Heeft de Kerk toen begrepen dat Gerhard was als Simei uit het huis van David, die David vloekte? „Laat hem geworden, dat hij vloeke, want de Heer heeft het hem gezegd”, zei David (2 Sam 16 : 11).

En verder: reeds in de S.D.A.P. werd de godsdienst getolereerd. Reeds toen werd het christendom door vele zijner leden aangehangen. Maar toen kon men toch nog, uitgesproken wellicht, in het program van ’37 iets van de sociale absolutering merken, die prof. B. marxistisch noemt. Ofschoon het marxistisch is, van een absolutering van het economisch leven te spreken, want het sociale komt bij Marx op het tweede plan.

Thans, met het program van de Partij van de Arbeid, kan men geen spoor ontdekken van deze verabsolutering van het sociale leven. Wèl van het leggen van een zwaar accent op het sociale leven. Is dat voor een politieke partij, die midden in de 20ste eeuw wil staan, zo verwonderlijk? Er is nu eenmaal een wezenlijk verschil tussen de Anti-Revolutionnaire Partij en de Partij van de Arbeid. De eerste wil in zekere zin een gemeenschap van gelijk-gelovenden zijn; de tweede wil uitdrukkelijk een beweging van gelijk-doelenden wezen. Waarom men het doel van een democratisch-socialistische ordening wil voorstaan, blijft voor de enkeling, die er zich bij aansluit, persoonlijk ter beslissing. En tevens in voortdurende en zegenrijke discussie. Dat ligt in een ander vlak, dan „tolereren” of zelfs „aanvaarden”.

Prof. Berkouwer eindigt zijn artikel met de hoop uit te spreken, dat er geen christenen zullen zijn, die de naam van Christus zullen vereenzelvigen met „het hogere” van een algemene religie. Ik geloof niet, dat er veel kans bestaat onder hen, die als christen socialist zijn. Maar wèl meen ik, dat er nog véél veranderen moet in bepaalde christelijke kringen, voor er geen reden voor anderen meer is om het christendom als „tevredenheidsleer” te betitelen. Mogen wij prof. Berkouwer wat dèt aangaat aan onze kant weten?

L. H. RUITENBERG

se product niets begrepen. Met hun schitterende toepassing van de techniek en soms uitmuntende foto’s (hebben zij het essentiële verkracht. Koud en daarom in laatste instantie vervelend is die nieuwe meer dan 4 km lange film. Zij is misleidend, omdat ook zij als veel zogenaamde „religieuze”, „sociale” of „psycho-analytische” films tot de rolprenten „met een vernisje”. behoort. Middeleeuwse gevechten in technicolor, gewaden van hoge priesters, Ingrid Bergman in pantser en mannenkleren... daar gaat het Hollywood om; en het onderwerp „Jeanne d’Arc” kwam hierbij „schitterend” te pas.

Goed beschouwd, is déze film ouderwetser dan die van Dreyer; deze nieuwe productie behandelt het historische thema namelijk h la Felix Dahn („Strijd om Rome”) of andere historische-romanschrijvers die hun taak in de zo nauwkeurig mogelijke beschrijving van de buitenkant zagen, terwijl Dreyer werkte als de paar waarachtig grote auteurs, die zich in hun romans met het verleden bezighouden: zoals een Heinrich Mann („Henri Quatre”), wie het nimmer om de naturalistische schildering van wapens, kleren en gebouwen, maar des te meer om de ziel van het door hem beschreven tijdperk en de figuren te doen is.

H. WIELEK

EEN POGING TOT DOORBRAAK UIT AMERIKA

Mij werd toegezonden vanwege het Quakercentrum uit Amsterdam een in het Engels geschreven memorandum, dat zich bezighoudt met de politieke spanning tussen Amerika en Rusland en de daarmee direct verbonden dreiging van een derde wereld- Het stuk is opgesteld door een groep Amerikanen onder leiding van Gilbert F. White, president van de Harvard-Universiteit, en werd overhandigd zowel aan de Amerikaanse minister Dean Acheson als aan de Russische gezant in Washington, en daarna aan de pers doorgegeven. Als bijzonderheid wordt er bij vermeld, dat de studiegroep tijdens de voorbereiding van dit stuk, contact heeft onderhouden zowel met als Russische prominente figuren (van de laatsten o.a. Gromyko en Malik).

Wij willen de voornaamste gedachten van dit stuk vermelden en toetsen. Maar het is goed vooraf opmerkingen te maken.

Men zal zich herinneren, dat de Quakers in verband met de vraagstukken van oorlog, antimilitarisme en verzoeningsarbeid tussen de volken een traditie vertegenwoordigen, die tot heden springlevend is gebleven. In 1948 werd hun de Nobelprijs voor de vrede toegekend, en men weet, dat daarbij o.a. het hulpwerk in Duitsland, maar ook in andere door de oorlog geteisterde landen een grote rol heeft gespeeld. Deze Quakers Engelsen en Amerikanen kennen waarlijk wel de liefde tot hun eigen land, maar zij weigeren uitsluitend in politieke tegenstellingen te denken, en zullen dus óók de „vijand” helpen, indien zijn kinderen sterven van honger en zijn vrouwen omkomen van gebrek. In deze simpele daden van leniging van nood zien zij een element van verzoening. Er is ons ook bericht, dat zij hun Nobelprijs van 25.000 dollar hebben besteed voor aankoop van medicijnen ten bate van Rusland en de Amerikaanse pers heeft de woorden van dank der Russische regering bekendgemaakt. In het voorjaar van 1948 bevatten alle grote Amerikaanse kranten een advertentie van een hele pagina, waarin het Amerikaanse volk bezworen werd om niet op de rampzalige weg van opvoering der bewapening heil te zoeken, immers, nog nooit heeft deze weg vrede gebracht daarbij werd opgeroepen tot gehoorzaamheid aan het Bijbelwoord: „Niet door kracht of geweld, maar door Mijn geest, zegt de Heer (Zach. 4:6).

Het praktische verzoeningswerk der Quakers heeft bij alle gebrekkigheid, die ook dit mensenwerk aankleefde diepe indruk gemaakt, óók op mij. Ik kan mij levendig begrijpen, dat een ontwikkelde Jood zeide: „de kerken zouden mij niet gemakkelijk tot het christendom brengen, maar als ik christen worden zou, werd ik Quaker”. Ik ben met talloze anderen even dankbaar als beschaamd over deze „dienst der verzoe-

ning”, die de Quakers in verleden en heden verricht hebben en nog verrichten.

Maar ik heb steeds één zeer zwaar wegend argument tegen ze gekoesterd: met hun persoonlijke dienstweigering en praktische verzoeningsarbeid, hoe prachtig als teken van een bovenpolitieke gezindheid, raakt men de reële economische, sociale en politieke oorzaken van de moderne wereldoorlogen niet, men laat ze in wezen onaangetast. Een boven-politieke gezindheid moet, om waarlijk vruchtbaar te zijn, de politieke realiteit diep-ernstig nemen; wie niet dóór de politiek heen wil, loopt er omheen, en gaat er onder door. Ik heb het ook wel eens boosaardiger uitgedrukt: dit Quakerisme, hoe nobel everigens, loopt toch met oogkleppen voor en heeft óók last van klasse-vooroordelen.

Juist omdat ik deze voor mij zeer ernstige bedenkingen koesterde, heeft de verschijning van het bovenvermelde memorandum mij verrast en tot herziening van mijn oordeel genoopt. Hier is een poging om de politieke werkelijkheid niet te ontlopen, om het godsdienstig geloof te doen functionneren in de reële spanning Amerika—Rusland. Er wordt niet voorbijgezien of verdoezeld, dat het Sowjet-systeem economisch en politiek een ander is dan het Westerse kapitalistisch-democratische stelsel, er wordt onderzocht of de bestaande spanning tot oorlog leiden moet en mag. En zelfs wanneer ik zou moeten concluderen: de hier door de Quakers gewezen weg zal niet tot het doel kunnen leiden dan nog verheug ik mij over de kentering, waarvan dit Memorandum een teken is: een kentering naar het politieke denken en handelen van een godsdienstige groep.

Nog één opmerking. De dag- en weekbladen in Nederland hebben ons bericht over een toneelstuk van Maurits Dekker, waarin het probleem van de atoom-oorlog en zijn dreigende verwoesting een diep insnijdend conflict tussen een vader en een zoon veroorzaakt. Het stuk zelf heb ik niet gezien, maar ik neem aan, dat het ook als toneel goed moet zijn, wanneer onze Nederlandse pers, die de militaire bewapening zonder protest aanvaardt, het prijst. Het probleem blijkt dus en ik ben daar alleen maar dankbaar voor óók in andere kringen aan de orde: kan de vrede worden gered? Voor ons die de oplossing óók niet in de zak hebben blijft deze worsteling om een antwoord tevens een worsteling om de ziel van het socialisme. Een socialisme, dat geen vredesboodschap voor de wereld meer heeft, heeft z’n ziel verloren. Maar (en dat brengt ons weer bij de Quakers): dit bij uitstek politieke vraagstuk wordt niet opgelost, tenzij door krachten die boven het politieke vlak zelf uitgaan.

De volgende week ga ik graag op de concrete voorstellen van het Memorandum in.

W. B.