Uit de Kerkelijke Wereld

„Hersteld” Evangelisch Luthers

De Secretaris van de Wereldbond van Kerken deelt in zijn jaarverslag, opgenomen in „Oecumenisch Christendom” van April 1940 mede, dat in de loop van het jaar 1939 het navolgende bericht binnenkwam. Het was afkomstig van de Algemene Kerkelijke Commissie van het Hersteld Evangelisch Luthers Kerkgenootschap, gericht aan de Oecumenische Raad. In deze Raad hebben vertegenwoordigers van verreweg de meeste kerkelijke organen en stromingen in Nederland zitting. Slechts de R.K. Kerk en de Gereformeerde Kerken (met wat daar nóg noordelijker van ligt) houden zich om theologische redenen buiten het werk van die Raad.

Genoemd kerkgenootschap, waarvan slechts ingewijden precies de bestaansredenen weten, en dat in de schaduw van het Evangelisch Luthers Kerkgenootschap, en dan nog hoofdzakelijk in Amsterdam te vinden is, heeft de Oecumenische Beweging vaarwel gezegd. En wel op deze grond: „Van een onderdeel van de Raad, n.l. de Wereldbond van Kerken, maakten wij reeds geen deel meer uit, daar bij het bedanken van onze vertegenwoordiger in die Wereldbond door ons de opengekomen plaats niet werd vervuld, om reden, dat de Wereldbond wegens connecties met organisaties, wier standpunt ten opzichte van onze weermacht, onze sympathie niet kan hebben, voor ons niet meer een corporatie kon zijn, waarin wij ons konden doen vertegenwoordigen.”

Ben ik ver mis, als ik veronderstel, dat de Hallemannetjes, die zo bizonder fatsoenlijk waren, en óók in Amsterdam woonden. Hersteld Evangelisch Luthers moeten zijn geweest? Intussen zal het voor den vertegenwoordiger van „Kerk en Vrede” een vreugde zijn geweest, te vernemen, dat een heel Kerkgenootschap voor hem op de vlucht is geslagen.

Einde van de richtingstrijd

Ds. A. M. van de Laar Krafft heeft bij V. Gorcum, Assen, een brochure het licht doen zien onder de titel: „Niet meer „Vrijzinnig”, maar „Oecumenisch”. Daarin betoogt hij, dat wij de richtingstrijd moeten liquideren. Tot nu toe noemde hij zich vrijzinnig, thans wil hij zich oecumenisch noemen. Hij wekt andere vrijzinnigen, die de richtingstrijd moe zijn, op, zijn weg te volgen. Hij vraagt van hen zich niet blind te staren op de dogma’s, maar veeleer na te gaan, wat achter de formules bedoeld wordt. Hij wil, dat gemeenten niet meer vragen naar iemands richting, maar naar iemands geloof.

Ik meen te mogen verwachten, dat deze voorstellen niet spoedig grote weerklank zullen vinden. Deze poging is niet nieuw. Steeds zijn er predikanten en leken geweest, die het „keurslijf” door richtingtegenstellingen opgelegd niet wensten te aanvaarden. Zij werden door de kerkelijke verhoudingen op de duur toch gedwongen partij te kiezen, zo zij niet Evangelisch werden. Dan namen zij een tussenpositie in, die van beide kanten evenzeer als partij-kiezen gevoeld werd, en bovendien nog als ~halfslachtig” verdacht werd geacht.

Sinds het verschijnen van deze brochure is een „Oecumenisch Werkverband” opgericht. Het heeft blijkens een verslag in de N.R.C. van 4 Mei, te Utrecht, vergaderd onder voorzitterschap van Ds. v. d. Laar Krafft. In de oprichtingsvergadering heeft de voorzitter in drie stellingen het standpunt van dit verband uiteengezet.

le. De richtingsnamen rechtzinnig en vrijzinnig zijn niet meer reëel noch principiëel. Hiertegenover stellen wij, dat er inderdaad strekkingen in het theologisch denken zijn, die andere tegenstellingen oproepen en dus deze oudere minder volstrekt maken. Daarmee is echter de plicht niet verdwenen, om ze toch als levende realiteiten te aanvaarden. Juist als men ze overwinnen wil.

2e. De toenadering kan alleen komen vanuit een vaste, gemeenschappelijke grondslag. Deze Is: de oecumeniciteit der kerk. Opmer-

king: is deze grondslag waarlijk zo vast? Moet niet eerst vast komen te staan, wat met deze oecumeniciteit (hardop uitspreken, 10 x!) bedoeld wordt?

3e. Practische arbeid van dit werkverband moet zijn: persoonlijk gesprek met plaatselijke leiders van beiderlei zijden. Opmerking: in orde. Maar dit blijft te toevallig, is te zeer een zaak van plaatselijke omstandigheden en machtsverhoudingen om deze methode te kiezen boven een voortdurend contact tussen de leiders der richtingen.

Samenvattend: de richtingstrijd is een gegeven in verschillende kerken, en heeft vooral in de Ned. Herv. Kerk een gestalte aangenomen, waardoor aan die kerk, dus aan de uiterlijke verschijningsvorm van het Christendom in Nederland, schade is toegebracht. Maar door die richtingstrijd is tevens meer bewustheid gewekt. Deze situatie als uitgangspunt aanvaardend, zal men thans aandachtlg moeten waarnemen wat op het gebied van theologie verschuift. De resultaten daarvan, samen met de steeds heviger aanvallen op de kerken, zullen de strijd een ander aanzien geven en het bewustzijn van eenheid op de voorgrond plaatsen. Waar dat bewustzijn is opgetreden, is de tijd rijp om nieuwe wegen in te slaan. Waar dat bewustzijn niet aanwezig is, zal noodzakelijkerwijze één van de twee (?) partijen gedwongen worden, het kruit droog te houden.

Wie de zaken zo ziet, kan aan het nieuwe Oecumenische Werkverband vooralsnog geen grote toekomst voorspellen. Die blijft werken op de plaats, waar hij gesteld is, mét de namen, daaraan verbonden. Die werkt samen waar het mogelijk is, en wacht strijdend af, waar het niet anders kan.

Joden trekken verder

De gebeurtenissen in Scandinavië hebben het Jodendom een nieuwe slag toegebracht. Ziehier, welke berichten Dr. K. Hirsch in het „N.1.W.” van 3 Mei geeft.

Denemarken bevindt zich in een toestand, die bijna gelijk is aan die van Oostenrijk. Er wonen daar ongeveer 6000 Joden en wel voor het grootste deel in Kopenhagen. Bijna allen zijn daar reeds sedert bijna een eeuw gevestigd en slechts een duizendtal zijn buitenlanders. Bovendien wonen er nog pl.m. een 1200 emigranten, die voor een deel hier hun opleiding voor Palestina ontvingen. Op de dag, dat de Duitsers er binnentrokken, zijn vele dezer geïnterneerd, terwijl het een deel der aldaar gevestigde Joden gelukte naar Zweden te vluchten.

In Noorwegen, en speciaal in Oslo, zijn de vluchtelingen eveneens „geïnterneerd”, terwijl de Joodse zaken op bevel van de Duitse overheid. zijn gesloten.

Voor de Joden in Zweden bestaat een gelijksoortig gevaar, voor het geval Zweden In de oorlog zal worden betrokken en in het dan door Duitsland te bezetten gebied een Duits regime zou worden ingesteld. Er wonen thans in Zweden ongeveer 8000 Joden, die tot dusverre eigenlijk nooit last hebben gehad van antisemitische acties. Volgens de laatste statistiek wonen in Zweden 2831 emigranten, welk aantal thans door de uit Denemarken en Noorwegen gevluchte Joden zal toenemen.

Uit het Finland na de oorlog

Op de 3de April sprak de Finse minister van Onderwijs in een grote kring van persvertegenwoordigers over de toekomst van de volksontwikkeling en van de wetenschappelijke onderzoekingsarbeid in Finland. Op dit belangrijke gebied, zo verklaarde hij, zullen zich, door de ernstige materiële verliezen, die Finland door de oorlog heeft geleden, natuurlijk grote moeilijkheden voordoen. In aansluiting daarmee schetste de minister de betekenis van de kerk in het volksleven:

„De christelijke kerk neemt in het culturele leven van Finland een uiterst belangrijke plaats in. Onze beide nationale kerken, de Evangelisch-Lutherse kerk en de Orthodoxe kerk, heb-

ben tengevolge van de gebiedsafstand aan Sowjet-Rusland gevoelige verliezen geleden. Van de Lutherse gemeenten hebben 62 geheel of gedeeltelijk hun roerend en onroerend goed verloren, gezwegen nog van de door de oorlog veroorzaakte schade, die wij geleden hebben in de gebieden, die wij behouden hebben. De schade aan goederen beloopt voor de Kerk bijna 3 millioen gulden: de verliezen aan kerkgebouwen en gemeentegebouwen wordt begroot op ruim 1 millioen gulden. De waarde van de landerijen die aan de gemeenten behoorden, met inbegrip van de bossen bedraagt meer dan 4 millioen gulden. Daar komen nog de verliezen bü die de diaconessenhuizen, inrichtingen voor inwendige zending, het instituut voor kerkmuziek enz. geleden hebben. Dat is alles op 2i millioen gulden niet te hoog geschat. Onze Orthodoxe kerk heeft van haar 33 gemeenten er 19 verloren, waaronder 4 kloosters.”

De minister legde er de nadruk op, dat de kerk in Finland, ondanks de harde beproeving, die over haar gekomen is, vol vertrouwen de toekomst tegemoet ziet. De liUtherse kerk is bereid afstand te doen van een deel van de landerijen, die zich nog in haar bezit bevinden, om 2000 gezinnen, die van hun woonplaatsen zijn verdreven, een woonplaats te geven.

Een gekuiste Bijbel

Ook in Duitsland heeft men voor een nieuwe bijbeluitgave gezorgd. Het zijn de Duitse Christenen van Thüringen geweest, die de Bijbel voor het herboren Duitse volk verstaanbaar hebben willen maken, en alles, wat zijn afkeer van het Jodendom mocht irriteren, eenvoudig hebben geschrapt. Men kon dus volstaan met de uitgave van het Nieuwe Testament. De Persdienst van het Oecumenisch bureau deelt nu mede, dat het herhaaldelijk aangekondigde „Volkstestament klaar is. De bewerkers hebben, naar hun zeggen, het oorspronkelijke verhaal in ere hersteld. De evangelieschrijvers hadden het beeld van Jezus op Joods-christelijke wijze weergegeven, maar zij hebben het nu van dergelijke boze toevoegsels ontdaan.

Wat is nu het resultaat’

Men had al direct moeite met de geboorteverhalen. Want Jezus zou, naar de overlevering, geboren zijn in de stad van koning David, n.l. Bethlehem. Nu kan men uit het Duitse volksleven het kerstfeest niet schrappen. Dus bleef er niets anders over dan alles, wat Joods klonk, te laten vallen. Jezus moest in Galilea geboren worden. Het is immers Duits-Christelijk dogma, dat in Galilea, in het noorden van Palestina, verschillende rassen, waaronder het arische ras, moeten hebben samengewoond. Dan zou Jezus een ariër zijn geweest.

Verder is alles weggevallen, wat een toespeling op de tempel inhoudt. De tempel is bij uitstek de plaats van de joodse eredienst. Het verhaal, dat Josef en Maria Jezus als klein kind in de tempel brachten, waar Simeon en Anna hun zegewoorden spraken, speelt volgens Duitse Christenen in Galilea.

Van het Paasverhaal blijft alleen Joh. 21 over. Wat de andere drie evangeliën meedelen, wordt weggelaten. Dat de Joden geroepen zouden kunnen hebben: ~Hosanna de zone Davids”, is een Duitse Christen een gruwel. Welnu: wég ermee. Bovendien is ook alles verwijderd, waarvan parabelen te vinden zijn in de rabbijnse litteratuur van die dagen.

In de grond van de zaak zullen wij dit een onbelangrijk bedrijf vinden. Er worden nog steeds in Duitsland meer Bijbels dan exemplaren van „Mein Kampf” verkocht. Bovendien vertrouwen wij erop, dat wie de Bijbel niet geheel verwerpt, zich niet met een aangepaste bijbel, zonder ergernis, tevreden zal stellen. Toch moet mij deze opmerking van het hart: Hebben wij, Nederlandse Christenen, van welke richting ook, in wezen wel zo heel veel meer eerbied voor de Bijbel? Wat over de oostergrens geschrapt wordt, lezen wij misschien wel. Maar hoeveel is er, dat wij wel is waar niet verwijderen, maar intussen toch ongelezen laten? Onze eerbied voor de Bijbel is veelal van wetenschappelijke aard. Maar wat hindert ons eigenlijk in de Duitse Christenen: gebrek aan religieuse dan wel wetenschappelijke eerbied

jegens de Bijbel? L. H. RUITENBERG.