Blik in Duitsland

Wie een week in Duitsland reist en daarbij 2500 km aflegt, wie van stad tot stad spreekt met officiële mensen van kerk en staat, kan maar een zeer oppervlakkige indruk hebben.

Ik volsta daarom met het geven van enige cijfers. Cijfers, die mij ter beschikking zijn gesteld door het Centrale Bureau van het Evangelisches Hilfswerk in Duitsland, gevestigd te Stuttgart.

Mevr. de Geus heeft in het nummer van de vorige week iets over dat Hilfswerk geschreven. Ik kan er aan toevoegen, dat inderdaad dit werk gedragen wordt door oud-illegalen. D.w.z. door mensen, die reeds gedurende de oorlog de nederlaag van Hitler zagen èn begeerden, en daarvoor het leed van gevangenschap en concentratiekamp hebben doorstaan. Dit maakt, dat men, met de leiders van dit werk sprekende, het gevoel heeft, op vertrouwde bodem te verkeren.

Ik wil over deze dingen thans zakelijk spreken. En vooral geen conclusies trekken. Allereerst nodig is, dat wij de feiten kennen. Wat ons te doen valt, moet in een ander hoofdstuk behandeld worden.

Voedsel.

De voedselsituatie is slecht. De caloriewaarde van het voedsel schommelt om de 800. lets hoger dus, dan bij ons in het westen in de hongerwinter. Daarbij dient vermeld, dat dit voor de grotere steden geldt. Op het platteland liggen de dingen gunstiger, ofschoon men zich dat ook weer niet te rooskleurig moet voorstellen.

Wat zulk een voedselpositie betekent, kan ieder zich indenken; jacht naar de boerderijen, zwartehandel. Velen worden in het leven gehouden door voedselpaketten uit het buitenland, waartoe in dit geval Nederland niet behoort. Onze regering verbiedt n.l. voedselzendingen. De kinderen, die door schoolvoedingen, geschenken uit het buitenland, enigszins bij gevoed worden wij konden dat constateren, toen wij een kleuterklas bezochten zijn er in dit opzicht iets minder erg aan toe, dan de bejaarden. Ergens langs een grote rijweg lag een oude man languit in het gras. Hij had een bordje naast zich. Daarop stond geschilderd: Ich habe hunger. Dat was symbolisch.

De oorzaken van het voedseltekort zijn duidelijk. Binnen een grondgebied, waarin in 1933 rond 66 millioen mensen woonden, is nu een inwonertal van 70 millioen samengeperst, terwijl de oppervlakte met 20 %, meest agrarisch gebied, is teruggelopen. Verder is het land uitgemergeld, er is geen mest, geen zaad en er zijn geen werktuigen. Duitsland zou totaal verhongeren, indien niet de bezettende machten, althans Engeland en Amerika uit eigen voorraden voor voedsel zorgden.

Gezondheid.

Het merkwaardige feit doet zich voor, dat, terwijl de tuberculose toeneemt en de vatbaarheid voor ziekten stijgt, het sterftecijfer toch niet catastrofaal naar boven gaat. Een langzame gewenning moet daar de oorzaak van zijn. Het spreekt vanzelf, dat bij zulk een voedseltekort de arbeidsprestatie niet groot kan zijn Deze kan ook niet verhoogd worden, door .speciale categorieën extra-rantsoenen te geven, zoals

bij voorbeeld bij de mijnwerkers geschiedt. Deze rantsoenen verdwijnen in de gezinnen.

Bijzonder kritiek is de .situatie op het gebied van het ziekenhuiswezen. Vele ziekenhuizen zijn gebombardeerd, andere zijn door de bezettingsautoriteiten in gebruik genomen.

In de grote steden, vooral in Essen, waar wij een dag waren, kan men de slechte voedselsituatie van menig gezicht lezen.

Woningnood. Denkend aan de woningtoestanden, die wij constateerden, kan ik niet anders zeggen, dan dat hier wel de grootste ellende ligt. In alle vier de zones is nog maar 60 % van

de in 1939 bestaande woningen intact. Dit cijfer geldt voor het hele land, en moet dus voor de grote steden niet als maatstaf genomen worden. In Essen b.v. is 87 % van de woonruimte onbruikbaar geworden. Kassei was, voor het oog althans, de zwaarst getroffen stad die wij zagen. Volgens officiële cijfers ligt daar 50 m’ per inwoner! Begeleiders beweerden, dat er veel al gebouwd was. Wij konden dat niet ontdekken. In ieder geval zijn dat dan reparaties, die alle door de bewoners-zelf zijn verricht, zonder overheidshulp, alleen maar reparaties aan niet-volslagen vernietigde huizen. Zeker, aan de rand van de steden vindt men enige nieuwe woningen, door de mensen zelf opgetrokken. Zij zijn als de huisjes bij de volkstuintjes.

Wij bezochten een bunker. Torenhoog. Donkere gangen, geen daglicht. Zeer schaars verlicht, omdat de stroom gerantsoeneerd is en de gloeilampen zeer schaars zijn. In zo’n bunker wonen tientallen gezinnen. Hun bezittingen bestaan uit ruw-

Jeremia vertolkt in onze taal en tij d, door AndreasG lot z

Wanneer een man zich van zijn vrouw afscheidt, en zij gaat heen en huwt weer met een ander, worden die twee ooit één weer met elkander? Is niet die vrouw voor goed voor hem ontwijd?

Gij hebt u, volk, ontwijd; u afgegeven aan leuzen, beelden, ondanks mijn gebod wilt gij nu keren weer tot Mij, uw God, den Schepper van de mensen en het leven?

Ziet om u heen naar al die hoge kerken, en ziet de schande, die gij hebt gedaan: Hebt gij daar niet met hangend hoofd gestaan, zoals men staat in woesten hof-vol-zerken! en gij ontwijdt uw land met valse werken, met d’afval van uw eigenlust en -waan.

Daarom is nu een dorre tijd gekomen en hoe gij ook smeekt, de zegenstijd blijft uit, want nog blijft ge verstokt met hart en huid, bekent niet schaamrood uwe driftige dromen.

Wel roept men nu tot Mij: „Gij, die de Vader zijt; die ons sinds onze jeugd steeds heeft geleid: zult Gij voor goed ons slaan met toorn en strijd, voeden voor goed den geest van wraak en haten?” zie, dit zégt gij en toch doet ge het kwaad, en krachtig ook, om kort genot en baat, en wilt voor mijn gebod dit nog niet laten!

Wel was mijn plan, toen Ik uw aarde schiep, dat Ik u zetten zou: mijn volk, mijn zonen, en geven u de landen om te wonen, in erfbezit, het bloeiende lanpl, uw kroon en uw kostbaar goed, en dacht: Zo ’t Mij nu riep: „Mijn Vader!” en zch niet meer af zal keren, maar blijft mijn woord en mijn geboden trouw; maar gij hebt Mij verlaten als een vrouw haar vriend verlaat, gedreven door ’t begeren.

Daar wordt een stem gehoord in iederen staat, in hoge huizen, schreien, angstig smeken van mensen, biddend, roepend om een teken, omdat zij zien nu hoe zij deden kwaad, op kromme wegen gingen en niet dachten aan Mij, hun God, den geest, die ’t leven is. Keert weer, keert om, o volk, in duisternis jammerend tastend, en Ik zal uw pijn verzachten, en u genezen van uw grote nood, waarin gij werd gestort door eigen zonden: „Hier zijn wij, God, komend tot U schaamrood door onze schuld diep in het hart geschonden, want Gij zijt God en Gij verwerpt ons niet...” Ja, wel is het vergeefs, dat men blijft hopen in af godsdienst en galmt een psalm of lied, dat steeds bedriegt wanneer wij God ontlopen. Hem die alleen ons heil en redding biedt. Want opgeslokt heeft deze hel en schande het werk der vaderen: vrijheid, vrede, vreugd; vanaf de dagen onzer prille jeugd, verteert dit kwaad de vruchten onzer landen, de kindren, zonen, bruiden, volk en vee. En in die hel zijn wij zo diep gevallen, en overdekt door schaamte, wanhoop, wee, omdat wij zondigden, ja, wij, wij dllen, èn onze vaderen, tegen God, den geest, van onze jeugd af tot den dag van heden, daar wij niet willig naar Gods woorden deden, maar van zijn woord verraders zijn geweest

Jeremia 3 : I—s, 19—25.