behoon de ludci en h»ir J \ volheid. y Psalm 24 : 1 y/

fyd en Taak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR. EVANGELIE EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR SISTE JAARGANG VAN ~DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 2 Mei 1953 Nr 18 Redactie: dsJ.J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. BomhoflF Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 24386 p/a dr J. G. Bomhoff Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet dsH.J.deWijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

Ibonnementper jaarf 5,—; hatfjaarf2,7s; kwartaalfl,soplusf 0,15 incasso. Losse nrsf 0,15; Postgiro 21876; Gem.giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

op de eerste dag van Mei

I_l et ligt natuurlijk ook aan mij zelf en -*■ -*■ aan mijn generatie, dat wij zelfs op een Meidag graag terugkijken: naar die Meidag, toen wij voor het eerst als jongeren meeliepen in de stoet en ons lieten ópvoeren door de vaart der strijdliederen. Maar ik weet, dat er ook nu andere jongeren tot het Meifeest worden getrokken, en zij kijken naar de toekomst anders dan wij, natuurlijk, maar toch: in hun denken speelt de toekomst vanzelfsprekend een grote rol. Het ligt dunkt mij ook aan de aard der huidige socialistische beweging, dat zij op de Meidag aandacht richt op verleden en toekomst beide: wij komen uit een verleden met donkere smartelijke en smadelijke kanten; de toekomst is onzeker, en stellig niet zonder gevaren, maar evenmin zonder wenkende betere mogelijkheden. Wij zijn nuchterder dan vorige generaties, en weten dat de toekomst niet zonder meer aan onze idealen zal beantwoorden... „er kan van alles gebeuren”, zeggen wij dan met een tikje vermoeide twijfel. En daarom laten wij ons ook niet op sleeptouw nemen door verwachtingen, die door een schijnbare ommekeer in de politiek van Moskou gewekt kunnen worden... al hunkert ons hart vurig naar ontspanning, naar inperking der bewapening en vrede.

Het komt mij voor, dat wij bij het vieren van de Meidag mogen zeggen, dat zij die geneigd zijn nadruk te leggen op de verworvenheden uit het verleden, en zij die hun leven instellen op de toekomst, door het socialisme worden verenigd in éénzelfde vertrouwen en wil om de opgang van het leven te dienen. Het socialisme is voor ouderen en jongeren samen de concrete volksbeweging, die het samenleven der mensen en der volkeren opwaarts wil stuwen in naam der gerechtigheid, der vrijheid en der broederlijkheid. Degenen, die thans de oudere generatie der socialisten vormen, hebben eenmaal het avontuur van de socialistische strijd aanvaard, omdat zij met de millioenen werkers te zamen meer gerechtigheid, meer vrijheid, meer broederlijke gemeenschap wilden ver-

overen. Degenen, die thans de jonge generatie in de beweging vormen, vechten voor geen andere doeleinden, al worden zij gewoonlijk met zakelijke namen en termen aangeduid: medezeggenschap, integratie van Europa, P. 8.0.... en zij, die de oorlog hebben gezien in zijn mensonterende werkelijkheid, vechten tegen een herhaling, wetend dat een nieuwe uitbarsting elke mogelijkheid tot opgang zou vernietigen. Nu is het niet alleen een kenmerk van de jonge generatie maar ook van een gelovig realisme, zoals wij dat in Tijd en Taak voorstaan, om ten opzichte van de toekomst nuchter en concreet, maar tegelijkertijd gelovig-vertrouwend te staan. Laat mij vandaag, bij het Meifeest, vooral nadruk mogen leggen op het laatste: gelovig-vertrouwend vasthouden aan de opgang van het leven hetgeen iets radicaal anders is dan „vooruitgang”. Er komen mij rijk geladen woorden te binnen uit het O.T. Ik denk aan de profetie uit Jes. 40, waar gesproken wordt van jonge mensen, die moe en mat worden en struikelen: er is immers overal aftakeling van krachten? maar tevens gezegd wordt, dat er een categorie mensen is, die wel lopen maar niet moe worden, die wel voortgaan maar niet mat worden, de categorie nl. van degenen, „die den Heer verwachten”. Nu zeg ik stellig niet, dat dit gelijk staat met het verwachten van het socialisme tegenover de werkelijkheid van de wereldgeschiedenis met haar mateloos lijden zullen wij God God moeten en willen laten, en ónze toekomstverwachtingen niet opleggen aan de historie. Maar als wij het wagen, om ons socialisme in verband te brengen met God, en ons op een Meidag laten aanspreken door het geweldige profetenwoord van de „verwachting”, dan doen wij dat uit deze zekerheid die geen andere dan gfeZoo/szekerheid is dat hoe ook de wereldgeschiedenis lopen moge, ondergang, barbarisme, chaos niet het laatste woord hebben, omdat Gods werk dóórgaat ook in tijden van verwildering en ontbinding.

In alle eerlijkheid meen ik te mogen

zeggen: het menselijk moe worden zal niemand onzer vreemd zijn. Maar als ik waarachtig geloof dat Gods werk dóórgaat, en dat is: overwinning van chaos en barbarisme, uitbranden van ongerechtigheid en menselijk egoïsme, veroordeling van rassenhaat en geweldsaanbidding als ik geloof dat „het vast gebouw van Zijn gunstbewijzen rijzen zal ”, dan wéét ik, dat er voor teleurstelling, voor verbittering, voor moeheid en bij de pakken neerzitten geen plaats is. Er is, voor wie waarlijk „den Heer verwachten” altijd een toekomst, en altijd een nieuwe opgang.

Het is natuurlijk niet helemaal billijk, wanneer ik in perioden van eigen moeheid mezelf beschuldig van... burgerlijkheid; dat is niet billijk, omdat het hier gaat om algemeen menselijke zwakheden, die niet specifiek aan een sociale categorie „de burger” eigen zijn. En toch dringt zich dat woord „burgerlijkheid” telkens weer op: komt onze moeheid niet dikwijls voort uit een verlangen naar veiligheid, naar zekerheid, naar het rustig binnen zijn, naar het beschermde leven, een verlangen, dat in onze harde crisistijden onbevredigd blijft? Maar onze levenskeuze, die toch ergens verband houdt met dat „verwachten van den Heer” uit Jesaja, met de toekomst van gerechtigheid en vrijheid en waarachtige broederschap, heeft ons immers, als het echt is, gerukt uit de veiligheid van het burgerlijk bestaan, en ons mee opgenomen in het grote avontuur, waarvan de Evangeliën vertellen: het avontuur van het Rijk Gods, dat komende is... Ik herhaal: dit Rijk Gods mag niet vertaald worden met socialisme het socialisme wordt door mensen gemaakt, en het zal alle kentekenen van menselijke gebrekkigheid en zondigheid dragen, en het Rijk Gods wordt gebracht door God. En toch is het ook weer niet zo, dat zij niets met elkaar te maken hebben. Als ik iets van het Evangelie versta, dan is het ook het verhaal van die Ene, die gekomen is om vuur te werpen op de aarde, en die mensen tot zijn apostelen maakt, ze de ridderslag in hun harten geeft, opdat de strijd om gerechtigheid en vrijheid en broederlijke samenleving wordt gestreden, die wezenlijk behoort tot het komen van het Rijk.

Zo, vanuit dit gelovig realisme, meen ik te mogen spreken van de opgang, die God met de wereld bedoelt. In dienst van deze opgang staan wij ook als socialisten. Zonder het socialisme te willen maken tot Gods zaak zonder meer het blijft een zaak van mensen, waaraan niets menselijks vreemd is mogen wij het toch zien als een beweging, die naar gerechtigheid, vrijheid, broederlijkheid hunkert. Ouderen en jongeren vinden elkaar in eenzelfde verlangen om als socialisten de opgang van het leven te dienen. Dat zeggen wij elkaar feestelijk op de eerste dag van Mei. W. B.