A.. f den Heet behoort de aar en haar V volheid. Paalin 24 ; 1

Ilid en Taak / I Soc. >

ONAFHANKELIJK WEEKBLAD VOOR EVANGELIE EN SOCIALISME VERSCHIJNT 50 MAAL PER JAAR 52STE JAARGANG VAN „DE BLIJDE WERELD”

Zaterdag 3 Juli 1954 No. 27

Redactie: ds.J.J. Buskesjr. ds. L. H. Ruitenberg dr. J. G. Bomhoff

Redactie-Secr.: Roerstraat 48® Amsterdam-Zuid Telefoon 724336 p/a dr. J. G. Bomhoflf

Vaste medewerking van prof. dr. W. Banning J. Hulsebosch H. van Veen dr. M. V. d. Voet ds. H.J. de Wijs Mej.dr. M. H. v. d. Zeyde e.a.

lonnement per jaarf 5,—; halfjaar ƒ2,75; kwartaal ƒ 1,50 plus f 0,15 incasso. Losse nrs f 0,15; Postgiro 21876; Gem. giro V 4500; Adm. N.V. De Arbeiderspers, Hekelveld 15, Amsterdam-C; Postbus 800

Om het personalisme

Wij zullen voorlopig in ons land ons nog wel bezig moeten houden met de deining, die door het mandement der bisschoppen is veroorzaakt. Ik doe dat vandaag in dit artikel en in ons blad op een bepaalde wijze: het rumoer van de actualiteit latend voor wat het is, wil ik trachten een enkel centraal begrip, dat onvermijdelijk naar voren móést komen, nog eens naar zijn inhoud te doordenken, in de hoop, dat wij daardoor scherper leren zien, waarom het, buiten het rumoer om, behoort te gaan. Ik kom daarop, omdat op een Landdag van de Sint Adelbertvereniging pater Van Waesberghe S.J. het bisschoppelijk mandement heeft genoemd: „een document van christelijk personalisme.”

Deze karakteristiek is voor mij, en ik vermoed voor talloze anderen, die óók het begrip „personalisme” als waardevol hanteren, vrijmoedig en verrassend; vrijmoedig, omdat het mandement de gedachtenwisseling met socialistische personalisten afsnijdt, verrassend omdat in dit mandementspersonalisme precies ontbreekt wat voor óns wezenlijk is. Ik ga dus eerst zo gespannen mogelijk naar pater Van W. luisteren, en hoor dan het volgende: de R.K. Kerk reageert met dit mandement op de secularisatie van de moderne wereld, die voor de mens als persoon gevaarlijk is;

zy verzet zich tegen alie orde, die depersonaliserend werkt, met name het dirigisme en het clericalisme;

zij zoekt in haar sociaal streven vóór alles de mens, en bereidt tevens de grondslag voor waarop de gemeenschap veilig kan rusten;

de persoonlijkheid heeft in deze tijd nog kansen, voor zover zij christelijk is.

Dit betoog brengt mij in herinnering de passage uit Goethes Faust, waar Gretchen tegen Mefisto zegt, die haar verheven en dierbaar over God spreekt: zo ongeveer zegt de pastoor het ook alleen met wat andere woorden... En zij bedoelt: zo is het toch wezenlijk niet.

Wat hebben wij dan, op onze wijze van personalisme, en vooral van personalistisch socialisme sprekend, bedoeid? „Wij” dan denk ik niet speciaal aan een stelletje lieden in Nederland, maar aan een brede stro-

ming in het Europese geestesleven, waaraan verbonden zijn de namen van r.k. denkers als Jacques Maritain en Monnier, protestanten als Denis de Rougemont en Emil Brunner, de Rus Berdjajew en de Jood Martin Buber, en nog wel meer... Het personalisme had om te beginnen de pretentie een verzameibegrip te zijn voor mensen van verschillend godsdienstig geloof en denken, wil men: het was dus een typisch doorbraak-begrip. Wat was daarvan dan de inhoud?

Ten eerste, negatief, een afwijzen van het liberaal individualisme van de 19e eeuw, dat de samenleving had laten verscheuren door de strijd van*~allen tegen allen (door de klassenstrijd, zeiden de socialisten) en de enkeling van zijn geestelijke inhoud had beroofd... men zocht dus naar een of andere vorm van „socialisme”, waarin de enkele mens niet als individu, maar als persoon zou kunnen leven. Ten tweede, óók nog negatief, een afwijzen van elk collectivisme, het opgaan in de massa of dat nu fascisme of nationaal-socialisme of communisme mocht heten: het ging immers om de vrijheid, die nu eenmaal een geesteshouding is van de persoon.

Belangrijker dan het negatieve is het positieve. Met de erkenning van „de mens als persoon” bedoelt het personalisme vierderlei verhouding, die ik kort aanduid. Ten eerste: de mens is aanspreekbaar op verantwoordelijkheid, hij is geen last- of trekdier, hij is geen rad aan een machine, hij is geen denkmachine, maar geschapen om ergens in het leven verantwoordelijkheid te leren dragen en naarmate hij dat leert, wordt hij een vrij mens. Hy is dus niet zo maar, „van nature” vrij, hij wordt onder vallen en opstaan, door nederlaag en mislukking, een Ik. Ten tweede: het Ik groeit alleen door de wezenlijke ontmoetin met een Gij. leder weet dat, als hij zijn eigen leven nagaat: mijn geestelijk leven is niets zonder de ontmoeting met anderen: leermeesters, vrienden, de geliefde, de vereerde leiders. Vooral een mens, die mij ergens geraakt en gewekt heeft, mijn geweten en hart heeft aangesproken, heeft mij geholpen persoon te worden, scheppende krachten wakker geroepen. Ten derde: de samenleving, de maatschappij.

behoort dus zó te worden ingericht, dat ieder mens op de post waar hij staat, verantwoordelijkheid leert dragen naar de hem geschonken vermogens, dat er gelijke kansen komen voor gelijke begaafdheid, dat er eerbied heerst voor het recht en het geweten van de naaste; zó kan de samenleving, die ons op allerlei wijze binden moet, toch het hare bijdragen tot de vrijheid: indien zij de sociale rechtvaardigheid verwerkelijkt. En ten slotte: er is de relatie met God, aan Wie wij in diepste zin verbonden en yerantwoordelijk zijn, en uit Wie de ware vrijheid ons geschonken wordt. Dit laatste is voor de godsdienstige personalisten uiteraard de beslissende verhouding.

Nu heeft dit type van personalisme vanzelfsprekend geleid tot wat men noemt: democratisch en federalistisch socialisme. Ik ga over de woorden niet twisten, men kan ze ook cadeau krijgen. Maar wat er mee bedoeld wordt, is wel héél wezenlijk. Zoeven noemde ik een paar klinkende Europese namen. Alleen daaruit blijkt reeds dat het personalisme voluit democratisch is, alle gewelds- en machtsmiddelen in de geestelijke strijd schuwt. Maar ook: dat het recht wil doen aan de veelvoudigheid van het leven, in het bijzonder van het geestelijk leven. Ik begrijp, dat een r.k. personalist meent, dat het geloof van zijn kerk de waarheid is. Maar ik weet ook, dat als hij personalist is, hij aanvaardt, dat anderen andere wegen gaan, gaan móéten, en dat hij nimmer de eerbied voor het geweten dier anderen zal verliezen. Hij ziet dus het personalisme als een bewogen meer, waardoorheen water stroomt uit verschillende rivieren, en hij zal nooit op de manier van pater Van Waesberghe een mandement van bisschoppen aanzien voor een document van christelijk personalisme. Dat zou het zijn, indien het mandement had gezegd: ziehier, in de leer van ons christelijk solidarisme, onze bijdrage tot een samenleving van personen, van verantwoordelijke en om vrijheid worstelende mensen, wij vragen om bijdragen van protestanten en socialisten tot deze zelfde maatschappij, opdat zij in Nederland moge groeien door onze gezamenlijke arbeid. Personalistisch zou het mandement mogen heten, indien het had gezegd: wij leggen aan het geweten der gelovigen de plicht, de opdracht, om in de huidige maatschappij te arbeiden voor de doorwerking van het Evangelie in de van God vervreemde wereld, en laten het voor ieders verantwoordelijkheid en vrije beslissing hoe hij dit wil doen... Dón zou het mandement personalistisch zijn geweest in de zin, die het woord in Europa heeft. Nu is het dat niet.

Maar wie weet... misschien komt er over 25 jaar nog eens een ander geluid...

W. B.