voor wie het geloof alleen maar een probleem Is, blijven In hart en nieren antipapist. Ja, het antl-paplsme Is eigenlijk hun geloof geworden.

Dit kan Ik alleen maar noodlottig achten en doet me aan een uitholling denken, die op Inflatie gelijkt. Zoals na de vorige oorlog bezitters van Oostenrijkse en Russische papieren ondanks nominale mlllloenen plotseling straatarm waren, zo Is het met de antl-paplsten van onze tijd. Hun haat tegen Rome Is een crlsls-verschljnsel, dat niet van grote kracht getuigt.

De Hervorming gaat haar einde tegemoet. Het zal heel wat Inspanning vragen om zich deze gedachte eigen te maken. Misschien gaat men alarm blazen, omdat zulke dingen niet gezegd mogen worden. Misschien slaat de vrees om het hart, omdat wij Rome meer dan ooit als een gevaar zien. Misschien Is men verontwaardigd, omdat het ongepast Is de eigen kerk aan de afbraak prijs te geven.

Dan kan Ik slechts antwoorden, dat het niet om de afbraak, maar Integendeel juist om de opbouw gaat. Ik kan slechts zeggen: „Wilt ge aan een verstikkingsdood ontkomen, gooi dan naar alle zijden de ramen open en luister opnieuw naar het geluld van die geweldige windvlaag”. Zie naar het goede, dat er In andere kerken leeft, wees bereid om met alle kerken een gesprek te hebben, zonder uitzondering. Houd op met gesprekken, die niets anders zijn dan het redden van een stukje speelgoed uit een brandend huls. Het gaat om lets anders dan groepen of groepjes, het gaat om de redding der wereld.

A * want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn”. (Luc. 12:34) Détail uit: „De dood van de gierigaard”. (Schilderij van Hans Fries) (1465—1520). y % l

Zie bovenal naar het fundament, waarop de kerk der Hervorming rust, het Is te smal. Het woord alleen kan het niet doen. Het gebedsleven Is In de kerk der Hervorming schromelijk verwaarloosd. Een uiting daarvan zijn onze gesloten kerken. De viering van het avondmaal Is een plechtigheid geworden. Vandaar, dat het slechts enkele malen per jaar kan plaats hebben. De zielszorg Is een bijkomstigheid, waardoor menige gemeente en menig predikant ten einde raad Is. Het gaat niet om de afbraak, het gaat om de opbouw. Het gaat om de opbouw van de ene heilige, algemene kerk.

Wle niet al te wantrouwig Is, weet, dat met de algemene kerk In de geloofsbelijdenis de catholleke kerk bedoeld Is. Dat men In Hervormde kring bij het woord „cathollek” onmlddellljk aan Rooms-Kathollek denkt, Is een kwaal, die zich op bedenkelijke wijze gaat wreken. Men dreigt de ware cathollcltelt der kerk los te laten. Een leder, die wezenlijk de eenheid en de algemeenheid van de kerk op het oog heeft, heeft het recht zich Cathollek te noemen. Dit Is geen voorrecht van Rome of wie ook. En langs deze weg hopen wij tot het herstel te komen van een kerk, die het antl-catholleke van huls uit In haar wezen heeft meegekregen.

Wij verwachten, dat de kerk der Hervorming haar plaats zal vinden In de Cathollcltelt. Dit gaat niet zonder strijd en misverstand. Wij hopen op een kerk, die spanningen kan verdragen. Innerlijke spanningen, waardoor een toenemende verdeeldheid tot staan komt. Ulterlljke spanningen, waardoor het werkelijk mogelijk zal zijn voor de kerk om een woord In wereldconflicten mee te spreken. Het Is mogelijk, dat de twintigste eeuw voor de kerk even belangrijk gaat worden als de zestiende eeuw. Wie alleen naar het ulterlljk van de kerk ziet, ziet alleen tekenen van verval en afbraak. Wie het Innerlijk wezen van de kerk liefheeft, gelooft, dat er beslissingen aanstaande zijn, die uit de kracht van de Heilige Geest geboren worden.

A. F. L. VAN DIJK

Rondom Jeruzalem zijn bergen

II

Het prachtige Palestina-museum te Jeruzalem ligt op de rand van de hoogte waarop de stad is gebouwd. Bij de wapenstilstand bleek het in het smalle strookje van de nieuwe stad te liggen, dat in Arabische handen was, tussen Kedrondal en demarcatielijn. Het museum leed geen schade aan zijn kostbare archeologische verzameling. Verlaat men dit museum dan komt men op het voorplein ineens te staan voor een der mooiste bloemenperken uit het gehele Nabije Oosten. Over de bloemenpracht heen, in de verte aan de overkant van het dal, ziet men de Olijfberg met zijn tuinen en bebouwing.

Aangelokt door dit vergezicht dwaalde ik na een bezoek aan het museum het dal in langs de uitgedroogde beek en klom langs een voetpad de Olijfberg op. Niet daar waar godsdiensten de helling voor heilige plaatsen en kerkhoven hebben geoccupeerd, maar meer naar het Noorden, waar de Arabische eigenaar koren heeft gezaaid. Op een uitstekende rots langs het pad ga ik zitten. Dit voetpad kan wel ouder zijn dan de olijfbomen van tweeduizend jaar oud in de hof van Gethsemane, daar wat verder op. Maar niemand is er om het te bewijzen, ’n Voetpad is als een riviertje dat bij tijd en wijle z’n bedding verlegt. Wie weet waar het pad vroeger liep? Maar duizenden voeten lopen

er over en slijten het uit, zodat op het laatst zelfs de stenen afgeslepen en glad worden en het pad vastgelegd is. Dan lopen, eeuw in, eeuw uit de kinderen, de vrouwen, de boeren en de ezeltjes in eikaars voetstappen het paadje op en af naar de stad en naar de beek, of naar huis aan de andere kant van de berg. Wanneer de hof van Gethsemane gewijd is door het gebed der vromen, dan is dit pad het door de liederen, welke er gezongen zijn door de pelgrims, die hierlangs de stad naderden in de tijd, toen de tempel er nog stond. Maar niemand bekommert zich om het geheim van dit pad, niemand ontwijdt het door er een foeilelijke kerk te zetten, of erger door het te verdelen met behulp van de justitie (gebruikelijk bij heilige plaatsen in Palestina!) tussen diverse kerkgenootschappen en geloven.

In het museum herleeft het verleden van Palestina, en op dit stille pad kan het verleden herleven. Ik voel iets voor het gezegde van die Armerfiër, die zeide: Een heilige plaats is niet heilig om wat er eens mogelijkerwijs gebeurde, maar door de vele gebeden die er gebeden zijn door de pelgrims. Dit geeft het recht hier een heilige plaats te vinden, niet met betwist eigendomsrecht. Hier kan men plaatsen wat het museum te zien gaf.

Beneden loopt een man hevig te schreeuwen, zonder op te houden loopt hij maar te schreeuwen. In geen velden of wegen is er iemand te bekennen, tegen wie hij het zou kunnen hebben. Zo liepen daar eens profeten-zonen. Het is een rustig gevoel, dat dit pad voor altijd eigendom is van een moslim, zodat christenen er geen ruzie om zullen maken. H. J. F.