DE STEM DOOR DE TELEEOON

Onlangs moest Ik naar Londen. Natuurlijk was die eerste-steenlegglng tóch wel doorgegaan, wanneer Ik In Holland gebleven was. Maar het Is nu eenmaal modern bijgeloof, dat de Pers macht heeft en dat die macht gehandhaafd wordt, door zoveel mogelijk bij te zijn.

Dit ter verklaring, waarom Ik naar Londen ging. ledereen heeft zoveel over die charmante gebeurtenis gelezen en gehoord, dat Ik mij thans ontslagen acht, ook maar één woord te zeggen over dit eerste optreden van prinses Irene In het openbaar, nog wel In kerkelijk verband.

Ik moest dus naar Londen.

Denk niet, dat dit een erg eenvoudige zaak Is. Vooral niet wanneer het trouwe autootje mee moet.

Vier Instanties moet je passeren, voor je geld hebt; drie gewichtige papieren voor het rijden In Engeland; de passage vanwege de auto moet toch wel minstens een maand tevoren besproken zijn.

Terwijl Ik daarmee bezig was en al een beetje In een relsroes kwam, brak de Stem door de telefoon bij mij binnen.

„Meneer”, zei de stem. „U spreekt met de K.L.M.” Ik maak natuurlijk een buiging voor de telefoon. Op de K.L.M. zijn wij trots. Al kost het vlagvertoon ons veel geld, wij hebben allen lets van de burgerman, die eerbied heeft voor meneer de baron, die Immers tot een andere wereld behoort ook al steekt hij diep In de schulden.

„Meneer”, zei de stem door de telefoon, „hebt u al passage voor Engeland?” Even was Ik ontroerd. Ergens Is dus In Nederland een Instantie, die, vaderlijk, onze schreden door het razende heden met zorg begeleidt. Ik was gevleid bovendien: het was de K.L.M., zetelend In een alr-condltlonedkantoor aan de Raamweg In Den Haag altijd levend dus In koele lente deze K.L.M., die zo-maar dagelijks belt met Karachl en Johannesburg, die K.L.M. belde nu mij. Die wist, dat Ik mij van het ene loket naar het andere spoedde om op de vastgestelde datum de tocht te wagen. Sympathiek.

Ik, zo onder de suggestie van dit medeleven, spralf door. Het kwam eenvoudig niet bij mij op, te vragen, wat dat te betekenen had om In het hart van je huls binnen te dringen en je Indiscrete vragen te stellen neen. Ik bleef minzaam en nederig. Ik gaf dus toe, dat Ik naar Londen ging en dat Ik al passage besteld had.

„U gaat toch per KLM?” was de vraag. Ik moest de sympathieke Stem teleurstellen. Ik zou doodgewoon per schip gaan. Van Hoek van Holland. Met de dagboot. De stem ant-

woordde nu precies één octaaf lager. Meewarig en beklagend: „Met de b-o-o-t?” Zo op de toon van een accountant die vraagt aan een schooljongen: „Tel Jij nog met je vingers?” |

Ik prevelde iets over goedkoper. Maar de Stem had het antwoord al klaar: vliegen was heus niet zo duur, als men denkt. Gelukkig had ik nog één troef in de hand. Ik wilde mijn auto meenemen, zei ik. Nu, dan had de Stem er vrede mee. Door dat antwoord werd ik in een andere rubriek genoteerd. In de rubriek van de mensen, die natuurlijk per vliegtuig zouden willen reizen maar die nog even wachten, tot ze de loopplank van de vliegmachine kunen oprijden om het wagentje in de buik van de vliegende garage te parkeren. Dat komt vast ook nog.

De Stem nam afscheid. Vergevensgezind en begrijpend. Maar hij heeft wat achtergelaten. Ik kan namelijk de herinnering niet kwijtraken aan dat ene woord op die speciale toon geweeklaagd: „met de b-o-o-t?”

In dat ene woord komt als het ware het gehele moderne leven naar voren. Overrompelend, gevaarlijk, vernietigend, tyrannlek. Dat ene woord toont aan, hoe wij slaaf dreigen te worden van de suggestie van de vooruitgang, de snelheid. Hoe wij mee moeten doen om voor vol te worden aangezien. Vol nl. door de Stem door de telefoon. De Stem waar geen mens meer zichtbaar bij wordt. De Stem, die langs een dunne draad je woning binnen Is geslopen en het heel gewoon vindt è. la mlnute beslag op je te leggen. De stem, die zelf al teken Is geworden van het Ingesponnen-zijn In afhankelijkheden.

Ik vlieg niet graag. Nauwkeuriger gezegd: Ik vind vliegen erg vervelend. Juist omdat Ik reizen heerlijk vind. Vliegen Is voor de echte reiziger als het consumeren van vltamlne-tabletten door een man, die graag een goede tafel geniet. Vltamlne-tabletten zijn vast wel gezond. Je houdt er het leven bij en het Is heel makkelijk. Maar je eet niet meer. De sfeer van het propere tafellaken, de fljngekleurde borden en de glazen, de geuren der gerechten en de trotse glimlach van moeder dat Is allemaal verloren gegaan bij de vltamlne-tabletten.

Wle vliegt, reist niet meer. Die verplaatst zich alleen maar. Hij stapt In een nauwe ruimte, overgeleverd aan het sombere gepeins van „vallen wij, dan vallen wij samen dood”. Hij wordt opgetild. Hij ziet de wereld wegtrekken, de wereld, die onverschillig en erg egaal langzaam wegschuift. Wat je op de grond ziet: het zwoegen van mensen, de tekenen van liefde en van vormdrift, het

dampen van een paard, het juichend wenken van een molen, het driftig kolken van een riviertje niets van dat alles daar boven. In het machien alleen maar geslaagde mensen, die alles te boven zijn. Die hun Elsevler of hun Weltwoche of hun Picture Post en Time blijven lezen, totdat ze, twee, drie uur later, weer uitgelaten worden. Zonder sporen van verwondering te tonen. Met een air van: hier ben Ik dan.

Zeker, dat Is prettig voor de mensen, die vandaag hier een beslissing moeten nemen en morgen 1000 kilometer verder. Het Is nuttig voor ministers en officieren. Het Is nuttig voor alle slaven van het moderne tempo. Maar het Is afschuwelijk, voor wie reizen wil. Voor wie de aarde liefheeft en de mensen, die er op wonen.

Reizen Is Immers wat anders dan vervoerd worden. Het Is op een bijzondere manier deelhebben aan het leven van mensen en dingen. Dat kan niet, wanneer men zich er boven verheft. Wanneer men een van de wezenlijkste kenmerken van het bestaan, nl. de afstand, vernietigt. Zeker, Ik weet wel, dat men hier glimlachen kan om zoveel Inconsequentie en kan opmerken, dat de auto toch wat anders Is dan de postkoets en de spoortrein dan de trekschuit. Ik weet dat zeer goed. Ik weet óók, dat de zeilboot lets anders Is dan het moderne zeekasteel.

En toch: ergens Is een grens. Ergens moeten wij weten: hier dreigt lets verloren te gaan, dat wezenlijk Is voor ons mens-zijn. Nl. dat wij bij het verplaatsen het begrip voor tijd en ruimte verliezen. Voor allerlei doeleinden zal men van dit snelle en al maar sneller wordend vervoermiddel moeiten gebruik maken. Maar tevens zullen wij voldoende Innerlijke reserve tegen dit vervoermiddel moeten hebben, wanneer het zich aan ons opdringt met de alllure van het hoogste, het beste, het laatste te zijn. Wie zich aan die suggestie niet weet te onttrekken, Is een verloren mens.

Wie, op reis bijv. naar Engeland, de korte sprong van een uur verkiest boven het gaan op de loopplank, het langzame draaien In de haven, het doorploegen van de golven, het opgenomen worden door de zee en haar macht desnoods met zeeziekten het stilaan naderen van de kust van het andere land, het voorzichtig meren, het opstuwen van de werkmannen naar de Ingewanden van het schip, die heeft zich, ter wille van een Illusie, van een „on dit” beroofd van lets zéér wezenlijks van het reizen. Nl. van zijn duur.

Zo Is het ook voor wie naar Zwitserland gaat. Het denderen over de bruggen der grote rivieren, het passeren van de grenzen, het wisselen de landschapsbeelden, van locomotieven, van treinpersoneel, de vuile handen en het wringen langs de controleurs In Bazel het zijn allemaal gebeurtenissen, die tot het evenement reizen behoren.

Neen, Stem door de telefoon. Oók als Ik geen autootje heb, om mee te nemen, zal Ik toch niet vliegen wanneer Ik reizen wil. Ik zal alleen vliegen, als de zweep van de plicht mij op de hielen zit. Ik zal vliegen als mijn tijd zó kostbaar wordt dat mijn minuten met guldens betaald moeten worden. Ik zal vliegen, als Ik een mensenverachter ben geworden en mij thuis ga voelen tussen de zwijgende trekkers naar succes en angstlg-zware beslissingen. Ik zal vliegen, zodra Ik genoeg heb van het reizen. Maar zolang dat alles niet het geval zal zyn, zal Ik het vllëgtulg hoog boven mij laten. Zonder jalouzle. Met blijdschap over de harde, schone, duistere aarde met ons zwetende, fluitende, lachende en wenende gewone mensen.

Zolang ga Ik met de b o o t. L. H. R.