juridisch geschilpunt met een duidelijk omschreven, beperkt petitum. Thans is evenwel geen juridisch geschilpunt, maar een heel beleid aan de orde. Toekomstig beleid is onvatbaar voor een arbitrale beslissing.

Blijft over de zuivere beleidsvraag, of het regeringsoptreden opportuun was. Als bij elke opportuniteitsvraag hangt de beantwoording af van het bereikte resultaat. Dit resuitaat moet worden gemeten naar de reacties naar buiten, in de internationale wereld, en naar de ontwikkeling van binnen, in de Indonesische wereld. Op het ogenblik, dat deze regelen worden geschreven, ziet het er naar uit, dat in de internationale wereld het feit der actie uiteindelijk zal kunnen worden aanvaard, indien de actie een doorbraak betekent naar een snelie, progressieve opbouw in Indonesië zelf. Is dit zo, dan heeft de regering een vereenvoudiging in de situatie weten te bewerkstelligen, die van capitale betekenis is. De volle concentratie valt dan op de taak van heden en toekomst in Indonesië zelf. De daad der regering heeft de zaak in zijn menselijke directheid dringend aan de orde gesteld: hoe worden snel de reële voorwaarden geschapen voor zelfontplooiing van de Indonesische volken. De regering is daarbij de gevangene van haar eigen daad. Zij kan thans niet anders dan voor het oog der wereld een uiterst constructieve politiek voeren.

We gebruikten de woorden „progressief” en „opbouw”. „Progressief” betekent alle waakzaamheid tegen hen, die de tegenwoordige situatie zouden misbruiken om de oude vormen te herstellen. Het houdt in, dat Indonesië staatkundig zijn volle kans krijgt en dat daarbij een verantwoord risico wordt genomen.

„Opbouw” drukt uit, dat men niet de mensen opoffert aan welke theorieën ook, maar de voorwaarden schept, waarin vrede en gerechtigdheid zich kunnen ontplooien. Naast de staatkundige inrichting staat men bijv. onmiddeliijk voor het vraagstuk van de industrialisatie, die noodzakelijk is, maar waarbij tevens de ontworteling door het ontstaan van een massa-proietariaat dreigt. Het tegengaan daarvan eist op zichzelf reeds een voortreffelijk georganiseerd beleid. Men denke voorts aan de inschakeling van Indonesië in de zo zorgelijke wereldvoedseivoorziening, die het bestaan van de millioenen werkers overal raakt. Men denke ook aan de inschakeling van Indonesië in het geheel van het wereldbestel. Het getuigt van een liberaal-conservatief beleid, indien men slechts weet te spreken van een onafhankelijk bestei van de Indonesische gebieden. De wereld is dit stadium voorbij.

„Progressief” en „opbouw” bepalen elkaar wederzijds. Alles hangt daarbij af van de mensen, die het doen, en de geest, waarin ze het doen. Het kiinkt haast belachelijk in deze wereld, maar het zwaartepunt ligt waarachtig in de zuiverheid van het bedoelen. En natuurlijk, in de bekwaamheid van het doen. Dit doen moet zijn allereerst een doen van Indonesiërs. Heeft de poiitiëie actie daartoe de doorbraak bewerkstelligd, dan is zij zedelijk gerechtvaardigd. Er is dan een uitgangspunt voor een nieuwe ontwikkeling geschapen, een taak, gericht op de tijd, en alle krachten, die daarin werken.

Naschrift. En dan komt het bericht binnen over de behandeling der Republikeinse leiders in strijd met de instructies der Regering. Verandert dit iets aan het bovenstaand betoog? Neen! Klaarblijkelijk ontbreekt het op bepaaide punten aan zuiverheid van bedoeling en bekwaamheid tot daden onzerzijds. Van de gevolgen voor Indonesië en het eigen land kan men slechts huiveren. Waar' is het harde regeringsbeleid, dat dit kwaad kan keren, als het niet te laat is? K- V.

Brits-Franse besprekingen

Het werd hoog tijd voor een open gesprek tussen de Engelse en Franse ministers van Buitenlandse Zaken. De stemming in de ambtelijke milieu’s en in de pers van beide ianden was ten opzichte van eikaar allengs zo slecht geworden, dat het gezegde in omloop kwam: de Fransen spuwen van de Engelsen en de Engelsen zijn „fed up” (meer dan zat) van de Fransen. Er waren dan ook heel wat punten van geschil gegroeid: Duitsland, de Europese Unie, de Italiaanse koloniën, Zuidoost-Azië. Nu is Schuman bij Bevin op bezoek geweest, om al deze terreinen, Waarop de denkbeelden of belangen van beide landen uiteenlopen of uiteen schenen te lopen, eens door te nemen in het licht van de nog gewichtiger noodzaak tot nauwe samenwerking.

Weinigen zouden voor deze meer geschikt zijn geweest dan deze nuchtere realisten, die zich minder door algemene principes op hol laten brengen dan de journalisten, die hun politiek verdedigen en gemakkelijker tot geven en nemen komen dan hun ambtenaren, die voor bepaalde onderdelen staan, zonder het gehele terrein te overzien. Al hebben Bevin en Schuman het nuchtere onderhandelen ook aan verschillende kanten van de conferentietafel geleerd de een als bestuurder der transportarbeidersvakbond en de ander als Lotharings industrieel zij kennen beiden het klappen van de zweep en de noodzaak en mogelijkheid van het compromis.

Dat het samengaan van beide landen over en weer werd ingezien was al wel gebleken uit het Verdrag van Duinkerken van 4 Maart 1947, de voorloper van het Pact van Brussel. Maar dit verdrag was van te algemene aard om zonder verdere overeenkomsten tot een levend ding te worden. In zake de Duitse kwesties zijn deze dan ook inderdaad gevolgd, maar met te veel hangen en wurgen dat dit ruime bevrediging had kunnen schenken in beide landen. Vooral economisch zijn de tegenstellingen zeer groot: Engeland beoogt een veel grotere export naar het vaste land om met ide verworven deviezen vooral bij zijn dominions grondstoffen en voedsel te kunnen kopen; de producten van het vasteland weert het echter af. Groot-Brittannië van zijn kant is huiverig zijn lot economisch nauwer te biriden aan een Frankrijk, dat nog steeds niet in staat is gebleken zijn prijspeil te beheersen, waar de communisten telkens weer politieke stakingen doen uitbarsten en de agrarische en industriële producenten een zeer egoïstisch beleid voeren. De overeenstemming zou dan ook heel wat moeilijker geweest zijn, wanneer Cripps en Mayer hadden geconfereerd, dan hun collega’s voor Buitenlandse Zaken. Voor Bevin en Schuman was het echter duidelijk dat een gemeenschappelijk beleid noodzakelijk is voor de twee grootste Europese landen tussen de twee groten in de wereldpolitiek: de U.S.A. en Rusland, waarvan de eerste bovendien de Europese samenwerking tot voorwaarde van zijn economische en militaire ondersteuning

stelt. Tegenover deze levenskwestie moest een aantal kleinere punten uit de weg geruimd worden zoals de verschillen in zake de politiek tegenover Israël en de Arabische landen, tegenover de voormalige Italiaanse koloniën.

De Europese samenwerking

Ook nog van kleiner belang werd de Brits-Franse samenwerking geacht in zake de Europese samenwerking. Bevin heeft blijkbaar zijn verzet laten vallen tegen de consultatieve Europese Vergadering (dus zonder wetgevende of controlerende bevoegdheden, maar waardevol omdat de parlementen der Europese landen profijt kunnen trekken van de adviezen van deze Vergadering, als zij hun zegeningen willen stuwen in de richting van nauwere samenwerking); de Fransen zullen van hun kant medewerken aan Bevins plan voor een permanente Raad voor Europese samenwerking op regeringsniveau. De studiecommissie voor deze onderwerpen in het kader van het Pact van Brussel, die 17 Januari weer bijeen is gekomen, zal dus wel geen grote moeilijkheden meer ondervinden. Ook zal Italië nu wei spoedig worden ingeschakeld in het Brusselse Pact en in de Atlantische Unie.

Eveneens hebben de beide ministers natuurlijk gesproken over de toekomstige staatkundige structuur van Duitsland, waarover eveneens op 17 Januari, de drie westelijke bezettingsmogendheden bijeen zijn gekomen. De werkzaamheden van de Parlementaire Raad in Bonn kunnen namelijk niet opschieten, als het sluitstuk van de nieuwe grondwet, het Bezettingsstatuut (dat de bevoegdheden tussen de Duitse en geallieerde autoriteiten'af grenst) niet gereed is. Dit hokte tot nu toe op gebrek aan overeenstemming tussen de bezettingsmogenheden, waarbij vooral de vergaande federalistische Franse eisen, die de separatische Beieren zeer in de kaart speelden, een struikelblok bleken. Het ligt voor de hand, dat tegenover de Engelse concessies op het punt van de Europese samenwerking de Fransen hier water in hun wijn hebben gedaan: hoe sterker de Europese eenheid wordt, des te gemakkeiijker dit de Fransen ook zal vallen, omdat de opneming daarin van Duitsland nationalistische uitbarstingen van dit land of een opportunistisch samengaan met Rusland, menselijkerwijs gesproken, kan voorkomen.

Het Verre Oosten

Ten slotte hebben Bevin en Schuman gesproken over het Verre Oosten; het was vooral voor de Engelsen niet aangenaam, dat, terwijl zij zich staatkundig geheel uit India hebben teruggetrokken en ook Birma financieel de vrijheid hebben gegeven, de Fransen in Vietnam een geheel andere politiek voerden en daarmee de weerstand van het Aziatische nationalisme tegen het bestaan-ais-geheel (ook op economisch gebied) voedsel bleven geven. In de jongste tijd hebben de Engelsen echter uit eigen ervaring in Malakka bemerkt, dat weerstand tegen het communisme mede een rol moet spelen in de houding tegenover het nationaiisme; ook de vraagstukken in Indonesië zien zij nu wel enigszins anders dan drie jaar geleden. Deze gehele problematiek hebben beide ministers nu eens nader bezien en het ligt voor de hand, dat de standpunten elkaar meer bleken te naderen.

Het is ook natuuriijk, dat zij op dit punt wat zwijgzaam zijn gebleven. Maar wellicht zijn er binnenkort daden op te merken, waaruit de nieuwe koers valt af te leiden.

W. VERKADE.