“*<^aak
Aan den Heer behoort de aarde en haar volheid. Psalm 24:1
u ONAFHANKELIJK WEEKBLAC VOOR EVANGELIE EN SOCIALISMI
ZATERDAG 17 MEI 1947 No. 33
ONDER REDACTIE VAN Prof. Dr. W. BANNING; Ds. J.. J. BUSKES Jr. EN Ds, L. H. RUITENBERG. SECRETARIS DER REDACTIE; I. G. BOMHOFF, ROERSTRAAT 48111, AMSTERDAM (Z), TEL 24386
VERSCHIJNT VIJFTIG MAAL PER JAAR – 45ste JAARGANG VAN DE BLIJDE WERELD
ABONNEMENT BIJ VOORUITBETALING PER JAAR fB.OO. HALFJAAR f 4.25, KWARTAAL ƒ 2.30 PLUS f 0.15 INCASSO. LOSSE NLTMMERS f 0.15 POSTGIRO 21876 GEMEENTE GIRO V 4500 ADMINISTRATIE: N.V. DE ARBEIDERSPERS, HEKELVELD 15, AMSTERDAM-CENTRUM
Hardheid van het politieke leven
De behandeling van het geval De Geer, zowel in de rechtszaal als in de pers en in ons Nederlandse volk, is mij aanleiding tot de hier volgende bespiegeling, waarbij ik, die de vroegere minister-president niet ken, het gemakkelijk heb om de persoonlijke kanten geheel te laten rusten. Ik zie dit verschijnsel: een politicus, die naar aller oordeel een eerbiedwaardige loopbaan achter de rug heeft en de post van ministerpresident opnieuw op zich heeft genomen, faalt in zeer verantwoordelijke omstandigheden. Dan heeft hij onverbiddelijk afgehaan. De vraag of de heer De Geer veroordeeld zal worden en tot welke straf, interesseert mij eigenlijk volstrekt niet he openbare veroordeling is reeds lang klaar en duidelijk uitgesproken; zijn politieke partij heeft hem onmiddellijk als leider laten vallen, het Nederlandse volk heeft tijdens de bezetting hem veracht en genegeerd: De Geer was en blijft af. Punt. Een politicus, die zware verantwoordelijkheid draagt, mè,g op beslissende ogenblikken niet teleurstellen. Ziedaar het verschijnsel en de daaraan openbaar wordende Seesteshouding.
Laat mij beginnen met te erkennen: het kan niet anders, het mag niet anders. Ik 2eg dit, welbewust denkende aan figuren uit de eigen partij kring, die op bepaalde belangrijke ogenblikken eveneens hebben gcfaald. Wij mogen, ook zonder namen te. noemen, ons dit wel even herinneren, al Ware het alleen om te beseffen, dat ook de liefde voor een vereerde figuur niet in staat is om aan de hardheid van het politieke leven in dit opzicht een wending te geven, In het bijzonder geldt dit voor een democratie. Misschien kan een dictator die faalt, zich met geweld handhaven, althans tijde-
lijk. In een democratie is het goed, dat dit niet kan. Hoe duidelijker dit ons volk wordt ingeprent, des te beter. Van dit gezichtspunt uit gezien, ben ik bereid om de wel zeer uitvoerige verslagen in onze kleine kranten te aanvaarden.
En toch is er diep in mij een zekere opstandigheid tegen dat hard en definitief zetten van een punt achter een zo jammerlijk geëindigd openbaar leven. Ik voel een zekere walging zelfs in mij opkomen, als ik allerlei persmannetjes in hun heldhaftige vulpenhouders zie klimmen en hun koele verachting over het &eval De Geer vind afgedrukt op het geduldige krantenpapier. Weten wij, die zo gemakkelijk ten troon zitten over de ander die faalde, ons zelf sterk en ongebroken? Hebben wij ónze verantwoordelijkheden op de ons toegewezen plaatsen dan vervuld en gedragen zonder wankeling, zonder weifelmoedigheid, zonder... lafheid? Men versta mij wel: ik meen dat het noodzakelijk is, dat een zo fundamentele fout als de heer De Geer gemaakt heeft, betekenen moét een verwijdering uit het politieke leven. Maar ik ontkom niet aan de vermaning uit het Evangelie: wie zonder zonde is, werpe de eerste steen. Een democratisch volksleven heeft de hardheid der rechtvaardigheid nodig ik erken het volledig. Maar het kan evenmin zonder het critisch zelfonderzoek en het weten van solidariteit in schuld. Ik durf niet beslissen of ik, sterk van dit laatste doordrongen, geschikt zou zijn voor rechter. Wel herinner ik mij met grote dankbaarheid de uitspraak van een rechter in kleine kring gedaan: „ik vraag mij zo dikwijls af als ik iemand moet veroordelen, hoe ik zelf zou hebben gehandeld in zijn omstandigheden”. Een rechter die zo denkt
siert zijn ambt en .versterkt zijn volk. Hij handhaaft het recht en bant tevens de hoogmoed der zelfverzekerdheid,
Als ik niet alleen over het geval De Geer, maar over de hardheid van het politieke leven in het algemeen nadenk, komen andere problemen mede binnen de gezichtskring: de bestraffing der N.S.B.’ers, de bestraffing van Duitsland. De internationale politiek is nog heel wat harder dan de binnenlandse en een verloren oorlog met een onvoorwaardelijke overgave tot slot is een bitter lot voor generaties. Voor zover dit nodig en onvermijdelijk is, aanvaard ik ook dit. Een internationale volkerensamenleving moet, wil zij recht en orde en goede trouw hoog houden, hard kunnen zijn. Maar de beklemmende vraag rijst: of zij, die dit recht handhaven, zonder schuld zijn... En uit het Evangelie klinkt de opdracht tot de dienst der verzoening. Men leze er de zware en toch zo eindeloos blije en sterke woorden uit 2 Kor. 5 : 17-21 eens op na. Dat kan in bepaalde omstandigheden ook betekenen: het handhaven van recht en gerechtigheid, met alle daaraan verbonden pijn en hardheid. Maar deze hebben nimmer het Idètste woord. Gods wil doen, bidden dat Zijn wil geschiede, gelijk in den hemel alzo ook op aarde, moet ook betekenen: leven uit de allerdiepste dimensie, waarvan woorden als vergeving en verzoening iets uitdrukken. Daarom heeft een volk méér nodig dan politiek en tribunaal en bijzonder gerechtshof. Daarom ké.n een volk een kerk niet missen, de enige ruimte waar het Evangelie wordt verkondigd. Het probleem is: hoe dat Evangelie vat krijgt óók op politiek en tribunaal en gerechtshof. W. B.