BIJBEL

IN DE NIEUWE VERTALING

Dat staat in fraaie letter op de beschaafde omslag Binnenin wordt niet veel meer aangekondigd Nieuwe vertaling op last van het Nederlandse Bijbelgenootschap bewerkt door de daartoe benoemde commissies ” Meer niet De enige naam, die genoemd wordt is van de drukker. Geen namen van vertalers Slechts een enkele koele mededeling

Het woord op last” herinnert aan de andere vertaling ook op last” vertaald, nl van de hoogmogende heren staten generaai. Op last betekende bij de Statenvertaling zoveel als; met goedkeuring en op kosten van de hoge overheid. Jarenlang hebben geleerden aan die Statenvertaling gewerkt in Leiden, rustig, ver van hun ambteliik werk als predikant Verzonken in het werk om voor het eerst in het Nederlands een vertaling uit de grondtekst te geven, ODdat de predikanten, die geen Hebreeuws of Grieks kenden, zich niet behoefden te behelpen met een vertaling uit het Duits, Behelpen was het wel in die tijd, toen er rumoer was rondom de uitlegging van de bXi en de vraag wie gelijk Ld de Re-

monstranten of de Contra-remonstranten, een zaak was van vrijheid of gevangenis.

Niets van dat alles nu. Een moderne letter, een handig boek ondanks de 1215 bladzijden dikte. Zonder verklaringen, zonder aanbevelingen, zonder enig ander gezag dan dat van een genootschap, dat zich tot doel stelt de Bijbel te verkopen. Geen overheid en geen kerk kwam er tot nu toe bij te pas. De kerken zullen nu pas gaan spreken. Zij zullen aan hun commissies vragen, wat zij er van denken en of deze vertaling tot de kansels zal worden toegelaten.

Ziedaar twee werelden.

Maar er is meer.

Toen, 300 jaar geleden, was de Bijbel practisch het enige boek, dat men las. Als men lezen kon. De Bijbel in de eigen taal was hét grote wapen tegen de kerk van Rome. Met deze Bijbel in de hand kon men zélf oordelen of men de gebaren en de leerstellingen van de pastoors in het Woord kon terugvinden, dan wel of die kerk werkelijk was afgeweken. De Bijbel in de eigen taal dat betekende toen bovendien: een wapen in de nationale strijd. Thans ver-

schijnt de Bijbel in een pakje en kunt u hem zien liggen in de ramen der boekverkopers te midden van de dertig of veertig boeken, die óók in diezelfde week verschenen zijn. De getrouwe bijbellezer neemt het boek met eerbied in de hand. Hij heeft er enig begrip van, wat het betekent dat zoveel geleerden zoveel jaren (alles te zamen heeft de vertaling 25 jaar geduurd en zijn er meer dan 25 geleerden bij betrokken geweest) de tekst doorploegd hebben, werk van voorgangers uit binnen- en buitenland ter hand genomen hebben en ten slotte, soms met grote aarzeling, het juiste woord gekozen hebben. De getrouwe bijbellezer zal teksten, waar hij vroeger over heen las, met nieuwe ogen lezen en dat zal hem een vreugde zijn.

Maar de buitenkerkelijke? En de talloos velen, die nog wel tot de kerk willen behoren, maar geen tijd hebben om zich er dagelijks mee te bemoeien, de zéér velen voor wie het christelijk geloof een traditie, een stemming, een samenstel van nauwelijks aan de Bijbel ontleende gedachten is geworden?

Het zal hun nóch een wapen, nóch een troost, noch een openbaring zijn. Hij, de 20ste eeuwer, zal, indien hij niet tot lezen wordt voorbereid, slechts hier en daar iets herkennen, maar hij zal slechts op weinige plaatsen werkelijk worden aangesproken,

Voor de nieuwe vertaling kunnen wy diep-dankbaar zijn. Ook al mist zy de klank van de persoonlijke bewerking zoals die van Obbink en Brouwer. Misschien is de wat onmelodische, wat nuchtere vertaling juist wel nodig voor moderne mensen en is het alleen maar te betreuren, dat de klank der Statenvertaling toch nog bij de commissie teveel in de oren geklonken heeften hiermee blijken zij, ofschoon met in de kerk, toch van de Kerk te zyn. Dankbaarheid en ontzag dus mogen ons verimllen. Maar tegelijkertijd voelen wy des te dieper

FEEST NA HET FEEST

„Het is vandaag onze laatste vacantiedag”, constateerde onze oudste aan het ontbijt. „Ik had gedacht om vanmorgen een grote wandeling te maken met Geert en vanmiddag gaan we dan wat leuks doen met Joost.”

Het kon niet mooier op een dag dat vader moet schrijven, moeder wassen en de wekelijkse hulp de kamers een flinke beurt moet geven. Hoe minder we van de kinderen zullen merken, hoe liever het ons zal zijn! Na het ontbijt wordt de kaart van Amsterdam op tafel gelegd. Het wandelplan wordt gemaakt. Hij weet de grens: niet over de Amstel, niet over de drukke verkeersweg en niet ver op het onbebouwde land. Maar er blijft nog heel wat te ontdekken over. Die kaart stond bovenaan op het verlanglijstje voor z’n 7e verjaardag en het is een succescadeau geworden! Je kan er de tramroutes van leren, je kunt zien waar Zuid Centrum wordt, je kunt er de langste straat op uitzoeken en als je gewandeld hebt kun je uitmeten hoeveel kilometers je gelopen hebt.

Met een Snoepje voor onderweg verdwijnen de heren, de oudste met de kaart in de hand, want ze gaan naar onbekende streken!

Anderhalf uur later komen ze opgewonden thuis. Ze hebben iets heel leuks gezien in een winkel en nu komen ze kijken hoeveel geld ze nog hebben. Als ze het kunnen kopen, zal het een echt feest worden voor Joost ’s middags. Morgen hebben zij weer school. Ze willen vanmiddag nog eens een fijne middag maken voor hem, omdat hij morgen weer alleen is Er blijkt nog wat in de spaarpotten te zitten en met een hand vol centen gaan ze weer de deur uit.

Ze willen dus een feest maken. Hebben we nou nog niet genoeg gefeest, is mijn eerste reactie boven de wdsteil? Voor mij was de dag van gisteren. Drie Koningen, met de boon in de Zondagse pudding en de kroon die de 5-jarige zo trots droeg, het einde geweest van de feestdagen, ’s Avonds onder het opruimen van de Kerstversiering had ik opgezien tegen deze dag: de kinderen konden wel eens lastig zijn nu de gezellige logee, die als een ouder zusje was, vertrokken is en nu al het feestelijke uit de Kersttijd voorbij is. Maar die kinderen blijken zich zelf te redden. Van een kater na de feestvreugde geen spoor. Welnee, ze maken er nog een feest bij! Ze hebben eigenlijk groot gelijk. Met twee maskers komen ze terug. Of ik ze verstoppen wil tot ’s middags, want het moet een verrassing blijven. En dan hebben ze een groot vel papier nodig. Een tijdlang is het heel stil in de huiskamer. De oudste schrijft, de andere draait een paar schroeven'vast aan een meccanohijskraan, gisteren gemaakt.

Als ik binnenkom met de middagboterhammen en vader ook in de huiskamer komt, mogen we zien wat er op het grote papier is geschreven:

„teid 3.10-3.35 met de heiskranen spelen, 3.35-4.25 met de blokken spelen, 4.25-4.30 met de maskers spelen, 4.30-4.31 vinger in de hoed wie er mee doet, 4.31-5.00 op zolder, 5.00-5.02 vechten, 5.Ó2-5.05 Hansje sokken, 5.05-5.15 condecteurtje spelen, 5.15- 5.25 Geert voorlezen met kaars, 5.25-5.35 Joost 5.35-5.45 klimrek spelen.

Na het broodeten duurt het wel lang eer het 3.10 is en het is een teleurstelling als de kleine broer pas om 3.30 uitgeslapen de kamer binnenstapt. Maar als hij dan in de kleren is, starten ze meteen en ze weten gauw de tijd in te lopen. Het gaat uitstekend: een non-stopprogramma als in een volmaakte revue. Er is afwisseling: soms zitten ze, soms lopen ze. De lievelingsspelletjes van de 3-jarige doen ze, maar de anderen komen ook aan hun trekken. De voor de maskers uitgetrokken tijd bleek veel te kort te wezen. Steeds weer hoorde ik de oudste zeggen: „Jij ziet er het vrolijkst uit, maar jij bent de griezeligste”, met duidelijke voorkeur voor de laatste. Of het nummertje : vechten werkelijk niet langer dan twee minuten had geduurd, als er geen limonade : op tafel was gezet, weet ik niet. De kaars ! heeft het geen twintig minuten uitgehou, den, want voor de jongste bleek het kaars \ uitblazen nog boeiender te wezen dan het voorgelezen verhaal! Al met al was het een mooi feest, een goed besluit van de Kerstl vacantie. Een dag kan soms makkelijker verlopen dan je verwacht had.

R. B.—V. R.