WEST-EUROPA EN RUSLAND

Nog één vraag wacht op antwoord. Voor mijn besef de belangrijkste vraag: Zullen wij. Christenen en humanisten, in staat zijn het half millioen, dat op de C.P.N. stemde, te winnen voor de opbouw van een West-Europa, dat tussen Amerika en Rusland een eigen zelfstandig geestelijk bestaan heeft? Het gaat tenslotte niet om de verhouding van de Partij van de Arbeid en de C.P.N., maar om die van West-Europa en Rusland. En daarbij zijn West-Europa en Rusland voor ons iets meer en iets anders dan geografische begrippen.

„Frits Lieb spreekt in zijn boek „Russland unterwegs” over Europa als het geweten van de mensheid. Men kan om zo’n kwalificatie hooghartig en cynisch glimlachen. Misschien wel terecht. Toch begrijp ik heel goed, wat Lieb bedoelt. In onze strijd tegen het Nationaal-Socialisme ging het ons uiteindelijk niet om de nationale onafhankelijkheid van Nederland, maar om het voortbestaan van West-Europa. Wij hebben bezwaren, wanneer van Ruler West-Europa en zelfs Amerika een schepping van den Heiligen Geest noemt. Maar het heeft voor ons wei een grote geestelijke waarde. Het is iets geheel anders dan: bloed en bodem, het is: geschiedenis en roeping, het grote geestelijke goed, dat West-Europa in de strijd tegen Hitler en zijn trawanten vertegenwoordigde.

Wanneer wij ons bezinnen op de verhouding van West-Europa en Rusland, betekent dit grote geestelijke goed datgene, wat men in vroeger jaren democratie en tegenwoordig onder de invloed van Denis de Rougemont personalisme noemt: de vrijheid van en de eerbied voor de menselijke persoonlijkheid.

Deze vrijheid is zeer zeker al te veel het privilege van bepaalde maatschappelijke groepen gebleven. Voor de massa van het proletariaat had de democratie tot nog toe weinig of geen inhoud, omdat er wel een politieke rechtsorde, maar geen rechtsorde van de arbeid was. Politieke vrijheid en gelijkheid hebben weinig te betekenen wanneer zij verbonden zijn met economische onvrijheid en ongelijkheid. Daarom zien steeds meerderen met verwachting en verlangen naar het Oosten, in de richting van Rusland, gelovend en hopend. Het is hun waarschijnlijk niet eens te doen om de werkelijkheid van Rusland. Het land van Lenin en Stalin is hun tot een symbool geworden. Op het werkelijke Rusland kan critiek worden geoefend, waarlijk niet alleen burgerlijke en reactionnaire, maar ook socialistische critiek. Het is de gelovigen en hopenden echter niet allereerst om de werkelijkheid, maar om het symbool Rusland te doen. Het staat wel vast, dat zij de realiteit Rusland in hun geloof en verwachting idealiseren, maar zij hebben de overtuiging dat in Rusland de arbeid van alle uitbuiting verlost is en dat maakt hen voor Rusland geestdriftig.

Deze geestdrift zullen wij moeten verstaan.

Zij geloven, dat de arbeider in Rusland niet meer het verlengstuk van de machine is: het lijdend voorwerp van een onmenselijk en hardvochtig kapitalisme, maar het actieve subject van het productieproces. Daarom is Rusland voor hen, die hongeren naar sociale gerechtigheid, het symbool van een nieuwe wereld, waaraan

zij zich in hun verwachting hartstochtelijk vastklemmen.

Deze duizenden zullen wij alleen winnen, indien wij in West-Europa er in slagen, de politieke democratie te verbinden met een sociale en economische democratie, met wat Frits Lieb noemt de democratie van de arbeid, indien wij in staat zijn, aan de politieke vrijheid en gelijkheid inhoud te geven door een sociale en economische vrijheid en gelijkheid.

De democratie van West-Europa is niet meer dan een halve democratie en het personalisme wordt een stichtelijk onding, wanneer het zich isoleert van de sociale en economische werkelijkheid.

De strijd tegen het kapitalisme en voor het socialisme is dan ook veel meer dan uitsluitend een strijd voor een andere maatschappijvorm. Het is de strijd voor West-Europa, de strijd voor de geschiedenis en de roeping van West-Europa. Rusland vertegenwoordigt een stuk waarheid, te midden van veel leugen, best, maar te midden van veel leugen een stuk waarheid, dat West-Europa tot op de dag van vandaag wel theoretisch erkend, maar niet practisch gerealiseerd heeft.

De waarheid moet niet theoretisch erkend, maar practisch gedaan en verwezenlijkt worden.

Indien wij de democratie van de arbeid de waarheid van Rusland niet realiseren, zal Rusland met zijn waarheid op duizenden zijn betoverende aantrekkingskracht blijven oefenen.

Men begrijpe wat dit betekent. Dit is dan niet uitsluitend het symbool Rusland, maar ook het werkelijke Rusland met zijn waarheid te midden van veel leugen. Dan zal niet alleen de waarheid, maar ook de leugen van Rusland West-Europa veroveren. Ruslands waarheid zal West-Europa’s leugen, maar Ruslands leugen zal tegelijkertijd West-Europa’s waarheid vernietigen.

Het gevaar bestaat, dat ter wille van Rusland bij velen de hartstocht voor de vrijheid van de menselijke persoonlijkheid

verkilt; dat zij zich niet meer realiseren, dat ook de democratie van Rusland evenals die van West-Europa slechts een halve democratie is, dat Rusland zich de vrijheid van West-Europa nooit eigen heeft gemaakt; dat zij tenslotte om de democratie van Rusland, de democratie van de arbeid, bereid zullen zijn, de democratie van West-Europa, de democratie van de vrijheid der menselijke persoonlijkheid, prijs te geven. Dat zou een verschrikkelijk treurspel zijn, een treurspel voor het socialisme, voor West-Europa en niet het minst voor Rusland zelf.

West-Europa mag niet ter wille van Rusland iets prijsgeven van wat het aan „vrijheden en rechten van den mens” ten koste van de grootste offers van zijn beste zonen en dochters in de loop der jaren verworven heeft. En het socialisme mag nooit ophouden een vrijheidsbeweging te zijn. Het mag niet ingaan op de misleidende leuze, dat het de ene vrijheid moet nemen om er een andere voor terug te geven. Het socialisme moet komen als vrijheid over de gehele linie, zowel politiek als sociaal-economisch. Het moet de voor het proletariaat louter formele politieke vrijheid overtreffen, maar dan ook inderdaad overtreffen en dat zal nooit geschieden, wanneer deze ook maar voor een ogenblik wordt uitgeschakeld.

Dat mag onder geen voorwaarde gebeuren.

Dat zou, zoals Trautvetter in zijn „Zum Problem Russland” in „Neue Wege” zegt, een verraad aan Rusland betekenen, niet uitsluitend aan Tolstoi en Dostojewski, maar ook aan het eenvoudige Russische volk. Dat zou, zo voegen wij er aan toe, ook een verraad aan West-Europa betekenen, een verraad aan onze historie en onze roeping, een verraad niet het minst aan het proletariaat van West-Europa.

Frits Lieb geeft aan zijn boek over Rusland de ondertitel: „De Russische mens tussen Christendom en Communisme”. Wij identificeren West-Europa en het Christendom niet.

Maar het is wel onze overtuiging, dat West-Europa zonder het Christendom nooit West-Europa zou geworden zijn en het is niet minder onze overtuiging, dat West-Europa zonder het Christendom nooit West-Europa zal blijven.

Daar zou ook een boek over te schrijven zijn; West-Europa en de weg! J. J. BUSKES Jr.

GOED BENTVELD-NIEUWS

Het was best, Zaterdag 29 Juni! Vele vrienden Banning sprak ons, in de gloed van zijn rede met „jongens” aan, maar dat moeten wij toch niet letterlijk nemen! waren naar Bentveld gekomen voor niets anders, dan om er weer bijeen te zijn. De tramweg-overgang bemmelde weer. Maar de bomen waren weg. Een optimist zei, dat nu de duinflora zoveel beter uitkwam, en hij zal wel gelijk hebben. Maar wat stond nu die directeurswoning kaal op de duintop. Wat lag het lezingzaaltje daar naakt qp het terrein. |

Toch: het was er, en wij waren er allemaal ook. Neen, niet allemaal. In zes jaren is veel gebeurd. Was het misschien daarom, dat wij blij, maar niet uitbundig waren? Wij waren ouder, véél ouder geworden, en meermalen moest je zeggen: och ja. nu zie ik het weer.

Het lezingzaaltje kon alle mensen bijna niet bevatten. De vleugel was weer opgedoken, maar de gebrandschilderde glazen zijn spoorloos verdwenen. Keja met zijn

koortje was er wel. Het zong, en het was als vanouds.

Banning heeft gesproken. Warm, van hart tot hart, zoals je dat doet tussen vrienden, die elkaar véél te vertellen hebben en daarom met weinig woorden volstaan. Hij noemde Daan Peirera, die, weggevoerd uit Westerbork, nog een briefje had weten weg te smokkelen, waarin, bij het verlaten van Nederlands grond, voor goed, zijn diepe, troostende aanhankelijkheid aan Barchem werd uitgedrukt. Hij dacht aan Dora de Jong, aan Mej. Knappert, die er niet konden zijn. Hij vertelde van de verrassing, dat M.G. (geprezen zij zijn naam) voor de restauratie van de gebouwen had gezorgd. Hij ontvouwde geen plannen, maar schetste de verandering, die ook ons werk zal ondergaan. Maar wat blijft is, dat wij samen zullen zoeken naar een nieuw type van Socialisme in West-Europa, wij, die door de gruwelijke jaren heen centraler zijn gaan leven. Toen zong Keja’s koor weer. En wij werden daarna stil. Zéér stil. |

I Er was verder niets „bijzonders”. Zelfl