riep de geplaagde echtgenoot. //Maar als ik mijne vrouw wedersta, vliedt zij niet, maar gooit mij met potten en borden naar het hoofd."
Prederik II, die onder zijne kurassiers slechts adelijke officieren wilde hebben, bleef bij eene revue voor een officier staan, met de woorden: //Grij zijt toch geen edelman?" — //Sire," gaf de officier bedaard ten antwoord, //reeds keizer Karei IV heeft eene boete van vijftig mark gouds vastgesteld voor ieder, die den adel van mijn stam in twijfel mogt trekken." — //Neen, neen," riep de koning gaauw, //dat is mij veel te duur; dan wil ik het liever maar gelooven."
Een boerenjongen was, bij het vangen van een kapelletje, door een korenveld geloopen. De boer, aan wien het toebehoorde, betrapte den kleinen misdadiger op heeterdaad; de jongen echter, niet links, sprong gaauw in eene sloot, en zwom die over, zoodat de boer hem niet na kon. — //Kom eens even hier, mannetje!" riep"'de boer hem toe: //ik heb je wat te vertellen!" — //Och baas!" antwoordde de jongen, //kinderen, zoo als ik, behoeven niet alles te weten."
Antigonus ging eens alleen in zijn leger rond, en vond den dichter Antagoras bezig visch te koken. //Wel kijk," riep hij hem schertsenderwijze toe, //denkt ge dat Homerus ook visch gekookt heeft, toen hij zijne Uictde schreef?" — Maar Antagoras antwoordde schielijk en zonder verlegenheid : // Denkt gij, mijn koning, dat Agamemnon, toen hij de daden verrigtte, waarvan Homerus gewaagt, ook in het leger is rondgegaan, om te zien wat er gekookt werd?"
Een boer wilde den dominé spreken, doch werd verscheidene malen afgewezen, onder voorwendsel, dat dominé //aan het studeren" was. Eindelijk kon hij toch niet nalaten uit te roepen: // Maar waarom hebben ze ons dan geen dominé gezonden, die al gestudeerd heeft ?"