lucht waren en de rede voornamelijk als binnenslands-Russische . propaganda beschouwden. Verschillende sprekers hebben hebben ook nog getracht olie op de golven te werpen, zoals Bidault, naar de toon ook onze oud-minister Van Royen, en zelfs de secretaris-generaal der U.N.O. zelf. Trygve Lie, die voor dit verzoenend woord zelfs de schijn aanvaardde voor zijn eigen standje op te komen. Het slot van het lied der algemene beschouwingen was, dat zowel het Amerikaanse voorstel als de Russische tegenzet het voorstel dat alle leden'staten oorlogspropagandisten strafrechtelijk zullen vervolgen op de agenda werden geplaatst.

\ n De achtergrond De reden dat de Sowjet-Unie zo scherp tegen Marshalls voorstel opkwam, is gelegen in het feit, dat haar leiding voorziet, dat op zekere dag de Verenigde Staten regeerders de publieke mening in hun eigen land en daarbuiten voldoende bewerkt zullen achten, om de Russen voor de keuze te

stellen, belangrijke concessies te doen in overeenstemming met hun verminderde macht (vergeleken bij die direct na de oorlog) ofwel direct of indirect militair ingrijpen van de Ver. Staten te verwachten; het voorstel van Marshall kan bij aanneming de morele rechtvaardiging van militaire sancties tegen de Sowjet-Unie verschaffen, die in de Veiligheidsraad (door Ruslands veto-recht) nooit te verkrijgen zou zijn en vormt bij verwerping door Ruslands tegenwerking een nieuwe grief tegen Rusland bij alle vredesvrienden. ,

Welke deze concessies zullen zijn is geenszins zeker; de Amerikanen zullen het bij voorkeur tevoren ook niet aan de grote klok hangen. Een woordvoerder van Marshalls departement. Kennan, heeft onlangs in een knappe ontleding van de Russische politiek in het tijdschrift „Foreign Affairs” hierover niets gezegd, doch slechts gesproken van „een tegemoettreden en beantwoorden van alle Russische ondermijningsarbeid in vreedzame en democratische landen”. De bekende journalist Lippman, vurig

voorvechter van Amerika’s wereldmissie, heeft daarop in een artikelen-serie „The cold war” geantwoord, dat allereerst de militaire bedreiging van de Russische legers in het hart van Europa moet verdwijnen, en dat dit punt, dat het logisch gevolg van de vredesverdragen met Duitsland en Oostenrijk moet zijn, beter dan iets anders geschikt is om waar te nemen of de Russen • tenslotte bereid zijn, zich aan verdragen te houden. Zijn zij dit evenmin als Hitler en de zijnen, dan heeft Lippman ook geen bezwaar tegen een bedreiging met atoombommen.

Tegen de achtergrond van bezwaren tegen het „veto-recht” speelt zich dus wel een tragedie af, die inderdaad tot een breuk in de U.N.O. en daarmee tot acuut oorlogsgevaar zou kunnen leiden.

En met het opheffen van de eenstemmigheids-regel is men er dan ook niet, want het probleem van de macht blijft overheersen, zolang er grote staten zijn, die er niet voor voelen om door een troep kleintjes overstemd te worden al vinden zij het

Sen nieuwe partij?

De laatste weken is er in de pers het een en ander te doen geweest over de mogelijkheid van de oprichting van een nieuwe partij, die tussen de P.v.d.A. en de P.v.d.V. in zou staan. Ik spreek met opzet niet van de weder-oprichting van de Vrijzinnig Democratische Bond, al is het niet te ontkennen, dat die nieuwe partij in het politieke leven een plaats zou innemen overeenkomend met die van de Vrijzinnig Democratische Bond.

Op zichzelf behoeft het niet te verwonderen, dat deze mogelijkheid ter sprake komt. Reeds van de oprichting van de P.v.d.A. af bestond er grond voor twijfel of al diegenen, die vroeger bij de V.D.B. waren aangesloten, zich bij de P.v.d.A. thuis zouden gevoelen. Zij zullen ook wel niet allen naar, de P.v.d.A. zijn overgegaan en onder degenen, die dat wel hebben gedaan, zullen er zeker zijn voor wie de P.v.d.A. een teleurstelling is geworden. Voor de voormalige Christelijk Historischen, die naar de P.v.d.A. zijn overgegaan, die in dit verband ook wel genoemd worden, ligt de zaak anders. Men mag aannemen, dat zij de stap naar de P.v.d.A. met overtuiging hebben gedaan. Voor de Christelijk Historischen, die aarzelden, bestond immers geen enkele noodzaak om over te gaan. De C.H. Unie bleef bestaan en zij konden daar dus rustig blijven en af wachten hoe de zaak zich zou ontwikkelen. En de uitgetreden Christelijkliistorischen met klimaatbezwaren, die tenslotte toch de-sfeer van een christelijke partij prefereren, zijn met een nieuwe partij niet gebaat, omdat deze hun die sfeer ook niet kan bieden. *

Als het tot de oprichting Van een nieuwe partij komt, dan zal deze het moeten hebben van malcontente vrijzinnig-democraten en van hen, wie de P.v.d.V. niet progressief genoeg is en misschien van enkelen uit het rechtse kamp, die de antithesepolitiek moeilijk kunnen aanvaarden maar

voor wie de stap naar de P.v.d.A. te machtig was.

Het valt niet te ontkennen, dat er voor een nieuwe partij tussen de P.v.d.A. en de P.v.d.V. in het gehele beeld van ons politieke leven plaats zou zijn. Zij zou bevrediging kunnen schenken aan een groep mensen, óie deze thans niet goed vinden kan. Toch zou het diep te betreuren zijn wanneer het tot de oprichting van zulk een partij zou komen. Zelfs wanneer het, zoals waarschijnlijk lijkt, een klein en onbetekenend partijtje zou blijven. Met de oprichting van partij zou weer een stuk winst van de naoorlogse verhoudingen verloren gaan. De vereenvoudiging van het partijwezen, een voordeel van grote staatkundige betekenis,

zou voor een deel weer teniet gedaan worden. En wanneer er dan in de toekomst ook nog een nieuwe partij kwam tussen de communisten en de P.v.d.A., waren wij nog weer een stap verder van huis en zou het er wat de mogelijkheden voor een progressieve politiek en zelfs voor de regeerbaarheid van ons land betreft, nog weer te bedenkelijker uitzien. Maar er schijnen nu eenmaal mensen te zijn, die aan de lessen van het verleden niet genoeg hebben, doch het opnieuw voor zich moeten zien vóór zij het geloven.

FRAAI VOORBEELD VAN GOTHISCHE RAMEN,.IN DE KERK TE MONNIKENDAM (FOTO M.K

Maar waarin zou de nieuwe partij zich principieel van de P.v.d.A. moeten onderscheiden? Dat kan als de oprichting van de partij zakelijk verantwoord wil zijn, alleen maar zijn de afwijzing van het sociaiisme. Men kan onmogelijk volhouden, dat er in de P.v.d.A. slechts plaats is voor een eenzijdige, doctrinaire opvatting van het socialisme. Het beginselprogram is er om het tegendeel te bewijzen. Men hoeft niet het alleenzaligmakend geloof in de socialisatie aan te hangen om zich in de P.v.d.A. zijn plaats te voelen. De socialisatie is een vraag van doelmatigheid en niet van principe. Wie van oordeel is dat het gemeenschapsbelang in een concrete situatie op een betere wijze dan door s'ocialisatie