de zoëven genoemde verwachting van uit dat deze driehoeksruil zijn betekenis verliest, dan moet men een nieuwe ruilverhouding met Amerika ophouwen volgens een ander patroon; West-Europa moet dan zijn import uit Amerika op den duur, zeg na afloop van de Marshall-periode, met zijn export betalen.

Nu is de dollar zo schaars dat de werkelijke waarde er van ver uitgaat boven zijn officiële koers. Hij was dus voor de devaluatie ondergewaardeerd (nu trouwens nog, zij het in mindere mate). Dat wil zeggen dat i7?iporten uit Amerika en exporten naar ■Westeuropese landen (wier valuta’s hierbij relatief overgewaardeerd waren) werden aangemoedigd. Wanneer een Westeuropees land, bijv. Nederland, grondstoffen uit Amerika kon omzetten in eindproducten die naar Westeuropese landen met zwakke valuta werden verkocht, dan leverde dit in guldens gerekend winst op. Dat gold voor een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven; de meest bekende voorbeelden zijn veredelingsproducten als bacon, eieren, kaas. Let wel: dit spel is afhankelijk van een bepaalde koersverhouding. Gaat men er in verband met de zoëven besproken verwachting aangaande het niet-terugkeren van de vooroorlogse internationale ruUstructuur van uit dat we onze Amerikaanse importen met rechtstreekse exporten naar dat land moetenen gaan betalen, wil men dus deze importen afschrikken en deze exporten aanmoedigen, dan past een devaluatie goed in het kader van de overige in dit verband te nemen overheidsmaatregelen (hantering van invoervergunningen, en allerlei exportstimulerende maatregelen). De aandrang van tal van importeurs wordt door de hogere prijs van de dollar nl. wat ontmoedigd, tal van nieuwe verkopen naar Amerika worden daarentegen, nu voor de Amerikanen de gulden goedkoper wordt, mogelijk.

Dit is dan wel het voornaamste, althans het meest voor de hand liggende voordeel. Een ander voordeel is dat in de devaluerende landen het nationale inkomen (via de prijsstijging der in voorgoederen) gaat toenemen in zoverre als dit nl. de belastingopbrengsten vergroot en de dienst van onze loodzware nationale schuld ontlast. Dit gaat echter ten koste van hen die van de vaste rente dier schuld moeten leven (en de aflossingen van die schuld ontvangen), want prijsstijging is waardedaling van het geld. Het is eenzelfde soort voordeel als bereikt wordt bij het uitspreken van een faillissement: de schuldeisers leggen het loodje. Een voordeel dat niet volkomen vast staat, maar van onze wil afhankelijk is, is dat devaluatie leiden kan tot verlaging van de levensstandaard, doordat de prijzen stijgen en we dus minder kunnen kopen (mits en dit is de factor die we in de hand hebben de lonen gelijk blijven). Deze verlaging van de levensstandaard noem ik onder de voordelen, omdat zij past bij onze positie. De arbeidsproductiviteit in Amerika is nl. sinds 1938 enorm gestegen, de onze gedaald. Dit betekent dat we, om met Amerika te kunnen ruilen (en dat moeten we) een veel geringere beloning moeten accepteren, anders gaat de ruil niet door. Onze levensstandaard is evenwel even hoog als in 1938, in 1948 was zij zelfs 3 % hoger. Dat klopt dus niet. Devaluatie kan nu de methode zijn om dit euvel te herstellen. Gebeurt dit, dan is dit dus een voordeel. Het schept nl. de kansen voor herstel van onze economische levensvatbaarheid, is althans een stap in deze richting. De waardering der devaluatie hangt dus voor een goed deel af van wat wij er zelf van maken. Cripps opvatting was Zondagavond: geen looncompensatie. Steunt u dit en stuwt u ook onze regering in

deze richting? Is het nu werkelijk onmogelijk om van een volk het offer van zeg 10 % van zijn levensstandaard te vragen als het in nood verkeert? Ook voor groepen (industrie-arbeiders, landarbeiders) die het een stuk beter hebben dan toen? O ja, ook ik zie allerlei heel reële sociaal-ethische bezwaren: wat doen de beter gesitueerden, met name de bezitters van winstinkomens? Inderdaad een uiterst pijnlijke vraag. We zouden misschien wel de goede manier van devalueren (met verlaging van levensstandaard) willen als daarin ware voorzien. Accoord, accoord maar, zoals de zaak ligt, wat doet u? Nu?

Een nadeel is ten slotte dat de besparingen door de devaluatie in het gedrang kunnen komen, wat in verband met de financiering van de investeringen heel verkeerd is. Allen die gespaard hebben zijn nu immers de sigaar en worden ontmoedigd.

Een nadeel kan voorts ook zijn dat de economische unie met België wordt bemoeilijkt. België devalueert in mindere mate. Wij worden dus in verhouding tot België,

net als t.o.v. Amerika goedkoper. Zal België bereid zijn onze goedkoper geworden goederen te accepteren? Of zal het, net als Amerika (beschermende rechten, althans tot nu toe) een halfslachtige politiek voeren en onze goederen willen weren? Dan kan de totstandkoming van de Voor-Unie tot Sint Juttemis worden uitgesteld. Het gaat al slecht met de Unie, daarom zou dat een heel gevaarlijke klap zijn. wat denken we er dus van (om tot de in het begin gestelde vraag terug te keren) ? Misschien mag ik nu toch gebruik maken van de omstandigheid dat we met een voldongen feit hebben te maken en de beantwoording, de afweging van de voeren nadelen, aan de lezer overlaten.

Wel is duidelijk dat de tweede, in het begin gestelde vraag („Wat nu?”) ook voor het antwoord op de eerste van bijzonder groot belang is. Welnu: wat vindt u: kan van het Nederlandse volk een offer met betrekking tot zijn levensstandaard worden gevraagd, op korte termijn wel te verstaan? 19/9 R. EVERTS

D ACH AU 1949

Eén dag terug in de hel

Ik ben er geweest, in Dachau. Ik heb gestaan in de gaskamers, op de executieplaats, voor de galgen. En in mijn hart hoorde ik de angstkreten der mensen, die hier bij duizenden vermoord werden. Ik heb gestaan voor het kleine, simpele houten bord bij het crematorium en ik heb de woorden gelezen, die ds Niemöller zo ontroerd hebben, toen hij ze las: „Hier werden 238.000 mensen verbrand. Dit alles blijft hier staan als een herinnering. Niets aanraken.”

Ik heb het allemaal gezien, waar jarenlang mijn gedachten naar uitgegaan zijn. En op verzoek van de redactie zal ik vertellen, wat ik gezien heb. Maar dan wil ik toch beginnen met iets te vertellen over de man, die me hier rondgeleid heeft en zonder wiens hulp ik niet zou hebben geweten in welke barak mijn liefste gewoond heeft, waar hij gelopen heeft en wat al die dingen op het terrein voor hem betekend hebben. Carl Tepke een Duitser. Zes jaren lang was hij gevangen, waarvan vier jaren in Dachau. En toen hij Dachau verliet, heeft hij gezworen, nooit meer een voet in die plaats te zetten. Maar toch heeft hij mij daar rondgeleid en ik heb zijn gezicht gezien en begrepen, dat dit offer groter was dan ik peilen kon. Maar hij, die de laatste levensdagen van mijn man verlicht heeft door zijn kameraadschap en die zijn ogen gesloten heeft, hij heeft het offer voor mij gebracht, om één dag weer terug te keren in de hel. Niet alleen door er weer rond te lopen, maar ook door mij de gehele geschiedenis van zijn leed te vertellen.

En daarom wil ik het verhaal over Dachau beginnen met het verhaal van Carl Tepke. Ik geloof niet, dat er al eens eerder in een Hollandse krant of tijdschrift over hem geschreven is. Toch heeft hij ontelbaar veel Hollanders het leven gered in Dachau.

Een ware geschiedenis

Carl Tepke woonde voor de oorlog in Enschede, waar hij een kleine fabriek had. Van het nationaal-socialisme wilde hij niets weten.

Op een dag zat hij met een vriend te praten in een café, toen zijn oog viel op een foto van Hitler en Goering in de krant. „Kijk”, zei hij tegen zijn vriend, „zijn dat nu geen echte misdadigersgezichten? Begrijp jij, dat ze deze mensen zo nalopen?” Een vreemde heer, die in zijn buurt zat, ging na deze woorden gehoord te hebben, even telefoneren.

Carl Tepke was natuurlijk lid van „der deutsche Verein” in zijn woonplaats. Op een dag kreeg hij de oproep, mee te gaan doen aan schietoefeningen. De leden van „der deutsche Verein” werden bewapend. „Geen sprake van”, zei Herr Tepke. „We leven hier als gasten in Holland, en ik denk er niet aan, het gastrecht te gaan schenden. Nooit van mijn leven zal ik op een Hollander schieten.”

Dus Carl Tepke deed niet mee. Maar toen hij in 1938 de jaarbeurs in Leipzig wilde gaan bezoeken, werd hij na het overschrijden van de Duitse grens meteen gearresteerd.

Men bracht hem naar de gevangenis in Münster. Hard werken, slaag en honger. Toen de gevangenen eens mee moesten werken bij het dorsen van de oogst, ontvluchtte hij. Een nacht in het bos rennen, lopen, bloedhonden en politie achter hem aan. Maar hij bereikt een stad, waar een vriend woont. Het lukt hem, weer terug te komen in Holland. Daar is hij weer vrij. Mei 1940 breekt aan. De Hollandse regering laat de Duitsers interneren. Carl Tepke wordt opgesloten in Hoek van Holland. Maar hij steekt zijn haat tegen het nationaal-socialisme niet onder stoelen of banken. Als de Duitsers binnenrukken en deze geïnterneerden „bevrijden”, worden Herr Tepke en de Joden er meteen uitgehaald en gevangengenomen. Vier dagen op transport naar Duitsland en geen hap eten. Na een lang arrest komt er een verhoor door de Gestapo en Carl Tepke belandt weer in de gevangenis in Münster. Hij moet eerst zijn straf uitzitten voor het weglopen, dan zal men verder zien. Carl Tepke wordt opgesloten in een cel op