DE WERELD SPREEKT

Mozes

In „Tijd en Taak” van 19 Januari 1946 heb ik een van de laatste prozastukken van Thomas Mann, De Wet, besproken;

„In dit boek plaatst Thomas Mann, Mozes midden in zijn tijd, midden onder primitieve mensen, tienduizend slaven, wier heer Farao is. Deze mensen, onwetend, belust op moord, leugenachtig als de andere slaven, wil Mozes bevrijden. Bevrijden van het Egyptische juk. Bevrijden van hun bijgeloof aan de afgoden. Bevrijden uit het duister waarin zij leven en van het duister dat in hen leeft. Zij moeten nog eerst een stam, een volk worden. Zij moeten stapje voor stapje vooruit worden gebracht. Uit Egypte ’t eerst. Uit hun beestachtigheid dan.”

Reeds de eerste bladzijden van deze in Stockholm verschenen vertelling „Das Gesetz” zeggen ons het wezenlijke omtrent aanleg en ontwikkeling van den man Mozes. En daarom zijn het deze pagina’s, die hier in de Nederlandse vertaling worden geplaatst.

Naast dit prozastuk staat een vers uit „Exodus” van den jongen dichter M. Mok. „Exodus”, een gedicht van meer dan dertig verzen, verscheen 1938 en behoort mét „Het Brood en Kaasspel” niet alleen tot het sterkste uit het lyrische werk van Mok, maar m.i. tot de meest waardevolle stukken van de Nederlandse poëzie tussen de twee wereldoorlogen.

Meer dan welke andere illustratie kwam de grootse schepping van Michel Angelo „Mozes” in aanmerking, om deze „Wereld spreekf’-pagina harmonisch af te ronden.

H. W.

Thomas Mann

DE WET

Zijn geboorte was onordelijk, daarom hield hij hartstochtelijk van orde, van het onverbrekelijke, gebod en verbod.

Hij doodde vroeg, opbruisend daarom wist hij beter dan onervarenen het weten, dat doden weliswaar kostelijk, te hebben gedood echter uitermate afschuwelijk is, en dat je niet mag doden.

Zinnelust kende hij maar al te goed, daarom dreef hem het verlangen naar het onstoffelijke, reine en heilige, naar het onzichtbare, want dit leek hem geestelijk, heilig en rein.

Bij de Midianieten, een bedrijvig, verspreid herders- en handelsvolk van de woestijn, tot welk volk hij uit Egypte, het land van zijn geboorte, moest vluchten, omdat hij had gedood, maakte hij kennis met een God, dien men niet kon zien, die echter jou zag; met een bergbewoner, die tegelijkertijd onzichtbaar op een draagbare

lade zat, in een tent, waar hij orakels sprak. Voor de kinderen van Midian was di Numen, dat de naam Jahwe droeg, een van de vele góden; zij dachten niet veel na bij zijn dienst die zij voor alle zekerheid mede waarnamen. Het was in hun gedachte opgekomen dat onder de góden er misschien ook één kon zijn dien men niet zag, zonder gestalte, en zij offerden hem hun gaven alleen maar om niets te verzuimen, niemand te kwetsen en zich van geen enkele zijde moeilijkheden op de hals te halen.

Mozes daarentegen, tengevolge van zijn verlangen naar het reine en heilige, kwam diep onder de indruk van de onzichtbaarheid van Jahwe; hij vond, dat geen zichtbare God het, wat heiligheid betreft, met een onzichtbaren kon opnemen, en hij was verbaasd, dat de kinderen van Midian bijna geen gewicht hechtten aan een eigenschap, die volgens hem onmetelijke implicaties had. Na lange, zware en hartstochteiyke overpeinzingen, terwijl hij in de woestijn de schapen van den broeder van zijn Midianitische vrouw weidde, getroffen door aandoeningen en openbaringen, die in een bepaald geval zelfs zijn innerlijk verlieten en als vlammend buitengezicht, als inprentende manifestatie en onvermijdelijke opdracht zijn ziel beproefden, kwam hij tot de overtuiging, dat Jahwe niemand anders was, dan El’eljon, de Enig-Hoogste. El ro’i, de God die mij ziet, dan Hij die altijd reeds „El Schaddai”, „de God van de berg” werd genoemd, dan El’olam, de God der wereld en der eeuwigheden, met één woord, niemand anders, dan de God van Abraham, Jizchak en Jacob, de God der vaderen, wil zeggen: der vaderen van de arme, donkere, in hun aanbidding al gans verwarde, ontwortelde en verslaafde stammen, thuis in Egypte,wier bloed van vaders zijde in zijn, Mozes’, aderen vloeide.

Daarom en vervuld .van deze ontdekking, met een ziel die zwaar was geworden door de opdracht) maar ook bevend door de hunkering het bevel te vervullen, beëindigde hij zijn oponthoud bij de kinderen van Midian dat vele jaren had geduurd zette zijn vrouw Zipora, een voorname vrouw, daar zij een dochter van Reguel, den priesterkoning in Midian, en de zuster van zijn zoon Jethro was die kudden bezat, op een ezel, nam ook zijn twee zonen, Gersom en Eliëzer, mee en keerde na zeven dagreizen door vele woestijnen in het westen naar Egypte terug, dat wil zeggen in het brakke laagland, waar de Nijl zich splitst en waar, in een district, de Kos, dat ook Goschem, Gosem en Gosen werd genaamd, de familie van zijn vader woonde en heredienst verrichtte.

Ginds begon hij dadelijk, waar hij ook ging en stond, in de hutten en op de weideen werkplaatsen, aan deze stam zijn grote ervaring uiteen te zetten

(Vertaling: H. Wielek)

UIT EXODUS, van M. MOK.

En Mozes, door Gods ademtocht bezeten, sprak naar het moede hart van de verdrukten: hoe zich hun lichaam in verslaving bukte,

of hun geen hemels heil was toegemeten; of niet de Heer Zijn zegen had bevolen over de armsten die Zijn zon verdroegen:

„Hij zal hen treffen, die u wonden sloegen!” Men zag de uitgeputten samenscholen: een licht ging in hun doffe oog ontvonken, een hand venüetigde hun kerkermuren en deed de heersers tuimelen, de pure

morgen heeft in hun aangezicht geblonken: Gods wereld in haar onberoerde staat, een luwe wind streek zacht langs jonge

[twijgen,

velden en vee, en overal het zwijgen, waarin de zin der schepping opengaat.

Leestafelnieuws

J. Stalin, Redevoeringen en Legerorders in de periode 1941—1945. 'Uitgave Pegasus, Amsterdam, 1940.

Het boekje geeft alle redevoeringen en legerorders in extenso, en is een belangrijk historisch document. Stalin maakt niet de indruk van een groot redenaar te zijn, maar hij is duidelijk, gaat recht op zijn doel af met een rondborstige eerlijkheid. Zo erkent hij in de eerste oorlogsjaren de zware nederlagen, zonder enige poging deze te verbloemen. Deze openhartigheid maakt vooral de lezing van de rapporten op de verjaardagen van de Octoberrevolutie interessant. Hoewel in het voorwoord de uitgever belooft, dat Stalin een afdoend antwoord geeft op de vraag: hoe het kon gebeuren, dat de Sovjetregering een pact sloot met Hitler, moet ik eerlijk zeggen, dat dit antwoord me weinig overtuigt. Opvallend is, hoe Stalin vanaf het begin tot het einde van in zijn propaganda scherp onderscheidt tussen Duitsland en zijn leiding. lets anders, dat me opviel was, dat Stalin minstens evenzeer appelleert aan het nationaal besef als aan het communistisch strijdgevoel.