Jongerenbijeenkomst 21-22 Oct. Bentveld

Dit weekend hebben we van drie zeer uiteenlopende richtingen te horen gekregen hoe hun ideeën en gedragingen als groep in de tegenwoordige tijd zijn, n.l. van ’t katholicisme, ’t protestantisme en ’t socialisme.

Mej. Van Bhijn leidde ’s middags na aankomst met een kort woord in, waarin ze o.m. zei, dat we geen grote dingen van deze conferentie moesten verwachten, maar dat we ons moeten trachten open te stellen voor en een inzicht krijgen in andere ideeën dan de onze. Waardoor we dan een ruimere blik op ’t geheel zouden krijgen.

’s Avonds was de inleiding van den heer Hermans over ’t rooms-katholicisme in deze tijd. Vurig en enthousiast vertelde hij over de Nieuwe Gemeenschap, over wat het katholicisme onder „gemeenschap” verstaat. Volgens hen moet er altijd een hiërarchische orde bestaan, ook in de maatschappij. Verschillende standen vormen samen een gemeenschap, wanneer ze één gemeenschappelijk doel hebben, geen persoonlijk, maar een staatsdoel.

Bij de nabespreking kwamen natuurlijk heel wat vragen en bedenkingen op, doch gedebatteerd werd er niet.

Allen voelden dat uit zo uiteenlopende geestelijke achtergronden een debat zeker onvruchtbaar geweest zou zijn. Toch hebben we, geloof ik, allen wel iets aangevoeld van de geest waar deze groep mensen uit leeft.

De volgende morgen eerst een korte wijding, gehouden door mej. Van Rhijn. Daarna volgde de inleiding van mr. Slotemaker de Bruine over ’t Protestantisme in deze tijd. Hij verdeelde dit, volgens hem veelomvattende begrip, in tweeën: ’t culturele protestantisme (humanisme) en ’t geestelijk of bijbels protestantisme, waaronder „’t christelijk volksdeel”. ’t Was moeilijk voor hem deze zeer verschillende richtingen te moeten vertegenwoordigen, daar hij zich tot ’t geestelijk protestantisme voelde behoren. De maatschappelijke problemen, waar ’t christelijk volksdeel zich mee bezighoudt, verwierp hij. Volgens hem zijn de sociale problemen slechts bijzaak. De bijbel en ’t geloof zijn eigenlijk ’t enige belangrijke. Als ’t zijn taak is moet men wel voor maatschappelijke verbetering werken, maar ’t mag nooit een ideaal worden. Bij de nabespreking kwam natuurlijk ter sprake: voert ’t geloof tot socialisme? Spreker zeide, dat hij deze twee verschillende werelden van ’t geestelijke en ’t maatschappelijke niet 3a.men kan brengen. Tot ’t eten ons riep sprakei we door, doch uitgepraat en -gedacht waren we nog lang niet.

’s Middags maakten we een mooie wandeling door de herfstbossen en de duinen met alle tinten van rode en oranje bessen.

Daarna de lezing van den heer Thomassen over ’t socialisme. Wat hij van ’t ontstaan en de grondslagen van ’t socialisme vertelde, was waarschijnlijk de meesten wel bekend.

Hij legde er echter de nadruk op, dat ’t socialisme van tegenwoordig een opbouwende kracht is en geen kloof brengt in ’t maatschappelijk leven. Ook legde hij de nadruk op de verandering van veel dingen, die in ’t enthousiasme van de eerste opkomst van ’t socialisme fel aangevallen of verworpen waren. Ook de afwerende houding tegenover ’t Christendom is nu verdwenen. Een goed christen kan een goed socialist zijn en omgekeerd. In de nabespreking kwam het verlaten van verschillende principes, o.a. ’t antimilitarisme, ter sprake. Over dit belangrijke onderwerp kon, jammer genoeg, niet lang uitgewijd worden uit gebrek aan tijd.

Van verschillende kanten hoorde ik dat men hier nog wel eens uitvoerig over gesproken zou willen hebben.

’s Avonds, de samenvatting en afsluiting door dr. Banning. Persoonlijk vond ik dit wel ’t hoogtepunt van ’t weekend. Met een ruime en objectieve blik overzag hij ’t geheel en besprak de punten, waarin deze drie richtingen elkaar niet en waarin wel zouden kunnen vinden.

Spreker zeide, dat deze drie verschillende gedachtenwerelden niet te verenigen waren, doch dat hij er blij om was, dat er geestelijke spanningen in ’t leven waren. We kunnen hier geestelijk door groeien. Een uitspraak naar aanleiding hiervan, die me erg trof, die spr. aanhaalde van iemand, die schreef over een gesprek tussen een Jood en een Christen, was: „lm Gesprach wurden sie Gemeinde”.

’k Geloof, dat we ons bij de sluiting, na ’t zingen van een lied allemaal meer een geworden voelden.

We hebben weer veel stof gekregen om onze gedachten over te laten gaan en ik geloof zeker, dat dit week-end ons allen goed gedaan heeft. E. B.

Cursus: Het Partijwezen in Nederland

Zaterdag en Zondag, 28 en 29 October waren er een 65-tal personen bijeen om deel te nemen aan de cursus: Het partijwezen in Nederland. Zaterdagmiddag 5 uur werd de cursus met een welkomstwoord geopend door den leider dr. D. J.

Wansink. Hij sprak de hoop uit, dat we met elkaar een paar goede dagen op Bentveld zouden hebben.

Zaterdagavond 8 uur begon de leider zijn rede over „De oude partijtegenstellingen”. Gereleveerd werd, dat de eigenlijke partijvorming eerst begonnen is na de Grondwetsherziening van 1848. ’t Tijdperk na 1848 wenste snr. in vier stukken te verdelen (1848—’87; 1887—1917; 1917—zomer 1939; na de zomer van 1939). ’t Eerste tijdperk begint met de parlementaire strijd tussen Conservatieven en Liberalen, gesteund door de Katholieken en eindigt ten gevolge van de schoolstrijd met de kamp tussen de coalitie (Katholieken en Anti-revolutionairen) en de Liberalen, ’t Tweede tijdperk wordt grotendeels beheerst door schoolstrijd en algemeen kiesrecht. De Grondswetsherziening van 1917 brengt de pacificatie of onderwijsbevrediging en het algemeen mannenkiesrecht. Daarmee is het bindmiddel voor de coalitie vervallen. Heel langzaam vormt zich riu een nieuwe partijtegenstelling; de zomer van 1939 breekt radicaal met ’t oude en twee socialisten worden minister.

Zondagmorgen hield de heer A. Elffers een korte religieuze toespraak. Hij wees er op, hoe velen door de huidige omstandigheden van ’t geloof vervreemd worden en geen zin meer in ’t leven kunnen ontdekken. Spr. wilde echter getuigen, dat ’t juist in deze donkere tijden noodzakelijk is om zijn geloof in God en de zin van ’t leven te behouden, ja, te versterken.

Na een korte pauze kreeg toen dr. L. W. R. van Deventer gelegenheid om het onderwerp „Welke nieuwe tegenstellingen zijn opgekomen”, voor ons te behandelen. Hij maakte eerst duidelijk, dat er vier bronnen zijn, waaraan het partijleven beginselen ontleent: de techniek, de speculatie, de intuïtie en de historie. Vervolgens ging hij de grondbeginselen der verschillende partijen na. Hierbij toonde hij aan, dat er voor het huidige ministerie een maatschappelijke basis is, waarop kan worden samengewerkt. Tenslotte noemde hij een zevental tegenstellingen, die zo zoetjes aan de oude partijtegenstelling links-rechts hebben vervangen.

Des namiddags sprak dr. W. Banning over het onderwerp „Voorwaarden tot vernieuwmg van ons volksleven”. Spr. wilde deze uit drieërlei gezichtspunt bezien: le. het sociale; 2e. het geestelijke; 3e. het internationale. Maatschappelijk kunnen thans een zestal sociale lagen worden onderscheiden. Hoewel 'ze op elkaar zijn aangewezen om het productie-proces in goede banen te leiden, staan ze dikwijls als vreemden tegenover elkaar. Begrip voor eikaars plaats in het maatschappelijk leven, eikaars nut erkennen en met de ander willen samenwerken zijn de voorwaarden om een meer harmonische maatschappij te scheppen. Geestelijk zijn er een drietal stromingen; de Katholieke, de Calvinistische en de Humanistische en ook hier zal men elkaar moeten vinden. Slechts een duidelijk inzicht in eikaars gedachteleven en de eerbied daarvoor kunnen de geestelijke samenwerking brengen. Op internationaal gebied moet een hogere rechtsorde worden ingesteld, die souvereine staten tot meerdere samenwerking moet brengen; ook hier moeten landsbelangen wijken voor die van het grote geheel.

Na elke inleiding had een geanimeerde discussie plaats. Hieruit bleek, dat de vaste wil en de genegenheid aanwezig waren om elkaar te begrijpen. Dit maakt een weekend oï> Bentveld tot zo’n waardevol iets. De cursusleider zei in zijn slotbeschouwing dan ook geen woord te veel, toen hij opmerkte, dat we samen een paar fijne dagen hadden gehad. H.

Kortehemmen

Conferentie van Jeugdorganisaties

Deze conferentie, die de tijdsomstandigheden in aanmerking genomen, door een groot aantal leden van de A.J.C., de D.G.J.B. de J.V.0., de N.8.A.5., de Boun fen Pr. Nat. Jongerein, de Rijzende Kerk, de V.C.J.B. en de V.D.J.O. werd bijgewoond, opende ds. H. de Boer met de wens, dat ze een ontmoeting zou zijn, waar de wrijving niet zal uitblijven, omdat dan zal blijken, dat wij in de diepte zijn gegaan. Daarbij willen wij echter bedenken, dat wij dit leerde ons de tijd scherper moeten worden in zelfkritiek en zachter in ons oordeel over anderen.

Daarna kreeg ds. L. H. Ruitenberg het woord over: „Onze Volksgemeenschap”. Hij begon met te zeggen, dat hij zijn onderwerp zou behandelen niet zoals ergens was bekend gemaakt als religieussocialist, maar als lid van een volk, bewogen door de noden van dat volk, deel hebbend aan verleden en toekomst van dat volk. De eerste vraag, die wij hebben te beantwoorden, is: Wat is volk?

Als wij spreken over volksgemeenschap, bedoelen wij met volk: le. een groep van mensen samengebonden door een gemeenschappelijk lot, door eenheid van geschiedenis, levensomstandigheden en taal. Niemand kan kiezen of hij tot een bepaald volk wil behoren, de verbondenheid is ieder opgelegd. Daarom behoeft niemand zich te schamen.

maar mag ook niemand er trots op zijn, dat hij tot een bepaald volk behoort.

Nu spreken we echter nog maar van volksgeheel, maar niet van volksgemeenschap. Want in dat volk zijn allerlei spanningen, allerlei groepen, die zich willen laten gelden.

Van een volksgemeenschap kan alleen sprake zijn als een volk niet alleen samen gebonden wordt door het lot, maar ook door „geloof”, dat woord in de ruimste betekenis genomen: het onvoorwaardelijk aanvaarden van een niet nader te bewijzen zekerheid. Zo wordt het Joodse volk samengebonden door het geloof: „Gods volk te zijn”, het Duitse volk door het geloof: „Am Deutschen Wesen wird die Welt genesen”.

Volksgemeenschap wil dus zeggen: een volksgeheel samengebonden door gemeenschappelijk lot en geloof.

Hoe staat het nu met onze de Nederlandse Volksgemeenschap? Daar zijn allerlei spanningen sociale, door de tegenstellingen arbeidersmassabezitters, plattelanders-stedelingen, dan politieke die in betekenis afnemen, omdat de economische kwesties veel belangrijker zijn maar die hun oorzaak vinden in verschil van geloofsvoorstellingen, voorts culturele en eindelijk religieuze spanningen. De laatste zijn wel de voornaamste. Men behoeft slechts te denken aan de 80-jarige oorlog en aan de schoolstrijd in Nederland. Wat moeten we nu doen met al die spanningen?

Er zijn twee wegen: óf al die spanningen opheffen door ze ondergeschikt te maken aan de staatsmacht, het totalitaire systeem, óf die spanningen overwinnen door het geloof in God. Dan zullen we afwijzen het geloof in de almachtige staat, maar staan wij tegenover iedere afgoderij, de aanbidding van vaderland, leger en partij en positief zullen wij gedrongen worden tot arbeid om een stuk gerechtigheid tot werkelijkheid te maken. In die arbeid zullen wij sterk staan in onszelf, eerbiedig tegen anderen en dan zal er iets van volksgemeenschap groeien.

Zondagmorgen leidde ds. J. L. van Apeldoorn de wijdingssamenkomst. De middag en een groot gedeelte van de avond werd in beslag genomen door de lezing van ir. S. Posthumus over: „De plaats van onze volksgemeenschap in het internationale verband” en de daarop volgende discussie.

In het kort kwam het zeer uitvoerige betoog van den spreker hierop neer. Hoe moeihjk het ook moge zijn om op dit ogenblik over internationale samenleving te spreken, meer dan ooit is het toch geboden, willen wij de mogelijkheid om op de toekomst invloed uit te oefenen behouden.

Er is nu anarchie van staten net zo goed als er vroeger anarchie in de samenleving van mensen was. Het gaat niet aan om daarbij één bepaalde schuldige aan te wijzen, de loop der geschiedenis bewijst, dat allen schuldig zijn, alleen al daarom, omdat allen zijn blijven staan op het recht om zelf een beslissing met de wapenen te forceren. In de statensamenleving is een rechtsorde noodzakelijk, die inhoudt de mogelijkheid van gezamenlijk optreden van alle staten tegen de een, die zijn eigen recht met geweld verdedigt en dus misdadiger is. Twee grote Nederlanders, De Groot en Van Vollenhoven hebben ons de weg gewezen.

Voorlopige mislukking mag ons niet het geloof aan deze enige uitkomst ontnemen. Pas dan is rustig overleg over economische, militaire en culturele tegenstellingen mogelijk.

Het gaat nu in de wereld om de strijd tussen hen, die bereid zijn, zich hiervoor nog in te stellen, zowel als land of als persoon én hen, die bewust aansturen op nog groter verval van de wereld tot anarchie en bandeloosheid.

De keuze hangt hiervan af, of men zich nog instellen wil voor enkele waarden, die de mensentoekomst kunnen redden. Gerechtigheid barmhartigheid en liefde, niet als religieus sausje, maar ais eerste levenswerkelijkheid.

De samenkomst werd gesloten door ds. H. de Boer, die allen: „tot een volgend jaar!” toeriep.

On der wijzer es,

vrije 2e etage bewonende, Kranenburgweg, Den Haag, heeft 2 gest. kamers beschikbaar met gebruik van keuken voor dame alleen. Brieven onder No. A 6542 bur. Tijd enTaak.

Dame, ambt. 32 jaar, zoekt te Amsterdam voor pim. 4 dagen per week gemeub. ev. gest.

Zit-Slaapkamer

Liefst Centrum of West. Brieven met nauwkeurige inl. A 1811, bur. van dit blad.