Loyaal

De afspraak in de redactieraad gemaakt, was, dat ondergetekende voor het Kersten Nieuwjaarsnummer zou schrijven over de Party. Gisteravond hoorde hy over de radio, dat de militaire actie tegen de Republiek Djokja losgebroken was. Wat hy gevreesd had en naar zyn zwakke krachten gepoogd had, te voorkomen, is toch gebeurd en hy heeft nog niet gehoord, dat de ministers van zyn party af getreden zyn. Hij zal dus maar aannemen, dat de hoogste party leiding het met dit optr eden eens is; hy weet uit de krant van zyn party, H.V.V., dat de hoofdredactie er zich by voorbaat, zy het met gevoelens van teleurstelling, bij neerlegt (17-XII, Hoofdartikel).

Als eenvoudig partijlid wordt dus van hem verondersteld, dat hij de verantwoording mededraagt. Helaas, hij kün dit niet! Hy heeft destyds gemeend de militaire toen nog politionele actie nr 1 te moeten veroordelen. Sedert heeft hij zich voortdurend met het vraagstuk: onze verhouding tot Indonesië, naar zwakke krachten beziggehouden. Hy heeft eerlijk gepoogd het standpunt van zyn tegensprekers te verstaan. Hy heeft het nimmer kunnen delen. In verband met zyn critiek op het militair beleid heeft hy een gesprek gehad met een gepensionneerd oud-generaal van het Indische leger, een in den lande bekend propagandist van de „Sla er maar op”-actie. Dat gesprek was moeizaam, omdat zowel de ouderdom als de blanke goede trouw hem respect inboezemden, maar hij heeft zich bevestigd gevoeld in zyn overtuiging, enz...

Wat zal ik nog verder zo doorgaan? Ik schryf voor eigen rekening! lemand van de Tesselschadestraat, waar het landelijk secretariaat van mijn Partij gevestigd is, heeft me verteld, dat „men” het geschrijf van Buskes „niet loyaal” vond. Daar zal ik vandaag over schryven.

Er is de vaak roerende trouw van vele myner partijgenoten, die geen vergadering missen die met hart en ziel socialist zijn en het „vuile werk” opknappen: affiches verspreiden, contributie innen, by tij en onty zyn zy op ’s Heren wegen voor de verspreiding van blaadjes en voor huisbezoek. Tegenover hen voel ik me vaak beschaamd, zy krygen hun voorlichting van het partybestuur en van onze krant en zy hebben vaak (ook niet altyd!) een onwrikbaar vertrouwen in hun leidslieden. Er zijn ook party genoten, die met alle respect voor de party leiding menen, dat zy er af wy kende meningen op mogen nahouden, niet alleen over détails, maar over fundamentele èn razend-ingewikkelde vraagstukken als bv. Nederland—Indonesië. Zolang ze alleen staan, past hun bescheidenheid, als ze niet toevallig specialist zyn op het onderhavige gebied, maar er kan een ogenblik komen, dat zy merken dat meer mensen het met hen eens zijn, mensen in wier oordeel en deskundigheid en integriteit ze vertrouwen hebben en die ze erkennen als partygenoten. Op dat ogenblik moéten zy spreken. Met alle respect voor de grote bekwaamheid van

de leiding, zijn ten slotte ook de topfiguren mensen, die niet onfeilbaar zijn, en die ook niet altijd op alle terreinen van het politieke leven een overwegende deskundigheid bezitten. En wanneer dezen zich tegen de critiek veilig stellen door te wijzen op het vele, dat zij ambtshalve weten, doch niet kunnen meedelen, dan kan er toch een ogenblik komen, dat deze critici zeggen moéten: nü de stukken op tafel, öf... Wanneer men deze houding illoyaal noemt, dan kan ik slechts verwijzen naar het bekende woord, dat het een vriend is die u uw feilen toont.

Centraal punt van de politiek onzer Party nü is de verhouding tot Indonesië. Daar moet ik nu over spreken en niet over de arbeidsvrede en niet over de financiële politiek en niet over het voorontwerp bedryfsorganisatie en niet over gaat u maar door! Altemaal belangrijke zaken, maar voor my is in het politieke leven van vandaag de volstrekte liquidatie van de koloniale verhoudingen centraal. Ik ben overtuigd, dat zo goed als in 1830 de verhouding tot België al het overige beperktbelangrijk maakte, deze jaren voor het oordeel der geschiedenis de jaren zyn der liquidatie onzer koloniën.

Welnu, er zyn in den lande nog enige socialisten, van wie ik reden heb te denken, dat zij met mij deze militaire actie veroordelen. Sedert jaar en dag heerst toch hierover nagenoeg eenstemmigheid: ik bedoel over de veroordeling van actie nr 1 en over de waarschuwing tegen actie nr 2, onder de medewerkers aan Parool, Vrij Nederland, De Groene, De Nieuwe Koers, De Vlam, en ook die noem ik er bij: De Vrye Katheder (die men zo maar niet zonder meer C.P. kan noemen, n’en déplaise de heer A. de Jonge in zijn bekende brochure). Ik wys nog op verwante, weliswaar niet geheel identieke klanken, die ik vernomen heb van de Synode der Hervormde Kerk en van de Zending.

Uiterst duideiyke taal is in deze gesproken door De Kadt in S. en D. Men moet mij nu niet alle opinies van De Kadt in de schoenen schuiven, maar zyn critiek op de partijleiding in de laatste nummers van S. en D., was m.i. vernietigend en het antwoord van partijgenoot v. d. Goes v. Naters hooghartig (dat laat ik passeren, De Kadt neemt ook geen blad voor de mond), maar wat erger is, m.i. volstrekt onvoldoende. Zo staan de zaken. Ik heb op het ogenblik geen behoefte nog eens de argumenten-van weerszyden te inspecteren. Ik ken de hunne, zy kennen de onze.

Ik heb tot nu toe in de Regeringsverklaring en in de radioberichten niets verrassends gehoord, niets dat een geheel nieuw licht wierp op de situatie. Er gebeurt slechts datgene, wat wy altyd gezegd hebben, dat gebeuren zou. Het is myn innige overtuiging, dat het besluit van myn Regering en in mindere mate van mijn partybestuur, aan wier goede trouw ik voorlopig niet twyfel, en van wie ik zonder meer aanneem, dat dit besluit zeer gedaan heeft, naar het cynische woord van een

Fransman, erger is dan een misdaad: een blunder.

Ik ben alleen niet overtuigd dat met bet uitspreken van deze, mijn eerlijke mening, ik een illoyaal partijlid ben.

Ik wens mijn lezers een gezegend Kerstfeest.

Zondagmiddag, 19 December.

J. G. BOMHOFF

Indonesië

Gij zijt geen krijgslieden, doch brengers van recht en vrijheid!

Dat zegt generaal Spoor tot zyn soldaten. Dit is een afschuwelijke zelfmisleiding. In het midden gelaten of onze soldaten brengers van recht en vrijheid zijn, in elk geval zyn het soldaten, die vechten, krijgslieden.

En dr Heel spreekt over een schone toekomst, die de Vrye Souvereine Verenigde Staten van Indonesië tegemoet gaan: wanneer de militaire actie geslaagd is, zal het voor een ieder goed zijn, in Indonesië te wonen. Dat dr Heel dit zegt op het ogenblik, waarop het stomme geweld beslissen gaat, is verbijsterend.

En het meest ontstellende is, dat in alle verklaringen, die wy op deze Zondagmorgen te horen krygen, alle schuld op de Republiek wordt geschoven en van enige erkenning van schuld aan onze kant geen spoor te vinden is.

Het was moeiiyk vanmorgen te preken en te bidden. Ik heb niet kunnen preken en niet kunnen bidden, zonder de gemeente gezegd te hebben, wat ik haar naar mijn inneriyke overtuiging moest zeggen: dat het mij onmogelijk is onze regering op de weg van de militaire actie met het Evangelie te vergezellen. Ik kan over deze militaire actie Gods zegen niet vragen. Ik kan mij alleen maar diep schamen, dat ons volk deze weg gaat. Ik schaam mij voor de wereld en ik schaam mij voor God. Het beroep op Gods hulp, dat in vele verklaringen gedaan wordt, wys ik af, niet omdat ik aan de oprechtheid twijfel van hen, van wie dit beroep uitgaat, maar omdat wij een weg gaan, op welke wij op Gods hulp niet mogen rekenen.

Deze weg is een heilloze weg.

Wij hebben dit zo vele malen uiteengezet en gemotiveerd, dat wij ontrouw aan onze overtuiging zouden worden, indien wy het nu, nu de beslissing gevallen is, niet nog eens met nadruk zouden uitspreken.

Ik kan onze regering en ons volk op deze weg onmogeiyk volgen. Als christen niet en als socialist niet. Heilloos is deze weg voor Nederland en Indonesië, voor kerk en zending, voor socialisme en socialistische beweging.

Van heler harte stem ik daarom in met wat Bomhoff in dit Kerstnummer van Tyd en Taak, ons weekblad voor Evangelie en Socialisme, zegt.

Overigens: een ieder zy in zyn gemoed ten volle verzekerd.

Een zwarte Zondag.

En over een week is het Kerstfeest. Zondagmiddag, 19 Dec. 1948. J. J. BUSKES