den Heef behoort de aarde en haar j volheid. Psalm 24 ; I y/

fyd en Taak

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME

VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR SISTE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 22 Augustus 1953 Nr 33 Redactie: dsJ.J. Buskesjr ds L. H. Ruitenberg dr J. G. Bomhoff Redactie-Secr.: Roerstraat 48* Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr J. G. Bomhoff Vaste medewerking van prof. dr W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr M. V. d. Voet dsH.J.deWijs Mej. dr M. H. v. d. Zeyde e.a.

lonnementper jaar J5,—; halfjaarf2,75; kwartaalf 1,50plus fO,15 incasso. Losse nrs f0,15; Postgiro 21876; Gem. giro V4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

AAN HET WERK!

Voor de meesten van ons gaat de vacantie ten einde of is reeds voorbij. De kinderen gaan weldra weer naar school en dan begint het gewone leven. Ik hoop dat u zo’n goede vacantie hebt gehad, dat ge nu blij zijt dat het alledaagse werkleven weer begint. Nu ja, een weinig klagen dat de vacantie zo gauw voorbij ging, dat het weer beter had gekund, hoort er bij, maar in uw hart zijt ge een beetje blij, dat de regelmatige trouwe arbeid herbegint.

Ik neem gemakshalve aan, dat het u ging als mij. Ik las de kranten wel, min of meer ambtshalve, maar de ware aandacht was er niet bij. Ik zag de verrichtingen der politici als achter glas. U kent die ervaring uit het kijken naar een aquarium. De raadselachtige vissen zwemmen heen en weer, vlak voor ons oog, slechts door een dunne glasplaat gescheiden van ons. En toch bewegen ze zich in een gans andere wereld als de onze. Hun bewegingen gaan ons niet aan. We hebben geen deel aan de beweging van het water, aan de soepele slag van vin en staart. Het verblijf in een ons vreemde omgeving, vooral misschien het vertoeven aan zee of in de bossen, het weidse uitzicht op hei of weide, kortom, het vertoeven in wat wij met een oneigenlijke term, de natuur noemen, isoleert ons van de overige mensenwereld, zoals die ons in de krant verschijnt. Sommige mensen lezen in de vacantie helemaal geen kranten, anderen willen „bij” blijven, maar het hart en de gespannen aandacht zijn er niet bij.

Het is goed ons nü te binnen te brengen, dat wij ingescheept zijn op een wereldwijd avontuur. Vroeger is dat wellicht anders geweest. De mensen leefden In de afgezonderde geborgenheid van hun dorpje, van hun stadje en wat de wereld bewoog, ging hun niet aan. Tot eensklaps de mare zich verspreidde, dat de vijand in aantocht was... Nu is dat anders. Korea, Washington, Moskou liggen veraf. Nochtans, wat daar gedacht, besloten, gedaan wordt, gaat ieder

van ons aan en met de snelheid van de straaljager, neen met de snelheid der electrische golfslag, die om de aardbol raast, kan het noodlot zich aankondigen, dat ons treffen gaat. Een wijs man let op eb en vloed, als zijn huis aan de rand van de zee staat.

Als ik mezelf te binnen breng, wat er zo al de laatste tijd gebeurd is, dan zijn daar vooral twee feiten van belang, die schrikkelijk moeilijk goed te verstaan zijn in hun betekenis, maar die. in elk geval, en hoe ook uitgelegd, factoren zijn van ons lot. Ik bedoel de wapenstilstand in Korea en de grote redevoering van Malenkow. De wrede Koreaanse oorlog is voorlopig beëindigd, Nog is het geen vrede in Z.O. Azië; de oorlog in Viëtnam gaat door, doch op de plek waar een begin was van wereldbrand, is het vuur uitgetrapt. Maar het smeult nog na. De dreigende uitspraken van Syngman Rhee, de vage toezeggingen van Foster Dulles, geven alle reden tot vrezen, dat het wapenbestand slechts voorlopig is. We zullen ons daarbij moeten herinneren, dat wij mede-verantwoordelijk zijn. Wij hebben meegedaan de Chinees-Russische agressie te keren. Ook onze mensen hebben er gestreden, en sommige zullen nooit terugkeren. Ook onze wapens hebben de verwoesting aangericht, waarvan ik in het filmjournaal de afschuwelijke beelden zag. En nu is voor mij het trieste van het rampzalig avontuur dit: er is zo weinig resultaat te zien van deze afgrijselijke mensenslachting. O zeker, de Chinees-Russische agressie is een halt toegeroepen, zoals dat in de krantentaal heet, maar de partijen staan tegenover elkaar in precies dezelfde strijdvaardige houding als te voren, met tussen hen verschroeide aarde bezaaid met lijken, Daarenboven, meer en meer sijpelt de waarschijnlijkheid door, dat het spreken van een „Chinees-Russische agressie” een ontoelaatbare vereenvoudiging is der historische feiten. Het is niet zonder meer

zeker, dat Noord-Korea begonnen. Is. En de laatste uitingen van de heer Syngman Rhee geven ons te denken. Het is niet zo, dat we de communistische thesis moeten aanhangen, alsof Amerika, alsof de Verenigde Naties de oorlog begonnen zijn, maar er is reden om te betwijfelen dat wij met een brandschoon geweten deze oorlog begonnen zijn. Let op je 'bondgenoten, als je vechten gaat!

Dan is daar de redevoering van Malenkow! Het is overbodig het communistisch commentaar daarbij te lezen. Als je dat geloven wilde, dan is Malenkow de exponent van de Russische vredeswil, rampzalig slachtoffer van de kapitalistische expansiedrift, belichaamd in de Verenigde Sta-: ten, en geruggesteund door de kapitalistische machten van het Westen. Neen vrienden, zo simpel is het niet! Maar wel stelt zich de benauwende vraag, of er reden is aan te nemen, dat nu, na de dood van Stalin, de redevoering van de voorlopige leider der Sowjet-Unie en der satellietstaten materiaal aandraagt om over te gaan tot een vruchtbare conferentie der grote mogendheden, die zou kunnen inleiden tot een ontspanning, ja tot een eindigen van de koude oorlog, of ... dat uit Malenkow’s redevoering slechts een conclusie volgt: de koude oorlog gaat onverminderd verder.

Er zijn, naar mijn smaak, te veel mensen over de vloer, die deze kwestie alweer uitgemaakt hebben. Hun korte wijsheid luidt: bewapenen. Ik wil eerlijk bekennen, dat het optimisme der anderen me ook redelijk naïef lijkt, maar ik zou willen, dat men ons eerlijk de feiten, alle feiten gaf en dat we niet te voorbarig conclusies trokken.

In dit politiek tijdsgewricht geldt het primaat der buitenlandse politiek. Dit soort kwesties is belangrijker dan het vraagstuk der bromfietsen, dan zelfs het vraagstuk der vrije loonsvorming. Maar voor een socialist ligt het toch zo, dat de buitenlandse politiek, met inbegrip van de militaire voorbereiding, ten slotte zelf weer geordend is op het maatschappelijk welzijn. Wat gaan hem de prestige-kwesties der naties aan? Wat maalt hij om mooie uniformen, prachtig blinkende wapens en geslaagde parades? Hij heeft daarenboven geleerd, dat duistere economische machten zich schuil kunnen houden juist achter edele leuzen. Hij is vandaag niet gelukkig als hij denkt aan zekere invloeden in Amerika, aan de herbewapening van Duitsland, aan de staking in Frankrijk, aan de politieke malaise in Italië, aan de dreigende burgeroorlog in Frans Noord-Afrika, aan de strijd in Viëtnam. En onderbreek me nu niet! Geen ogenblik vergat ik bij deze opsomming de relletjes te Berlijn, de roerigheden in de satellietstaten, het wroeten der communistische partijen. Maar ik wens met nadruk te wijzen op wat er bij onze