; ' V'"<' r]

De lijn der

Sowjetpolitiek

Internationale samenwerking is een netelige aangelegenheid. Men moest, na de over het algemeen teleurstellende resultaten van de Geneefse Volkenbond, gedurende de afgelopen tweede wereldoorlog, opnieuw beginnen. Tweezijdige verdragen tussen de grote mogendheden vormden ervan het schuchtere begin; schuchter, omdat een verdrag tussen twee mogendheden, hoe machtig elk en beide tezamen ook, nog niets omtrent universele samenwerking zegt. Daarom was het zo’n belangrijk besluit, dat te Jalta viel: dat de ministers van Buitenlandse Zaken der drie vergaderde staten een raad zouden vormen, die geregeld bijeen moest komen, Velen hebben gemeend, dat dit besluit achterhaald werd door de beslissing van Potsdam, die een raad van dezelfde ministers, vermeerderd met die van China en Frankrijk, instelde, en waarschijnlijk was het ook wel de bedoeling aldus geleidelijk tot een uitbreiding te komen. De conferentie van deze vijf ministers, in September te Londen gehouden, is evenwel goeddeels mislukt, doordat op dat ogenblik het zo nodige vertrouwen in eikaars bedoelingen ontbrak. De impasse die toen ontstond, kon en mocht niet voortduren, immers geen enkele regering wenst thans oorlog te voeren en de oorlogsdreiging van binnenuit wordt juist groter, wanneer men de chaos die nu nog op velerlei gebied heerst, eenvoudig chaos laat.

Ook de zich in wording bevindende organisatie der verenigde volkeren (afgekort UNO, d.w.z. United Nations Organization geheten), leed aanmerkelijk schade door de slechte betrekkingen tussen de groten. Teneinde nu opnieuw voeling te nemen, komen 15 December de ministers van Buitenlandse Zaken van de USA, USSR en het Verenigd Koninkrijk, volgens de overeenkomst van Jalta dus, te Moskou bijeen. Na de voorbereidende vergadering der United Nations, waar over de vijftig staten in San Francisco vertegenwoordigd waren, na de raad van vijf te Londen, nu in Moskou de drie.

In Moskou de drie, dat lijkt een herhaling van het contact in de oorlog en dus geen voortuitgang sindsdien. De keus van Moskou wijst erop, dat de grootste

moeilijkheden van de Sowjetunie gekomen zijn; geen wonder, want zowel te San Francisco als op de Londense conferentie waren juist de sowjetaf ge vaardigden in de oppositie geweest. En aangezien men niet de oppositie wil uitsluiten, maar veeleer met haar tot een eensgezinde houding en vruchtbare werkzaamheden wil komen zeker voordat in Januari de UNO haar zittingen begint komen Bevin en Byrnes de Russen althans reeds geografisch tegemoet. Het is een terugtreden teneinde, volgens een Franse zegswijze, de sprong met des te meer succes te kunnen wagen, Ofschoon ook tussen de andere bondgenoten opmerkelijke tegenstellingen in situatie en opvattingen over concrete aangelegenheden bestaan, is de kloof die bij voortduring de Sowjetrussen van de westerse democratieën scheidt die, welke het meest in het oog valt en die ook het gevaarlijkst voor de wereldvrede kan worden. Concreet behelzen de tegenstellingen zulke uiterst vitale en actuele punten als de behandeling van Duitsland’s bevolking, industrie en landbouw, de vredesverdragen met de kleine vijanden, met inbegrip van de toekomst der Italiaanse koloniën, het eeuwenoude vraagstuk van de Dardanellen en de Bosporus, de buitenlandse invloeden in China en Perzië en, op de achtergrond, de macht van het Kremlin over de buitenlandse politiek der volken via de nationaal georganiseerde communistische partijen,

Vanwaar die tegenstellingen? Ze komen grotendeels voort uit de structuur van de Sowjetunie, die sociaal en historisch sterk afwijkt van die der westerse democratieën (China laten wij buiten beschouwing; het is enerzijds bij uitstek onwesters, meer dan de Russen, anderzijds juist sterk geneigd met het Westen mee te gaan). Wij zeggen dit niet opdat men nu zal denken: als we de oorzaak maar kennen, kunnen we die ook wegnemen. Het tegendeel is waar; wie de verschillen overweegt, beseft pas hoe diep de kloof is. Maar een weloverwogen zorgelijkheid biedt altijd nog meer reële mogelijkheden tot overeenstemming dan een onverantwoordelijk optimisme, Heel kort gezegd komt het hierop neer: de Sowjetunie heeft nolens volens de hele

politieke erfenis van het tsaristische Rusland overgenomen. Dat houdt mede in: een streven naar de ijsvrije zeeën (Finland, Turkije, Perzië, Mantsjoerije!) en een neiging zich aan het hoofd te stellen van statencombinaties, oudtijds het nu nog niet verdwenen Panslavisme, daarna de Derde Internationale. Bovendien een gevoel van staatkundige onvolgroeidheid, begrijpelijk van een pas in de 18e eeuw omhoogstrevend Rusland naast de toen zo gevestigde machten van het westen. Een kloof levert het zo grondig verschillende verleden op: terwijl in West-Europa de latijns-chirstelijk-germaanse cultuur tot ontwikkeling kwam en de Renaissance, de Hervorming en de grote ontdekkingen West-Europa zijn nieuwe impulsen gaven, leefden de Russen onder Mongoolse heerschappij. Tussen Azië en West-Europa gesteld, blijft dit volk zich achterlijk voelen t.o.v. het westen en tegelijkertijd is het met wantrouwen tegen de politiek der westerse mogendheden bezield (gevolg van de strijd tegen Rusland door de Duitse orde. Polen, Napoleon, later in de Krimoorlog en de interventie in de revolutiestrijd). Men wil nog steeds „inhalen en voorbijstreven” (de leus der vijfjarenplannen) om aldus zowel het gevoel van minderwaardigheid, dat zo spoedig in zijn tegendeel omslaat, als het besef van vijandigheid en daardoor isolement kwijt te raken.

De overwinning heeft menigen Rus het gevoel van oppermachtigheid gegeven, ofschoon de leiders wel beseften, dat er grenzen zijn. De sowjetpolitiek sinds de overwinning tot nu toe, heeft erin bestaan het volkswantrouwen en het prestige van het leger uit te buiten in een beslist imperialistische richting, die wellicht meer incidenteel dan principieel was. En die politiek, die zo duidelijk inging tegen wat van een leidend lid der verenigde volkeren verwacht wordt, maakte menigpen het isolement van zijn land duidelijk. De kwestie van de atoombom verergerde dat. Bedriegen de tekenen niet, dan buigt thans de lijn der immer realistische sowjetpolitiek om. De verkiezingen in de bezette gebieden in Midden-Europa hebben geleerd, dat de Russische bezetting de communisten beslist afbreuk heeft gedaan; men wil deze volkeren toch zeker niet afstoten. En na de afwijzende rede van Molotof over de eigen nieuwe stad Atomograd, was een woord van het staatshoofd Kalinin welkom; hij erkende, dat vele sowjetsoldaten gemeend hadden, dat West-Europa een paradijs was van weelde, vergeleken bij hun eigen land en daarom ongaarne Duitsland verlieten. Hij keurde die houding af, maar de oorzaak ervan begrijpend, gaf hij er de enig juiste raad bij: gaat reizen, sluit je niet in eigen kring op. De Sowjetunie heeft de anderen nodig. Niet voor niets schrijft de vrouw van den Engelsen schrijver Priestley, die in Rusland gereisd heeft, dat ginds haar de hartelijkheid van de bevolking en daarnaast de ontzaglijke ontberingen en verwoestingen het meest opvielen.

Flauwe tekenen van een nieuwe koers zijn aanwezig. Als de komende conferentie van Moskou een oprechte internationale samenwerking in de UNO voorbereidt, zal niemand deze na-oorlogse bijeenkomst der grote drie behoeven te betreuren.

13 December 1945.

A. E. COHEN.

VERSLAGENHEID OP EEN HONGERTOGHT

Er is geen toekomst meer en geen verleden; Ons leven eindigt in een duistre droom!

Een spook bespringt ons, een verschrikkelijk fantoom. Dat in verstilde dorpen en versteende steden

De duizenden bijeen jaagt tot een stroom. Die uitbreekt naar de altijd verdre zoom.

Waar nog om voedsel kan geworven en gebeden . . . Er is geen toekomst meer en geen verleden!

Eens leek het leven schoon, wij waren vroom; Een lokkend ideaal werd zingende beleden;

Wij schreden door Gods rijk met lichte schroom; Geloofden aan den naaste en aan de vrede . . .

Nh dooft het leven in een duistre droom . . . Er is geen toekomst meer en geen verleden!

12 Jan.

JOHAN TOOT