Christus zou het donker van zijn Parijse schilderijen doorlicht hebben.

Het onderwerp van de Rembrandtavond in de Muiderkerk was: De belijdenis van een kunstenaar. Ds. Sylvius had misschien toch wel gelijk, toen hij tegen Rembrandt, die beweerde, schilder en geen dominé te zijn, zeide, dat schilderen toch ook een soort preken is.

Rembrandt’s vader zei eens, dat er dominé’s genoeg waren en dat er meer behoefte was aan én zotskap, dan aan vijftig wereldvermaarde predikanten. Of hij gelijk had, weten wij niet. Wel weten wij, dat Rembrandt aangrijpender preekt dan hele series dominé’s. Dat zit in dat licht van Christus, dat in de meeste preken ontbreekt.

En nu verschijnt aan het einde van dit jaar reeds de derde druk van Jan Mens’ „Meester Rembrandt”. Wij verheugen er ons over.

Toen wij zijn boek gelezen hadden, wisten wij beter dan ooit hoe moeilijk het is, om de persoon en het werk van een kunstenaar van het formaat .van Rembrandt in romanvorm te verbeelden. Het is waar-

schijnlijk onmogelijk. De schrijver zou zelf van het formaat van Rembrandt moeten zijn.

jan Mens is een bescheiden man. De gedachte, dat zijn boek met de schilderijen en etsen van Rembrandt op één lijn zou kunnen worden gesteld, komt niet in hem op. Zijn boek is er het bewijs van. Het heeft geen enkele pretentie in deze richting. Het is eenvoudig en sober. Toch is het een mooi en goed boek.- Jans Mens weet wat hij waard is en hij is veel waard. Hij kan, wat vele schrijvers niet kunnen. Hij kan vertellen, zó vertellen, dat de mens, van wie hij vertelt, voor ons gaat leven en wij van deze mens in zijn grootheid en kleinheid, zijn geloof en vertwijfelingen, zijn vervoeringen en mislukkingen gaan houden.

Jan Mens heeft voor dit boek hard gewerkt en veel gestudeerd. Dat is van betekenis. Maar van groter betekenis is, dat hij met liefde van Rembrandt vertelt. Echte vertellers, die met liefde vertellen, zijn er maar weinigen. Tot die weinigen behoort de schrijver van „Meester Rembrandt”.

J. J. BUSKES Jr.

Dag massa!

Er is de klacht, die ik nog al eens onder ogen krijg, dat de Bonte Dinsdagavondtreinen in tal van gemeenten het catechetisch onderricht bedreigen, omdat op zulk een avond de leerlingen niet of al te traag komen. En niet alleen dit, ook andere samenkomsten van minder vrolijk karakter, maar ernstig en waardevoi genoeg, worden bij voorkeur niet gezet op het uur, dat heel Nederland de huiskamers bevolkt. Niet om een oud en goed Nederlands gebruik te handhaven en de huiskamer de eer te geven die zij sinds eeuwen ontving. Maar om met de duizenden te luisteren naar meestentijds hoiieboi gedaas, dat een enkele keer geestig is, zelden beschaafd en gewoonlijk zelfs geen glimlach waard. Plat spreken en zingen schijnen hoogtepunten van het programma te zijn en geen avond vrijwel, of het huwelijk wordt verder gedevalueerd. Over het zedelijk peil zwijgen we dus maar. Daar gaat het ook de A.V.R.O. niet om, die geld belangrijker vindt dan cultuur en massa meer dan enkeling. En die meent, dat cultuur zonder godsdienst iets zijn dan wat de Duitsers van het Derde Rijk er voor aanzagen. Trivialiteiten en banaliteiten zijn de eerlijkheid gebiedt het te zeggen in zulk een programnja bij de V.A.R.A. ook wel eens niet afwezig en zelfs minder dan ons lief is. Terwijl de bonte avond van de N.C.R.V. precies uitbeeldt, wat binnen deze kring aan cultuur leeft: een anachronistisch geval, waarom noch te lachen, noch te huilen valt en dat gewoonlijk alleen in staat zal zijn om de meest gereformeerde oude juffrouw zelfs in slaap te krijgen. Als Peter Pech evenwel het woord kr'ljgt, dan gebeurt er wat. Er gebeurt al iets vóór hij spreekt. Dat „iets” ziet de luisteraar in zijn huiskamer niet. Hij hoort het voorlopig alleen maar. Hij hoort de eindeloze lachstuipen van de zaal en die bewerken ook zijn spieren. Maar hij heeft in elk geval de heer Pech horen komen. Immers, hij wordt vooraf gegaan door het nog steeds mêpsterlijk lied-van-Peter-Pech, in mineur gezet, dat hem aankondigt. En dan eindeiijk zégt Peter Pech iets. Hij zegt, dat hij Peter Pech is. En dan zegt hij, dat hij „welp” is. De lachstuipen worden ver-

klaard! Want Pech zal er meer dan onzinnig uitzien, als „welp”. We kunnen het ons voorstellen. Hij zegt, dat hij vroeger van „Pa” niet bij de padvinderij mocht, maar dat Cornelia het nu goed gevonden heeft. En nu moet Peter Pech elke dag zijn goede daad doen. Zit in dit alies misschien al meer humor dan de meeste conférenciers met hun dikwijls oude moppen en vervelende stemmen kunnen opbrengen op zulk soort avonden ik laat het in het midden of Pech het ais zinvolle humor bedoelt. Maar over zijn allerlaatste woord op één dier avonden, zeg ik toch iets meer. Het luidde, bij het verlaten van het plankier: „Dag massa”!

Ook daarbij, hoe kan het anders, brult en giert de massa. Het behoort trouwens tot het massa-zijn om te iachen, waar alleen pijnlijk geschrokken zou moeten worden. Zoals het er toe behoort wel pret en „lol” te kunnen hebben, maar geen echte vreugd. Om nu juist niét te verstaan, dat met een bijtends sarcasme de horden van de Bonte Dinsdagavond-zalen door haar eigen bewonderde en toegejuichte grappenmaker

daar worden neergezet, waar anderen zich levenslang voor zouden generen: bij die naam- en faamloze massa, bij de horde cultuur-nihilisten en fatalisten bij dat proletariaat-in-hemdsmouwen, de geestelijke have-nots, die deze avonden vullen en in hun huiskamers elk boek of tijdschrift er voor laten liggen, die dit belangrijker vinden dan een kunstkring en voor hun kinderen het vóór laten gaan bij het onderricht der Kerk.

Denk niet, dat ik dit iudicium neerschrijf uit een soort van geestelijke hoogmoed. Ik doe het alleen uit het pijnlijk besef, een besef, dat dagelijks toeneemt, dat ons volk, zozeer geprezen om zijn behoudzucht, zijn diepte van leven, zijn ernst èn zijn luim, inderdaad langzamerhand niet anders meer kan worden toegesproken dan met: niassa. Dat wil zeggen: ondoorzichtige, grauwe hoeveelheid. Toevallig samen op een hoop gegooid. Helaas tot verder massa-zijn geprikkeld en gebracht door onverantwoordelijke lieden, die zendtijd misbruiken om ook het laatste restje geestelijke élite er uit te slaam. En zij weten, dat niemand er aan ontkomt. Want bij deze wèlg'eslaagde pogingen, gaat geen scheidslijn dwars door het volk heen en deelt zij niet in christelijk of onchristelijk. De laatsten holen naar het moois en de eersten stiekuifi, ondanks vermaningen van zieleherders en scribenten. Omdat zij allen massa zijn en zich heerlijk voelen in het besef aan ieder ander gelijk te zijn.

Dag massa! Toen ik het hoorde van de heer Pech want als hij de intentie had, die ik hem toeschrijf, in deze zijne toespraak, dan is hij „heer” en élite, ver

Lees dit ook!

I 1 Zijt ge, met ons, overtuigd, dat het lezen van ! Tijd en Taak goed kan doen, niet alleen aan u I zelf, maar ook aan geïnterneerde politieke delinj quenten? Hun aanwezigheid tussen ons is een proi bleem, wellicht ook een schuld. Laten we er niet I over twisten, maar laten we een helpende hand I uitsteken. Vanuit enige kampen kregen we in de I afgelopen week het verzoek om gratis abonnemenj ten. U kunt een jaar-abonnement op ons blad a j ƒ 8.—, een halfjaar a ƒ 4.25, een kwartaal-abonn. I a ƒ2.30 geven. Gelieve het bedrag over te maken i aan administratie Tijd en Taak, Hekelveld 15, Am-I sterdam (giro Arbeiderspers Amsterdam 21876) met I duidelijke vermelding: Kampabonnement Tijd en j Taak. Er is ook een kaunp, dat graag gelezen I exemplaren ontvangt: stum zonder naamsvermeli ding geschikte lektuur aan het Bureau der Proi testant-geestelijke verzorging van kamp Vught te I Vught.

I 2. Er zijn in Apeldoorn 450 Joodse kinderen uit j Oost-Europa aangekomen, jongens en meisjes van 1 B—l4 jaar, die de gruwelijkheden der concentratiei kampen overleefd hebben. Het is goed, dat onze I regering voor hen de grenzen heeft opengesteld, i De laatste tijd heeft men veel goedkope verontwaardiging geuit over de toestand in Palestina. Maar is men werkelijk begaan met het lot der zwervende vaderlandsloze Joden? Durft men zegi gen, dat er in Nederland voldoende gedaan is om de ramp over het Joodse volk gekomen, te voori komen en toen dat niet meer mogelijk was, te I helpen en te lenigen? Is de Joodse gemeente in ons land in staat deze kinderen van het nodige ; te voorzien? Indien niet, wordt dan niet het gei baar van onze regering een loos gebaar?

Al deze vragen wijzen heen naar één antwoord: we moeten deze kinderen helpen. Hoe? De eerste nood schijnt te zijn: kleren. Zoek nu eens meteen in uw kleerkast of ge iets geschikts hebt voor deze kinderen en zend het dan op naar Stichting „500 Joodse kinderen”, Zutphensestraat 106, Apeldoorn. Mocht dat niet mogeUjk zijn, dan kunt u de kleren afgeven aan het bureau Joh. Vermeerstraat 24, Amsterdam.

Peter Pech: „Dag massa”

Besluit: de gulle stemming van het Sinterklaas-I feest, de milde stemming van heV Kerstfeest, ze i mogen niet alleen ons en onze eigen omgeving ten goede komen, maar moeten ook tot zegen worden der anderen, die in hun nood onze hulp behoeven.

Red. secr.