Zes keer Duitsland

Bastaard eerste graad.

Met wie mocht Herta zich nu nog eigenlijk vertonen? Met „Arische” vrienden? Maar als nu, zoals onlangs nog gebeurd was, de een of andere snuffelende uniformdrager haar voor een Jodin versleet? Met „Joodse” vrienden? Even gevaarlijk. Had niet laatst een dappere Teutoon haar lastig gevallen, omdat hij dacht dat zij een ~Arische” was? TVTpn mr\pf. ■nampliit' Tirpfpn Hof. TTp-r+o’e -nruoH_

Men moet namelijk weten, dat Herta s noodlot was, dat zij als „bastaard in de eerste graad” gekwalificeerd moest worden; haar vader is voor volle honderd procent Germaans, haar moeder in dezelfde mate Joods. Zij heeft van hen beiden iets meegekregen. Wat haar buitengewoon aantrekkelijk maakt en haar veel vrienden bezorgt, zelfs in het roemruchte Derde Rijk. On .«itra.qt durft 7Ü vin/h hna.sit. nipt, mppr mpt

up siraat uurit zij zien naast niet meer met een vriend te laten zien. Telkenmale bekruipt haar de angst —• om het even wie zij tot begeleider heeft dat een van de vele hoeders van het Derde Rijk het haar lastig zal maken. Wat moet zij doen? Moet zij jongelui opsporen, die, evenals zij, ~bastaard in de eerste graad” zijn; die eveneens een „Arische” vader en een „Joodse” moeder hebben?

Rotjood.

Hij was als chef altijd een heel geschikte baas geweest. Met het personeel van zijn fabriek kon hij goed overweg. Maar hij was een Jood, en dus a priori een a-sociaal element. Over welke aangelegenheid het „Arbeitsfront” de arbeiders der onderneming nauwgezet voorlichtte.

De oude man kon niet goed scheiden van de onderneming, die hij had opgebouwd. Maar er waren middelen te over om hem hiertoe te dwingen. Tenslotte deed hij „vrijwillig” afstand. Zijn onderneming ging in „Arische” handen over. Nu zouden paradijsachtige toestanden aanbreken voor het personeel, dat tot dusver onder de knoet van een Jood gebukt was gegaan.

Er werd een „bedrijfs-appèl” gehouden. Voor het front van de verzamelde arbeiders en employé’s hield een der bonzen van het „Arbeitsfront” een toespraak. Die rotjood had nou gelukkig niks meer te vertellen. Om te tonen hoe zij, de Nationaalsocialisten, in het vervolg het bedrijf dachten te leiden, had het „Arbeitsfront” niet minder dan 15.000 Mark ter beschikking van het personeel gesteld. De ver-

De sokken van mijn wurmenjongen in Goengarijp Van een vacantie-visser

trouwenslieden van het personeel zouden die som beheren. Mocht het eens voorkomen, dat een arbeider dringend een zeker bedrag nodig had, dan zou hij zich tot de beheerders van het fonds kunnen wenden. Driewerf „Sieg Heil!” Tevreden gingen allen aan hun werk.

De volgende dag verscheen de vroegere Joodse eigenaar der fabriek op het bedrijfsappèl. Hij wiide toch ook persoonlijk van zijn personeel afscheid nemen, zei hij. Overigens had hij, ter herinnering aan het feit, dat hij altijd zo prettig met zijn arbeiders had samengewerkt, enkele dagen geleden een bedrag van 15.000 Mark aan de vertrouwenslieden van het personeel ter hand gesteld, welke som ten bate van de arbeiders moest worden aangewend. Toen gaf hij, terwijl de tranen hem overmeesterden, ieder voor het laatst de hand. Nogmaals keek hij in het rond en gmg zijns weegs.

De arbeiders keken elkaar aan; niemand zei een woord. Niemand? Een van de vertrouwensmannen begon te spreken. Te schelden. Te tieren. Die rotjood. Die vervloekte leugenaar. Dat verhaal over die 15.000 Mark was een gore leugen, die alleen maar in het brein van een Jood kon opkomen. Of zij, de arbeiders, die den vuüen Jood toch voldoende kenden, ook maar één woord geloofd hadden van de praatjes, die de kromneuzige leugenaar geliefde op te dissén? Belachelijk! Natuurlijk kwam het bedrag van het „Arbeitsfront” alleen. „Sieg Heil! Sieg Heil Sieg Heil!” Het werd de arbeiders een beetje vreemd te moede. Waarom had die vent nou zo’n grote bek, en zo even, toen de Jood sprak, had hij geen kik gegeven? Nou, zij dachten er het hunne van; maar zij lieten er niet veel van blijken. Dat hadden ze in het Derde Rijk geleerd.

Inmiddels had de rotjood zich naar huis begeven en zich daar opgehangen.

Waarom heelt u geen kinderen? Hij is een postambtenaartje. Sinds vier jaar getrouwd. Kinderloos gebleven. Tot hij op een dag bij een der Nazi-grootheden ontboden werd. Troï-folt 11 mo ppns wrat vnprt pierenlilk

„vertelt u me eens, wat voert u eigemijK uit met uw vrouw, hè?” (Letterlijk). Vragend staart de man het invloedrijke personage aan en buigt zijn hoofd.

„Hoe zit dat?... U bent vier jaar getrouwd... en hebt nog altijd geen kind...” De man is niet in staat te antwoorden. Het bloed stijgt hem naar het hoofd. Wat heeft die dikzak daarmee te maken? Laat-ie zich met z’n eigen zaken bemoeien. Je zou ’m (Zie vervolg pag. 8.)

Het polemisch, hoekje

Leesoefening

Herinneren ome lezers zich nog mijn hoofdartikel van 6 Augustus over „Arbeiders en Boeren”? Mijn betoog was een voorzichtige, maar toch welbewuste poging, om de spanningen, die er zijn tussen de agrarische beweging Landbouw en Maatschappij enerzijds en de socialistische arbeidersbeweging anderzijds, te begrijpen uit de gegeven maatschappelijke verhoudingen; om dan verder deze spanningen niet nodeloos te verscherpen, maar, zo mogelijk, de weg te effenen voor nader gesprek. Ik noemde daarvoor twee motieven: le. lukt het, om tot deze agrarische beweging in een verstandhouding van wederzijds vertrouwen te geraken, dan is daarmee de democratie belangrijk versterkt, het binnenlands fascisme onmogelijk; 2e. ook zij, die de grond bewerken, zijn werkers; arbeiders en boeren, met daarbij de bedrijfsleiders, de ingenieurs enz., vertegenwoordigen tezamen de arbeid tegenover het bezit, dat de arbeid exploiteert. Er zijn overigens moeilijkheden genoeg, zo betoogde ik; men komt van agrarische zijde met een economisch program, dat met het socialistisch program moeilijk te verenigen valt.

Ziehier nu, wat iemand uit mijn betoog heeft gelezen:

„Volgens dr. Banning is men een scherpslijper, wanneer men de grote verschillen, die er bestaan tussen de beginselen der arbeidersbeweging en Landbouw en Maatschappij naar voren brengt.”

Indien deze conclusie juist ware, zou dr. Banning zélf een scherpslijper zijn, omdat hij nadrukkelijk de verschillen o.a. van de economische programs heeft geconstateerd en naar voren gebracht.

„Van mijn kant merk ik dan op, dat ik er nu helemaal niets meer van begrijp, wanneer een voorman der S.D.A.P. wil suggeren, dat er tussen haar en L. en M. wel samenwerking mogelijk is.”

In mijn betoog ging het niet om politieke samenwerking, die voorlopig nog niet aan de orde is, maar om de mogelijkheid van een verstandhouding van wederzijds vertrouwen. In een democratie is dat, dunkt mij, eerste plicht. Men kan het niet ééns worden, toch eikaars betrekkelijk recht inzien en de wrokgevoelens niet willen aanwakkeren.

„Aan deze mensen (van L. en M.), die de onrechtvaardigheid kennen, maar geen vinger willen uitsteken om haar de wereld uit te helpen, wil de religieuze dr. Banning de arbeiders vastlijmen.”

Wat u zegt! Ik heb niet anders betoogd, dan dat ik het plicht acht —• óók religieuze plicht om in ons volk kernen te doen groeien van waaruit een wil tot gerechtigheid voor alle werkenden wordt gevoed, en dat in dit teken, niet in dat van materieel of partijbelang, moet worden gewerkt. Was het zo moeilijk om uit deze zin te begrijpen, dat L. en M. ons tegenover zich zal vinden, wanneer het groepsbelang der plattelanders gelijk wordt gesteld met sociale rechtvaardigheid zoals wij de socialistische practijk en theorie hebben gecritiseerd, wanneer zij arbeidersbelang absoluut stelde?

De schrijver, die ons artikel op zo eigenaardige wijze van inhoud en strekking deed veranderen, is de heer A. Sevenster te Wier. Hem zij goed en rustig lezen aanbevolen. En voor de rest Silence (zwijgen): • Wij gaan over tot het werk. W. B.