volgd. Deze wilde de huisdeur sluitea. — // Laat de deur open," verzocht het meisje. — //Waartoe?"—//Gij zult het vernemen." Zij gingen te zamen in het vertrekje, dat zij met de vrouw deelde; daar zocht zij het weinige bijeen, dat zij bezat; het wajen slechts een paar kleedingstukken, die zij juist niet droeg. //"Wat doet gij daar, mejuft'er?" vroeg de vrouw. — //Stil, stil, vrouw Martha!" Zij was al gereed. //Laat ons naar buiten gaan," verzocht zij nu. Zij gingen naar buiten, voor het huis. — //Kind, hoe is het? Wilt gij vertrekken?" riep de oude vrouw. — //Ik moet weg." — //Gij wilt dus den zieken heer verlaten?" — //Ik moet! Ik moet hem " — // Hij zal er den dood van zetten."

Zij had buiten hevig moeten weenen; maar slechts een oogenblik lang, en toen had zij moed gevat. //Neen," gat zij op een kalmen toon ten antwoord. //Hij zal niet sterven. Hij heeft een sterk hart, en zijn hart slaat voor de eer. Zeg hem dat, vrouw Martha! Zeg hem dat ik hem laat verzoeken zijn hart te bewaren en aan zijne eer te denken. Vaarwel, vrouw Martha! Heb dank, duizendmaal dank voor alles. God zij met u — en met hem!" Zij rukte zich van de oude vrouw los en wilde heensnellen. //Troost hem!" riep zij nog terug, en was toen in de duisternis en in het bosch verdwenen.

//Ik heb haar niet wedergezien," voegde de oude vrouw er bij. — //En de gekwetste?" vroeg ik. — //O mijnheer, verlang niet dat ik u dat vertel. Toen ik den armen man den anderen morgen het berigt moest brengen... neen, het hart dreigt mij nog te barsten, wanneer ik daar aan denk; ik dacht dat het zijn dood zou wezen. Hij wilde zijne wonden weder openrukken; hij wilde sterven. Hij wilde haar na, over den Rijn terug, zich aan den vijand uitleveren, opdat deze hem mogt doodschieten. In mijn geheele leven heb ik zulk eene wanhoop niet gezien. Ik moest den armen heer met geweld bij mij terughouden. Vervolgens wilde hij slechts één ding van mij hooren ; de laatste woorden, die zij mij voor hem had achtergelaten. Drie dagen lang was hij zonder besluit. //Zij is toch het edelste, het reinste hart!" zeide hij eindelijk.

Den vierden dag daarna verliet hij ons. Hij reed met de post naar Zurich. Wanneer ik in nood inogt geraken— zeide hij bij het afscheid nemen tot mij — of wanneer ik van het