen afgeweerd worden.” i-.*.s xr«»viQ»«T7Q'rb-ic'7i'no'pr» hppft. de

Bij de laatste Kamerverkiezingen neeit oe Roomse kansel dan ook dringend vermaand om de stem op de candidaten der R.Kath. Staatspartij uit te brengen. In zijn boodschap voor de vastentijd, de weken voor Pasen, noemt de bisschop van

Den Bosch den bisschop, den leraar, wetgever en rechter zijner onderhorigen. De bisschoppen moeten die zending voor hun bisdom volbrengen in zaken, die te allen tijde en overal toepasselijk zijn, maar ook in meer bijzondere omstandigheden en dat wel in de gehele sfeer der menselijke werkzaamheid, ook dus op sociaaloeconomisch en op politiek gebied.

De politiek valt dus volgens deze verklaring wel onder de bemoeiingen van de kerk, wat allicht zal leiden tot bemoeizucht der geestelijkheid. Is de Paus een vreemdeling in zijn eigen kerk, dat hij verklaren kan: Wij houden ons niet bezig met politiek maar met godsdienst en niets anders? Of is de bisschep van Den Bosch een kerkelijke oproerling? Zijn de woorden van den Paus in het college van kardinalen onfeilbaar of zijn daar nog uitglijdingen van zijn tong mogelijk? Of is de verzekering van den Paus, dat de kerk zich niet met politiek bezig houdt, hogere politiek, daar kerkelijke inmenging met de politiek in Italië aliicht onaangenaamheden zou geven met zeker iemand, die zou kunnen zeggen: De politiek, dat ben ik! en is het deelnemen aan de politiek of het zich ervan onthouden door de kerk, alleen een kwestie van macht en tactiek? Het is een zonderlinge geschiedenis, maar we kunnen het neen van den Paus niet rijmen met het ja van den Ned. bisschop.

Getuigen

N a aandachtig verschillende geschriften van de Bellamy-beweging gelezen en even aandachtig geluisterd te hebben naar de geestdriftige getuigenissen van Bellamy-gelovigen, namen we met veel belangstelling kennis van het oordeel van Dr. Henri Polak in een zijner Kronieken in „Het Volk”. De critiek van Polak is gewoonlijk vlijmscherp als een scheermes, maar ook deze beeldspraak gaat mank, pijnloos scheert Polak niet! Zeker zullen de Bellamisten zich gegriefd gevoeld hebben over het opschrift: Volmaakt onbetekenend, zelfgenoegzaam sectetje. Misschien is het opschrift van een kopjesmaker, die om tot lezen te dwingen in de kopjes boven het artikel over een omgevallen wastobbe een zondvloed en over een oorvijg een moordaanslag zet. Het voornaamste bezwaar van Polak tegen lamy komt ons juist voor. Een aanhangster der beweging had hem, geschreven, dat; „Het woord verkondigen en uitdragen” volgens de Bellamisten het ene nodige is.

Polak erlênt, dat deze verkondiging onptwijfeld enige waarde heeft, omdat zij socialistische, in elk geval anti-kapitü'.istische denkbeelden brengt. Maar met „uitdragen en verkondigen” komt men er niet. Hier slaat Polak de spijker raak op zijn kop. De Beliamybeweging is ons sympathiek, omdat zij op gronden, ontleend aan het Chrstendom, het winstsysteem yan het kapitalisme yerwerpt en het socialistische ideaal stelt; zij wekt daarmee bij yelen het socialistisch gevoel en inzicht. Haar getuigen is meermaien in de geest van de profetische godsdienst, die wij naar het woord van Banning in deze tijd vooral nodig hebben. Maar getuigen alleen is evenmin ter hernieuwing der maatschappij voldoende als het plaatsen van vuuraanmakers en stukjes hout in de kachel voldoende is, om een kamer warm te krijgen. Getuigen is het eerste, maar het mag bij getuigen niet blijven. Er wordt nergens meer getuigd van zonde en schuld dan bij een zekere richting onder de christenen. Maar het blijft veelal bij het getuigen. Persoonlijke en sociale actie tot zedelijke zuivering en verheffing, we denken aan drankbestrijding, reclassering, pacifisme enz., wordt door hen vaak afgewezen, miskend, althans verwaarloosd. Getuigen alleen is niet voldoende; werken en strijden moet erop volgen. Hoe men kan werken en strijden voor het socialisme, dat zien we in het rijke leven van Polak, waaraan bij zijn jubileum als zeventigjarige door velen herinnerd is. Waarschijnlijk is hij juist door zijn werk en strijd bijzonder scherp, tot in het onbillijke toe, tegen hen, die getuigen, maar niet verder komen en willen gaan ook. J- BRUINS.