zij waren dof en mat. — // Is het dan waar ?" vroeg hij. — Zij gaf geen antwoord: zij omklemde hem slechts nog vaster dan ooit. Nikolaas verbleekte, en ook zijne oogen liepen over; maar met de innigste hartelijkheid kuste hij hare tranen weg en zeide: //Dan behooren wij immers elkander eerst geheel en al! Wees bedaard, dierbaar meisje! nu trouwen wij over veertien dagen." — u Ach ," zeide Margareta, n wilt gij dan als soldaat eene vrouw hebben ?" — //Heb ik een kind," antwoordde Nikolaas, //zoo wil ik er de moeder ook bij hebben." — // Maar wat zullen de menschen zeggen, als ik in het treurjaar om mijn vader reeds trouw?" — //Laat die praten wat zij willen!" hervatte de jongman, u Beter tegen het gebruik te handelen , dan de eer te verliezen. En als gij maar eerst mijne vrouw zijt, dan zou ik wel eens willen zien, wie iets zou durven kikken van de vrouw van schout Nikolaas. Maar nu mogen wij geen tijd verliezen! Gij moet voor uwe papieren zorgen, en ik moet mijns vaders toestemming hebben. Kom!"

De papieren! Dat woord is reeds voor menig jeugdig bruidspaar een schrik geworden. De Fransche wetgeving, die aan den Rijn heerschende is, heeft met groote wijsheid aan de eigenzinnigheid der ouders, bij uithuwelijking hunner kinderen , paal en perk gesteld, doordien zij den meerderjarige na zekere formaliteiten het regt geeft, ook zonder toestemming der ouders in het huwelijk te treden. Maar op één punt eischt die wetgeving eene ondragelijke en belagchelijke beperking der vrijheid: zij laat, wanneer de ouders dood zijn, de grootouders in hunne regten treden, en vordert, eer de voltrekking van het huwelijk wordt toegestaan, hunne inwilliging of eene akte van hun overlijden. In zulk een geval bevond zich Margareta.

Hare beide ouders waren dood; drie der grootouders rustten op het dorpskerkhof; slechts hare grootmoeder van moederszijde was, hoog bejaard zijnde, bij eene gehuwde dochter in een klein dorp in Hessen gaan inwonen, waarvan Margareta den regten naam niet eens duidelijk meer wist. De burgemeester verklaarde aan Nikolaas, toen hij zich bij den burgerlijken stand aanmeldde om te trouwen, dat hij ten minste een attest van het bestuur van dat dorpje moest inleveren, waaruit bleek, dat men den naam der overledene