eene misdaad, als venijngeving, mede gepaard was: dan was er de doodstraf op bedreigd *). Nog laat komt dit voor. De ambtman van Gelre, Johan van Wijenhorst, heeft, in zijne ontvangst van 140%, eene som van xix mr. vij s. vj d. van drie vrouwen, «want sy »mit touerijen beruchtigt worden." Hendrik Wolf, rigter van Veluwe, heeft in zijne rekening van 1423: «Item des paepen maecht van Putten, die beruchticht # was, dat sy heren Aelbert den pape bethouert wolde «hebben en hoer kunsten dair toe besichde, dat ghebe»tert met xx r. g." — Het toedienen van minnedranken werd er insgelijks toe gebragt f). Peter van Egmond, ook rigter van Veluwe, meldt in 1461: »Geertken «Bessel Aerntssoins wyff [in liet ambt van Putten] »want sy beruchtigt was enen knecht wat t'eten off to «drincken gegeuen te hebn om lieff te hebn, dair hy «synre zinnen, als men vlochtich seyde, in groter ziec»ten lange van beroifFt was, gebetert, want ich sy dair»omme geuangen had en nyet lyden [belijden] wolde, »myt iiij r. g." Zoo was het ook in Holland en Zeeland. Floris van Boechout, baljuw van Ter Goude, meldt 1446: nBertraet Willamsdochter was beruft 4) dat sy raet konde geuen van alrehande zaken omme die »mannen te betoueren dat sy die vrouwen liff hebben »en nauolgen souden, twelk men hair niet klaer bewiisen

redenen, dat man en vrouw niet zamen mogten blijven, wordt genoemd: »off een man betoeuert worde en zijn wyff dat gedaen had of doen liet." Van het betooveren der vrouw door den man wordt geene melding gemaakt. — Te Utrecht, waar het tooveren, in 1439, bij mannen en vrouwen in zwang was, werd het bij klokkenluiding verboden, onder verbeurte van een jaar uit de stad te zijn '/want het tegens ons heilig "geloof is : bukman, Ulr. Jaarb. I. bl. 513. Met welk eene schrikkelijke woede het eene eeuw later aldaar vervolgd werd, kan men uit de rekeningen zien, in het 3de deel van het V,Ir. Archief van dodt van flensburg geplaatst.

*) Tooverij en vergiffenis worden somtijds bijeengevoegd, als in het Gron. Stadboek van 1425, bl. 138.

f) Pocula amatoria, cibi, vel philacteria, worden Capit. Add. sp.c. 21, genoemd, en aan duivelsche kunstenarijen en ingevingen toegeschreven.