I Aan I den Heer i behoort de aardt 1 en haar I volheid. ■ Psalm 24:1 /

yd cn M nun

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE EN SOCIALISME TEVENS ORGAAN VAN DE PROTESTANTS CHRISTELIJKE WERKGEMEENSCHAP

Zaterdag 7 Mei 1949 No. 32 Verschijnt 50 maal per jaar 47ste jaargang van de Blijde Wereld *

Redactie Prof. dr W. Banning Ds J. J. Buskes Jr Ds L. H. Ruitenberg Mr G. E. V. Walsum Secr. der redactie J. G. Bomhoff, Roerstraat 48 111 A’dam«Z. Tel. 24386

per/aar fB.OO, halfjaar f 4.2 h kwart, f 2.30 plus f 0.15 incasso. Losse nrsfo.ls, Postg. 21876, Gem. giro V 4500, Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, A^damC

BIJ HET AFSCHEID VAN

PROF. HEERING

HANDSCHRIFT VAN PROF. HEERING

Hooggeachte Professor,

Toen U zestig jaar werd, heeft onze hoofdredacteur in de rubriek „Geestelijke werkers in Nederland” een artikel over de betekenis van Uw persoon en arbeid geschreven, Daar Banning zich niet wilde herhalen, verzocht hij mij, nu U zeventig geworden bent en Uw professoraat aan het Remonstrantsche Seminarium hebt neergelegd, in ,Tijd en Taak” iets over U te schrijven. Met blijdschap en dankbaarheid heb ik dit verzoek aanvaard, al zullen velen er zich over verbazen, dat een contra-remonstrantse dominé met blijdschap en dankbaarheid over een remonstrantse hoogleraar in de theologie schrijft.

Er zal binnenkort een boek verschijnen van Ds Aalders en Ds Van Nieuwenhuyzen: „Hervormd Remonstrants gesprek”. U en ik zullen het met belangstelling lezen. Maar wij voeren dat gesprek al twintig jaar en het was een zeer wezenlijk gesprek, waarin wij elkander telkens weer en telkens meer gevonden hebben. Met uw eigen woorden: „Wij wisten wel, waarin wij verschilden, maar vAj wisten’ook, dat wij één waren in Jezus Christus, één in de verwachting van Gods Koninkrijk. Dat is het wat ons bijeenhoudt: niet disputeren over ons geloof, maar handelsn en getuigen vanuit ons geloof. Ik weet wel, het was alles zeer gebrekkig, mensenwerk, maar er woei toch ook wel vaak iets door van die geest, die God schenkt aan degenen, die Hem dienen wiiien.”

U bent een karakteristieke representant van de Remonstranten. De historie van de Remonstrantse Broederschap is in u vlees en bloed geworden. Wanneer ik uw persoon met één van het Remonstrantse voorgeslacht zou mogen vergelijken, denk ik het liefste aan Camphuysen, die ik lief heb om zijn waarheid en zijn bijbelse, welhaast ascetische verwachting van het Godsrijk,

Zowel in hem als in u heb ik de strenge en tegelijkertijd zo milde levensstijl mogen ontdekken, aan welke ik mij, althans in het verlangen, zo verwant voel: het beste van het Calvinisme en het beste van het Remonstrantisme, met uitsluiting van beider eenzijdigheid, tot een eenheid samengegroeid in een mensenleven.

Professor, ik heb, voordat ik begon te schrijven, al uw boeken, brochures en artikelen nog eens door mijn handen laten gaan. Het is in de loop der jaren een respectabele serie geworden. Ik vergis mij toch wel niet, wanneer ik van het niet geringe aantal van uw geschriften er twee als de belangrijkste beschouw: „Geloof en Openbaring” en „De Zondeval van het Christendom”. Ik leg ze voor mij, op mijn bureau, nu ik begin te schrijven.

Het zijn niet alleen uw twee belangrijkste studies, die uw afscheid vele jaren zullen overleven, het zijn ook twee boeken, die bij elkander behoren. Dogmatiek en Ethiek zijn bij u niet te scheiden. Dat is voor mij steeds meer de betekenis van uw persoon en uw werk geworden. U hebt niet alleen richtlijnen voor de Dogmatiek gegeven, u hebt, die richtlijnen trekkende, ons, als leden van Christus’ Kerk, ook grond onder de voeten gegeven.

Elke dogmatische uitspraak wordt door u op het leven betrokken. Zij heeft een ethische strekking. De belijdenis der kerk wordt leven en daad. Daarom zijn deze studies zulke levende en indringende boeken. Ik kan er niet aan denken, de betekenis van uw „Geloof en Openbaring” als dogmatische studie aan te geven. „Tijd en Taak” is daartoe niet de geschikte plaats. Het valt bovendien buiten mijn competentie. Op theologisch terrein ben ik maar een krullenjongen.

Twee dingen wil ik zeggen. Als orthodox predikant, die op bescheiden wijze toch altijd probeert, theologie te blij-

ven studeren, ben ik u, de vrijzinnige Professor, voor dit boek dankbaar, omdat u door dit boek niet alleen aan het gesprek tussen orthodox en vrijzinnig op waardevolle wijze hebt deelgenomen, maar het ook op oorspronkelijke wijze hebt verdiept. Al studerend en al studerende naar u luisterend en samen naar het Evangelie luisterend, ben ik tot het bevrijdende inzicht gekomen, dat God bezig is oude tegenstellingen te doorbreken.

Dat is voor onze kerken van zeer groot belang. Ook voor ons volk. Want het gevaar, dat ons bij de voortduur bedreigt, is, dat wij in de geijkte schema’s vastliggen als een schip in een dichtgevroren haven. Wie uw boek leest, voelt de winden Gods en wat kan hij anders doen dan het zeil hijsen en zee kiezen. Gods stem is immers op de grote wateren.

Het tweede is dit. Uw „Geloof en Openbaring” is een echt studieboek. Maar het is ook een belijdenis en een oproep. Geen dorre onvruchtbare leerstelligheid, maar dienst aan het leven, dienst aan kerk en volk. Daarom is het ook telkens weer een stichtelijk boek in de beste zin van het woord en een voortdurend getuigenis, dat leer en leven alles met elkander te maken hebben. Wie dit boek in zich opneemt, wordt niet alleen theologisch verrijkt, maar ook doordrongen van een besef van verantwoordelijkheid voor de mens en het mensenleven. Deze theologie is voluit theologie van de studeerkamer, maar niet minder voluit theologie van het werkelijke leven. En dan „De Zondeval”.

U weet even goed als ik, dat vele kerkelijke voormannen van rechts en links u en uw boek, vanwege uw radicale opvattingen in zake het politieke en sociale leven, in de sectarische hoek hebben willen dringen. Uw „Geloof en Openbaring” heeft hun dat voor goed onmogelijk gemaakt, al hadden zij dat ook kunnen weten, toen zij „De Zon-