/1T„ den Heet behoort de aardi en haar volheid. Psalm 24:1 >

pud en Taak

WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 52STE JAARfiA-NG, BLIJDE WERELD Int I

l9 Juni 1954 No. 25

Redactie: ds. J.J. Buskesjr. ds. L. H. Ridtenberg dr. J. G. BomhofF

Redactie-Secr.: Roerstraat 48“ Amsterdam-Zuid Telefoon 724386 p/a dr. J. G. BomhoflF

Vaste medewerking van prof. dr. W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr. M. V. d. Voet ds. H.J.deWijs Mej.dr. M. H. v. 4. Zeyde e.a.

,ement per jaarf 5,halfjaar f 2,75; kwartaal/I,soplus f 0,15 incasso. Losse nrsf 0,15; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekeheld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

Laat ons materialisten zij n!

In christelijke kranten, vooral van politieke aard, duikt vaak het verwijt op, dat wij materialisten zijn. Of beter: het succes van het democratische socialisme in brede groepen van de bevolking, zowel in Nederland als in België, wordt verklaard uit een toeneming van de materialistische gezindheid. Wij moeten daar maar niet boos om worden.

Want wij zullen het met dit „materialisme” moeten doen. Nu is een dergelijke naamgeving voor een verschijnsel héél ondeskundig. Het geeft een term uit de wijsbegeerte aan een wijdverbreide gezindheid en meent haar daarmee gedisqualificeerd te hebben.

Het materialisme in wijsgerige zin bedoelt vol te houden, dat de materie de enige en ware werkelijkheid is. Alles wat gebeurt zouden stoffelijke processen zijn, die mechanisch verlopen. Dit materialisme is al heel oud, maar werd vooral in de loop van de 19de eeuw door een aantal geleerden beleden. Geest, ziel, God, alles werd wegverklaard door het aanvaarden van de stof en de kracht, die in die stof gelegen is, als enige werkelijkheid.

Nu mag men tegenwoordig zeggen, dat dit materialisme volstrekt ontoereikend is voor het begrijpen van de levensprocessen, toch mogen wij niet vergeten, dat deze leer vaak de stoot gaf tot een hartstocht voor het doorgronden van die nog onbekende materie. De zegeningen die wij daardoor ontvingen maakt dit materialisme echter niet wddr.

Wat men intussen bedoelt, wanneer men mensen voor materialisten scheldt, is heel wat anders. Dan bedoelt men te zeggen; die man denkt alleen maar aan zijn eigen vlakke plezier, vooral in materieel opzicht en de rest kan hem niets schelen. Hij ziet geen hoger, wijder doel. Hij kiest voor plannen en gezichtspunten, die hem op korte termijn verbetering brengen, zonder aan de toekomst der wereld en aan zijn eeuwig heil te denken.

In feite wordt hiermee de zelfzucht bedoeld.

. x, * Ja, die komt voor. Maar niet m het bijzonder onder hen, die zich in wijsgerige zin materialisten noemen. Want de op het ogenbUkkelijk genot en succes gerichte zelfzucht vindt men in alle rangen en standen, aUe kerken en vergaderlokalen. Ik moet zeggen, dat ik een royale zelfzucht van de „harde” zakenman prettiger vind dan die van een gelovige christen, die zyri zelfzucht weet te bemantelen door bijbelteksten of pauselijke uitspraken,

Maar komt deze zelfzucht, dit alleen-aan-eigen-toekomst op kort zicht, werkelijk zoveel voor. Bij nader toefen blijkt, dat iemand geheel zonder zelfzucht is en memand geheel verstoken is van een zekere mate van onbaatzuchtigheid. . + . velen zekerheden begeren. Is dat ma e lisme?

, t, Neen. Het verlangen naar wordt gevoed door de natuurlyke naar een stil en gerast leven, volgens Paulus om bidden mogen. Als wij ervoor bidden mogen, mogen wij er dan . x «

af weer van de bedrmgmg van chaos m bestuur. De ruzies der overheden versto den het leven, en dat vreesde men zee . Thans is het besef doorgedrongen, da s i gerust leven niet alleen een zaak van politiek, maar ook van sociale samenhang is. De boer, die vroeger practisch in alles zelfverzorger was, weet nu, dat hy in vrywel alles van anderen afhangt. Stil en gerust leven betekent nu: sociale en economische orde.

Is dat materialisme? Neen. Daar komt nog iets bij. De wanorde op maatschappelyk gebied hebben duizenden als bitter onrecht ervaren. De wanorde schiep nl. ondanks politieke rechten

dwang over lichaam en ziel. De strijd daartegen is waarlijk, niet alleen gevoerd door mensen, wie het om een veilig bestaan te doen was. Integendeel. Deze strijd heeft ontelbaar velen juist in persoonlijke onveiligheid gebracht, maatschappelijk en ook lijfelijk. Is het materialisme, wanneer men, in herinnering aan deze feiten, thans een orde wenst die weliswaar geen geluk in de diepste zin brengt, maar toch meer bevrediging geeft?

Dat alles heeft met het wijsgerig materialisme niets en met historisch materialisme niet zo heel veel te maken.

Maar toch meen ik, dat wij ons niet moeten schamen voor dat woord, mits wij het in een nieuwe zin verstaan.

In deze zin: dat wij de materie, de werkelijkheid van het zichtbare, tastbare, voelbare leven in hoge mate in ernst nemen. In deze zin zijnwij inderdaad materialistischer dan een vorig geslacht. En dat is goed.

Tegenwoordig beseffen wij, hoezeer stof en geest, ziel en lichaam onscheidbaar zijn. Wij hebben (mede dank zij de materialisten van de vorige eeuw en door een hernieuwde bezirming op de Bijbel!) geleerd hoezeer het lichaam op de geest inwerkt, en Marx heeft eens en voorgoed laten zien, dat overtuiging en sociale positie op intieme wijze met elkaar verbonden zijn. Elke socioloog, van wat voor geloof of ongeloof, weet dat te vertellen. Deze ontdekking is niet alleen een zaak van het verstand, maar van leven, van zijn. Men kan het merken in de manier, waarop thans ook in het maatschappelijk bütël de „materie” veel meer geacht wordt. Ik denk aan de toenemende beoefening van de handenarbeid op de scholen; op de stijging van waardering van de handenarbeider. De arbeid met de handen leert de stof op wel zeer bijzondere wijze kennen. Er koiht een denken met de handen, naar het woord van Denis de Rougemont en de handen brengen juist dit lijfelijk-geestelijke contact met de materie tot stand.

Als men dó,t materialisme noemt, dan is mij dat wel. Dan wordt het een erenaam. Een erenaam voor socialisten en ook voor christenen.

In deze zin worden immers de christenen in toenemende mate materialisten. Er is geen reden de schepping-anders te zien, dan schepping van stof-en-geest. En wie zich werkelijk verdiept in wat het leerstuk van de vleeswording van Christus wil zeggen, zal hierdoor nieuw licht zien opgaan over het „vlees” dat naar goddelijk behagen zetel werd van Gods verschijning. Dat alleen reeds moet de christen huiverig doen zijn het woord materialist als scheldwoord te gebruiken.

Daarom: laten wij materialisten zijn maar dan in deze zin. Dan zullen wij géén verachters én geen slaven van de stof worden. Het een zowel als het ander is gevaarlijk voor het heden en de toekomst. L. H. RUITENBERG