Langston Hughes, de dichter van een ontwakend ras

De neger is van nature vrolijk. Hij heeft een bijna kinderlijk genoegen in het schone, dat de natuur hem biedt. Tegenover alles, wat het leven hem geeft, staat hij eigenlijk als een verbaasd kind, dat heel dankbaar is de goede gaven te aanvaarden. Dat deze natuurlijke dankbaarheid, die van het leven steeds een soort feest op aarde probeerde te maken, vertrapt en misvormd werd door de slavernij, is licht te begrijpen. Moeilijker is echter te beseffen, hoe de negers zich ondanks alles staande konden houden. Het ergste heeft dit ras ondervonden, massa-moord, foltering, onderdrukking, en toch wist het zich hoger op te werken, toch wist het een cultuur op . te bouwen, die bevruchtend op de Amerikaanse heeft gewerkt. Toch ging het blijmoedig vertrouwen in het leven nooit verloren. Evenals vroeger de Joden, geloofden de negers tenslotte, dat zij door God gezonden waren om de blanke beschaving te verbeteren. Ze wisten uit ondervinding, hoezeer de blanken zondigden tegen de eerste wetten van het Christendom; het Christendom, dat zij in hun nood, in hun verlangen naar een aardse redding gretig aanvaardden, tot het een onafscheidelijk deel van hun geestesleven uitmaakte.

Deze vermenging van levensdrift, leed om de onderdrukking en diepe religiositeit, deed de blues ontstaan. Een wereldse liedvorm, die, in tegenstelling tot de spirituals (de geestelijke liederen) een streng bepaalde vorm bezit, en waarin heel het smartelijk verlangen van het gewonde negerras wordt uitgekermd. Langston Hughes heeft ook deze liedvorm gebruikt voor zijn gedichten. En de vele blues, die hij geschreven heeft, meestal in het wat primitieve Engels der negers, behoren tot het beste van zijn werk. Alle aspecten der neger-mentaliteit zijn erin neergelegd. In de „blues van de heimwee” b.v., een lied, doordrenkt van melancholie, wordt het leed verborgen met een schrijnende lach. De weke klacht tot den Heer der negers en blanken eindigt in een gierende, opgeschroefde vrolijkheid. Alle kunstuitingen der negers kenmerken zich hierdoor. Het leed van de vele jaren slavernij is heengegroeid over de natuurlijke levensblijheid. Maar de sterke drift breekt steeds weer door, en hieruit ontstaat een tegenstrijdigheid, die de moderne mensheid zo goed aan kan voelen. Misschien heeft de ragtime (Jazz-muziek) daarom de blanke wereld in zo korte tijd veroverd. In dit schelle wee herkennen we onze eigen noden.

Die schaterende klachten zijn ons niet vreemd. Wij wilien zo graag onze eigen ondergang verdoezelen in vrolijkheid en schittering.

Maar ook Afrika ieeft nog in dit ras, dat met geweld van zijn geboortegrond werd weggehaald, zich vermengde met alle andere rassen in de Verenigde Staten, en nu de vroegere, zuivere ras-eigenschappen grotendeels verloren heeft. De oer-roep van het donkere Afrika is echter nog niet in hen verloren gegaan. Het dreigend gebeuk van de tam-tam dreunt nog door in het jagende rhythme van de jazzmuziek. Dreunt nog door in het hartstochtelijke, nauwelijks bedwongen rhythme van de

verzen van Hughes. Dreunt nog door in de zwoele, donkere toon van zijn gedichten, en in zijn wilde verlangen naar een land, waar kakelende papegaaien schitteren als de stralen van de zon. Nog zijn de negers bang tussen de wolkenkrabbers, die hen dreigen te verpletteren en die Hughes vergelijkt met de bomen van de jungle, waaruit het gevaar loert. Toch zijn de negers reeds te zeer cuituur-mensen geworden, om nog terug te kunnen. Eigeniijk willen ze dit ook niet. De herinnering aan Afrika is nog een oud overblijfsel van het vroegere, opwindende bestaan, dat in hun bloed blijft branden, en soms naar buiten slaat. Hun enig verlangen is nu ais gelijkwaardige burgers te leven in het land, voor welks opbouw zij het meeste geleden hebben, voor Amerika. Zij willen niets anders dan hun beste krachten geven voor de bloei van hun nieuwe vaderland. Zij hebben zich reeds te zeer aangepast aan het ieven der bianken. Ook is hun ras te veel vermengd. Er is geen neger meer in de Verenigde Staten, die nog zuiver negerbloed in de aderen heeft. Hebben zij dus de cultuur der blanken beïnvloed met de specifieke eigenschappen van hun ras, het eeuweniang deelnemen aan het Amerikaanse leven heeft hun ook niet onberoerd gelaten. Verschillende gedichten van Langston Hughes tonen dit zeer duidelijk, bijv. „Lennox Avenue”, waarin ook nog de

typische negermentaiiteit bewaard is gebleven. Maar de droefheid, die uit het gedicht spreekt, is ons Europeanen al direct meer bekend. We kennen het uit de verzen van de na-oorlogsgeneratie, die, ontmoedigd en teleurgesteld in de wereld en in zichzelf, cynisch en hard werd, of zich verloor in mijmerend klagen, omdat de moed voor de opbouw verloren was gegaan. „Lennox Avenue” zou misschien ook door een blanke geschreven kunnen zijn, ais daar niet die eerste regel was „Het rhythme des levens is een jazz-rhythme”. Dit is wel typisch negers.

Langston Hughes is verder gegaan. Hij is nog zeer jong, pas 36 jaar en staat dus midden in zijn ontwikkeling. In al zijn werk is een sterke sociale tendenz aanwezig, en een besef, dat slechts een andere, betere maatschappij de oplossing voor de gehele mensheid kan brengen. Een van zijn beste laatste gedichten is wel „Air-raid over Harlem”, dat echter nog niet is uitgegeven. Het is een felle' aanklacht tegen de oorlog en de veroorzaker hiervan, het kapitalisme. Ook hierin is hij de vormgever van de beste idealen der jonge, Zfelfbewuste negers. Alle sentimenten van zijn ras leven in het werk van Langston Hughes, wiens voorouders negers en indianen waren, die in 1902 geboren werd en al vroeg rond de wereld zwierf, totdat zijn talent ontdekt werd.

Hij Is de belangrijkste dichter van een ontwakend ras, dat mee wil werken aan de opbouw van zijn nieuwe land, Amerika, en dat reeds veel hiervoor heeft gedaan. Niet in het minst door aan dit land geleerden en kunstenaars te schenken. Grote kunstenaars, zoals Langston Hughes er één van is.

EM. VAN LOGGEM

is met de egalisatie, die Zw. meent op te merken.

Is het winstsysteem ook maar enigszins verzwakt en is er niet een heftig verzet tegen die ordening, die de productie op een ander doel dan op de winst, n.i. op het algemeen belang wil richten? Er is ook een ordening, die het winstsysteem versterkt en die tot de vorming van trusts en andere organisaties van kapitalistische samenwerking heeft geleid. Laat de natie heer worden van de trusts, opdat de trusts geen heer worden van de natie! is een pittige leuze der Amerikaanse arbeiders. Belang in de edelste en schoonste zin van dat woord heeft niemand bij het behoud van het winstsysteem, maar een aanzienlijke groep heeft er wel financieel en stoffelijk belang bij en zal zich met hand en tand verzetten tegen iedere poging, om het te verzwakken en te vervangen.

Zonder strijd zal het kapitalisme niet verdwijnen; wij moeten getuigen van het goed recht van onze strijd en daarbij ook in ons belang en niet alleen in het belang onzer klasse, doch der gehele mensheid voor het socialisme strij den...

Het klassebelang mag niet het enige motief zijn, maar het is een motief van waarde, zoals het zoeken van ivamite als men koud is en van licht in het donker. Want bij de egalisatie, die Zw. meent op te merken, is er nog een grote massa, die niet weet, waarmee ze zich voeden en kleden zal, of die althans met een te klein aandeel in de aardse welvaart moet volstaan. J. A. BRUINS.

Angst

Wij huilen tussen de wolkenkrabbers Als onze voorouders

Schreeuwden tussen de palmen in Afrika, Omdat wij alleen zijn.

Het is nacht.

En wij zijn bang.

LANGSTON HUGHES

vert. door Em. van Loggem.

Ons Land

Wij wensen ons een land vol zon Vol kostelijke zon

En een land van geurig water Waar de schemering

Een zacht-zijden sluier is Van rosé en goud geweven

En niet dit land met zijn koude leven.

Wij wensen ons een land vol bomen Neergebogen door kakelende papegaaien Schitterend als het daggordijn.

En niet dit land waar de vogels grijs zijn.

Ah, wij wensen een land vol vreugde Vol liefde, blijdschap, gezang en wijn

En niet dit land waar de vreugden droef zijn

Oh, zoet verlangen

Oh, mijn verre geliefde.

LANGSTON HUGHES

vert. door Em. van Loggem

Blues van de Heimwee

De brug van de spoorweg

Een droef lied in de lucht De brug van de spoorweg Een droef lied in de lucht

Altijd als de trein voorbijgaat Wens ik heen te gaan en zucht

Ik ging toen naar ’t station Mijn hart lag op mijn tong

Ik ging toen naar het station Met mijn hart op mijn tong

üitziend naar een wagen Waarmee ik ver weg gaan kon

Blues van de heimwee, Heer Dat is een bijtende wond, Blues van de heimwee. Heer,

Is een scherp bijtende loond. Om te beletten dat ik schreien ga

Lach ik met wijd-open mond.

LANGSTON HUGHES

vert. door Em. van Loggem.