den Heer behoort de aarde en haar i volheid. Psalm 24 ; 1 y/

fyd en Taak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

verschijnt 50 MAAL PER JAAR SISTE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 6 Juni 1953 Nr 23 Redactie: dsj. J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. Bomhoflf Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr J. G. Bomhofif

Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet dsHJ.de Wijs Mej. M. H. V. d. Zeyde e.a.

nementperjaarfS,—; halfjaar f 2,75; kwartaal fi,soplus f 0,15 incasso. Losse nrsfO,ls; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

BRONNEN VAN BEZIELING

l» r wordt nog steeds, zij het naar mijn JL-ibesef in afnemende mate, geklaagd over gemis aan bezieling in socialistische kringen en daarnaast wordt er ernstig getracht een leemte, die er voor bepaalde groepen zonder twijfel is, geestelijk te vullen. Met name denk ik aan de groep der oudere socialisten, voor wie eenmaal de Party het alles omvattende geestelijk tehuis was, voor wie het socialisme de volledige levensvulling betekende, en die nu moeilijk wennen aan een andere situatie maar ik denk ook aan jongeren, die de hardheid van oorlogs- en na-oorlogssituatie aanlijf en ziel ondervonden, die nuchter en zakelijk zijn geworden.

Afgezien van allerlei andere oorzaken ik ontleed het verschijnsel in z’n volle omvang niet meen ik, dat er één bron van bezieling aan het opdrogen is, waarvoor wij alleen maar dankbaar kunnen zijn, nl. het protest tegen de proletarische massa-ellende, wil men met een gewichtig woord: de frustratie. De periode waarin elke arbeider zich ontrecht, vernederd, uitgesloten van andere levensmogelijkheden voelde, waarin „de verworpenen der aarde” zich tot strijd aaneensloten, omdat zij allen gebukt gingen onder het proletarisch noodlot, is in beginsel voorbij (hetgeen overigens niet wil zeggen, dat er geen ongelijkheid en onrecht meer zou zijn!). Maar daarmee is ook gezegd, dat de periode der utopie voorbij is: de utopische verwachtingen immers, die revolutie en heilstaat nabij geloofden, waren in wezen niet anders dan compensatie van geschonden menselijke gevoelens en rechtsbesef. Een utopie kan, in bepaalde psychologische en sociale omstandigheden, voor een bepaalde volksgroep in verdrukking een enorme kracht, een wezenlijke bron van bezieling zijn. Maar: wat in een bepaalde situatie een bron van kracht is, kan in een andere, oorzaak van zwakheid worden. Zo is het naar mijn mening nu met

de socialistische beweging. Men leze of herleze eens, bijv. bij Schaper in zijn levensherinneringen, welke naïef-utopische verwachtingen in de tachtiger jaren der vorige eeuw de arbeiders die ontwaakten, bezielden... die periode is grondig voorbij,

Intussen: dat weten wij zo langzamerhand wel. De vraag is: uit welke bron putten wij, socialisten uit het midden der 20e eeuw, die steeds meer de verantwoordelijkheid voor de leiding van staat en maatschappij mede dragen, onze bezieling? Op deze vraag geef ik een tweeledig antwoord: ten eerste uit een bepaald beeld omtrent de mens, ten tweede uit een beeld van de maatschappij, zoals die er in 1975 zou kunnen uitzien en deze beide hangen nauw samen.

Eerst: een bepaald beeld omtrent de mens. Daarbij spreekt onze levensovertulging het beslissende woord. Uit het Evangeile weet ik, en ik heb daarop innerlijk ja gezegd, hoe ik de medemens heb te zien, met hem heb om te gaan, en ook hoe een maatschappij vorm gericht behoort te zijn. Uit het Evangelie weet ik, dat de ene mens de ander mag zien als ook door God gewild en door God geleid, en dat dó,arom een mens kostbaarder is dan goud. Uit het Evangelie /weet ik, dat de empirische mens dikwijls eigen leven verknoeit en vergooit op hoogst onfatsoenlijke manier: dehoeren en de tollenaars, en op hoogst fatsoenlijke en zelfs vrome manier: de farizeërs en de schriftgeleerden en hoe over alle bezoedelde levens het oordeel der Liefde gaat om te behouden en te redden. Aan dit weten uit het Evangelie ontleen ik norm en bezieling voor de maatschappelijke strijd: ik weet nu, scherp en klaar, dat kapitalistische uitbuiting in strijd is met de Geest van het Evangelie; dat slavernij en alle vormen, die de mens tot te gebruiken voorwerp maken, veroordeeld zijn; dat oorlog in naam van God moet worden bestreden. Om-

dat het mensenleven een zo kostbaar geschenk is van God is er ook zo iets als roeping: uit verwording en verdrukking, uit misdaad en zonde, uit vereenzaming en verbittering worden wij allen geroepen tot broederlijke gemeenschap. Hoe de vormen der gemeenschap er uit kunnen en moeten zien is een vraag op zich zelf, in niet onbelangrijke mate bepaald door de stand van techniek en economie; de norm der gemeenschap ligt in ons verstaan van het wezen van de mens. Als ik de vraag moet beantwoorden naar de bron van bezieling voor de socialistische strijd, dan zeg ik dus: zij ligt in het beeld van wat de mens behoort te zijn, en dat vind ik in het Evangelie.

Maar ik voeg er aan toe, ik heb óók nodig voor mijn socialistische strijdbaarheid een beeld van de maatschappij van 1975. Dat beeld construeer ik niet op grond van wensen en dromen, maar op grond van wat ik van de huidige maatschappij weet en begrijp. Om te verduidelijken: een minister van Wederopbouw moet in het heden denken vanuit een werkelijkheid waarin geen krotwoningen meer zullen zijn; een minister van Waterstaat moet zijn maatregelen van nu mede laten bepalen door de werkelijkheid van de afsluiting der zeegaten; een minister van Onderwijs moet zich laten leiden in het heden door de visie van kosteloos onderwijs met gelijke kansen voor ieder, leerplicht tot 14 jaar en klassen van maximum 30 leerlingen. Dat bedoel ik met 1975: een toekomstbeeld, dat ver uitgrijpt boven de verkiezingsprograms (die voor 4 jaar gelden) en toch concrete vorm geeft aan krachten in de maatschappij. Ik noem dat zeer nadrukkelijk geen utopie (dat laat ik graag over aan conservatieven en ontnuchterden). Ik vraag: ligt er in de visie en de arbeid in dienst daarvan: in 1975 géén krotwoningen meer in Nederland geen bron van bezieling? Ik weet, dat er mensen zijn, die aan dit soort nuchtere arbeid geen grootheid en schoonheid kunnen ontdekken het zii zo, een later geslacht zal echter hen, die nu ploeteren en sjouwen, en moeten vechten tegen enorme weerstanden, dankbaar gedenken om hun constructieve arbeid.

Nu spreekt het vanzelf, dat dit beeld van 1975 telkens onder de invloed van onvoorziene krachten gewijzigd kan en moet worden ieder, die werkt met weerbarstig materiaal weet dat en rekent er mee. Maar dit verandert niets aan het feit, dat de gelovige realist de bron van zijn bezieling mede vindt in een toekomstvisie, gebouwd op de arbeid aan taken, die in het heden worden aangevat om in de toekomst tot vervulling te komen. Het socialisme is voortgegaan van romantische utopie tot constructief denken en handelen. Dat is geen verlies, maar winst. Oók aan scheppende bezieling. w. B.