ook thans niet beneden hun waardigheid om in de Vergadering naar hun gunst te dingen en zolang er twee grote mededingers om de wereldmacht zijn, die niet door andere machten in evenwicht worden gehouden. Zolang de kleinere staten zich niet tot federatieve verbanden verenigen gelijkwaardig aan de Amerikaanse, de Russische federatie en het Britse Gemenebest b.v. in de vorm van een Europese, een Latijns-Amerikaanse, een Arabische en een Z.O. Aziatische federatie zal de oorzaak van de „veto”-moeilijkheden niet weggenomen zijn. Komen deze groeperingen echter wel tot stand, dan is het zeer wel mogelijk, de eenstemmigheidsregel door die van een meerderheid van b.v. twee-derde te vervangen, omdat dan alleen een staat, die zich ernstig misdraagt, alle overige vijf of zes „Groten” tegenover zich zal vinden.

wy zullen allen aan deze uitweg moeten bouwen, willen wij niet binnen enkele jaren werkeiyk voor de „laatste U.N.0.-Vergaderlng” staan.

W. VERKADE.

verwezenlijkt kan worden, heeft in de P.v.d.A. alle gelegenheid die opvatting uit te dragen. Waar het op aankomt is of men aanvaardt dat de kapitalistische orde vervangen moet worden door een andere, die gebaseerd is op de gedachte van de planmatigheid en gericht is op de voorziening in de behoeften van allen en op de verwezenlijking van de sociale gerechtigheid. Wanneer men echter de structuur van de kapitalistische maatschappij principieel aanvaardt en meent dat volstaan kan worden met de bestrijding van de uitwassen daarvan, dan hoort men inderdaad in de P.v.d.A. niet thuis.

En wanneer men diep doordrongen is het gevaar van de totalitaire stelsels, behoeft men de P.v.d.A. evenmin te verlaten, want deze neemt daartegen zeer duidelijk stelling. Niet voor niets legt zij er zo sterk de nadruk op, dat zij niet alleen wil zijn socialistisch, doch tegelijkertyd democratisch. Zij laat geen enkele ruimte voor twyfel dat zij de democratie niet aan het socialisme wil opofferen, zy staat integendeel op het standpunt, dat wezenlijk socialisme alleen mogelijk is op de grondslag der democratie.

En de kllmaatbezwaren dan? Ik geloof dat men die niet moet overdryven. Ik weet intussen dat zy voor velen reëel bestaan en ik ben zelfs bereid te erkennen, dat daarmee soms in sterker mate rekening zou kunnen worden gehouden. Maar ik kan niet inzien, dat die bezwaren zo gewichtig zouden zyn, dat daarin alleen een rechtvaardiging zou liggen voor de oprichting van een nieuwe party. Wie de verbreding van de grondslag van het socialisme, die met de oprichting van de P.v.d.A. tot stand is gekomen, met vreugde heeft begroet, laat zich door deze bezwaren niet uit het veld slaan.

In theorie laat ik de mpgeiykheid open, dat de P.v.d.A. een zodanige politieke koers zou gaan volgen, dat men zich in zijn geweten niet verantwoord zou voelen daarin te blijven, ook al biyft men voor zichzelf de socialistische gedachte trouw. Maar ik zie in de ontwikkeling van de party sedert haar oprichting niets dat daartoe aanleiding zou kunnen geven.

De nieuwe party, als zij er komt, kan dus, naar het my voorkomt, naar haar wezen niets-anders zyn dan een nieuwe liberale partij en stelt daarom eerder de P.v.d.V. dan de P.v.d.A. voor de vraag of zy zich heeft te herzien. v. W.

Cfjriöten en ê>ociaUs(t

Nog steeds spelen allerlei misverstanden ten opzichte van de vraag of een christen socialist kan zijn, een grote rol.

Het was Groen van Prinsterer, die erkende dat van de Bijbel ter verdediging van politieke stelsels en inzichten schromelijk misbruik werd gemaakt.

Deze klacht aan het adres der christelijke politici geldt onveranderd ook voor deze tyd. Nog altyd gaat men van die zijde door, het socialisme te bestrijden met een beroep op de Bybel. Dat deed men ten aanzien van de voormalige S.D.A.P., evenzo bestreed men indertijd de C.D.U. en andere kleine groepen van christenen, die niet in het gareel der rechtse partijen wilden lopen, die geen vrede konden hebben met een maatschappelijk stelsel, dat in de practijk lijnrecht inging tegen de eisen van recht en gerechtigheid, naastenliefde en verantwoordeiykheidsgevoel tegenover de sociaal-zwakkere medemens.

Dezelfde argumenten worden ook thans aangevoerd tegen de Partij van de Arbeid, waarin zo vele duizenden christenen naast' socialisten van andere levensbeschouwing hun plaats hebben gevonden in de strijd voor het socialisme en tegen de huidige kapitalistische maatschappy -orde.

Het getuigt zeker niet van diepe eerbied voor Gods Woord, wanneer deze bestrijders van het socialisme de indruk wekken, dat men zo nodig en desgewenst uit de „ordonnantiën Gods” alles kan halen wat men wil als het er om gaat zich schrap te zetten tegen de op den duur niet te stuiten drang naar andere en betere maatschappeiyke verhoudingen dan die onder het kapitalistisch systeem bereikbaar zijn.

Van de onhoudbaarheid, het standpunt om deze maatschappeiyke ordening verenigbaar te blijven achten met de eisen van de Bybel, wadruit zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament altijd weer deze éne geweldige gedachte naar voren treedt, dat God is een God van recht en gerechtigheid, die slechts door recht en gerechtigheid wil gediend zijn. Die toornt tegen het onrecht de zwakkere aangedaan, van deze onhoudbaarheid de christelyke politici beseffen dit ook wel worden met de dag meerderen overtuigd. Er zijn er niet veel meer als de dame uit de „betere stand”, die me kort geleden In een gesprek vertelde, dat ze met een zekere weemoed terugdacht aan de tyd toen die arme mensen, hoewel ze eigeniyk aan alles gebrek hadden, in een straatje, even van haar behoorlijk Ingericht huls verwijderd, toch maar zo echt tevreden en daardoor gelukkig leefden, zulks In tegenstelling met de vele ontevredenen van tegenwoordig. Mijn opmerking dat Ik het heel gelukkig vond, dat die' mensen eindelijk toch ontevreden zijn geworden en weigerden langer met zulke toestanden genoegen te nemen, en mijn bevreemding die ik er over uitdrukte, dat iemand, die in betere conditie verkeerde, rustig van het vette der aarde kon biyven genieten zonder tot In het diepst van zijn geweten verontrust te worden over de bestaanbaarheid van dergeiyke toestanden in zijn nabije omgeving, stemden haar even tot nadenken. Deze gedachte, hoe kon het, was voor haar, die haar ganse leven door niet veel Zondagen verzuimd had in de kerk Gods Woord te beluisteren, biykbaar letwat nieuw. Ik dacht er geen moment aan, deze dame van

„hardigheid des harten” te verdenken; eerder bekroop me het vermoeden, dat in die prediking ai te veel ontbroken had de stem van een Amos, die, vlak tegen de ontzagwekkende woestijn aan, zijn kudde weidend, van God zelf geleerd had te vragen; wat is godsdienst zonder gerechtigheid?

Maar behalve de woestijn van Amos bestaat er ook zoiets als een woestijn van sociale ongerechtigheid in een kapitalistische samenleving, waarin God in onze tijd velen een blik deed werpen en die hen deed opschrikken uit hun kalme gerustheid. Het besef, dat deze samenleving te enenmale onverenigbaar is met Gods eisen van rechtvaardigheid, ja er veeler tegen vloekt, maakt gelukkig steeds meerderen die het zelf nog zo kwaad niet hebben, opstandig tegen een maatschappelijke orde die in wezen de grootste wanorde betekent. Het is een gelukkig van onze tijd, dat zovelen, wier positie, wat het maatschappelijke betreft, hen niet behoeft te doen verlangen naar e,en radicale omvorming van het wereldleven, die zich integendeel, wat dit betreft, in deze maatschappij goed thuis zouden kunnen voelen, er toch geen genoegen meer mee kunnen hebben, omdat ze zich diep in hun geweten verontrust voelen over het lot van millioenen hunrier medeschepselen aan wie deze maatschappij vorm de kans op een enigszins drageiyk leven beneemt. Om hier maar te zwijgen over de verdere ondeugden die hem aankleven.

Gelukkig noem ik het, dat de Partij van de Arbeid duizenden derzulken onder haar leden telt, wier eigen belangen geen verwezenlijking der socialistische gedachte van een wereld, waarin sociale gerechtigheid betere kansen heeft, vraagt, maar wier verantwoordelijkheidsbesef hen dringt plaats te nemen in de ryen van een party die als eerste en voorname eis een andere, een betere, een meer rechtvaardige samenleving zich ten doel stelt. Dit ook ter overweging aan hen, die zich moeiiyk los kunnen maken van de vrees, dat het radicale element door de toetreding van deze groepen verzwakt zou worden. Persooniyke ervaring overtuigde my ervan, dat deze vrees geenszins gerechtvaardigd Is.

zy die als christen de Partij van de Arbeid als hun party hebben leren zien, hun deert het niet meer, door de zich christeiyk noemende politici tot de „dwalenden” te worden gerekend. Daar zyn ze reeds boven uit gekomen. Ze weten zich socialisten en ze willen dit zyn. Niet christen en tevens socialist willen ze zijn, maar socialist, juist omdat ze christen zyn. Ik weet heel goed, dat hun aantal nog slechts een gering deel vormt in verhouding tot het getal hunner medechristenen, dat zeer velen er nog niet toe konden komen met hen deze stap te doen. Maar die geloven, haasten niet. Ze weten, dat de gedachte van een socialistische maatschappy vooral bij de christenen tyd vraagt om door te werken. Aan het wonder van een directe „doorbraak” hebben trouwens niet velen geloofd. Daarvoor moeten te veel misverstanden worden overwonnen, daarvoor zyn de weerstanden nog te sterk.

Maar niettemin kunnen we vol vertrouwen de tijd afwachten, dat bij onze mede-christenen het besef baan breekt, dat ze socialisten hebben te zijn omdat ze christenen zijn. VAN DER BRUG.