in het noorden, is Mont-Saint-Jean; daar het kasteel, dat gedurende den slag tot ambulance diende; en meer achterwaarts Waterloo, dat zijnen naam schonk aan den beroemden veldslag, dewijl Wellington van daar zijne besluiten dagteekende. Hier, tusschen ons en het monument van Gordon, verloor lord Raglan, toen adjudant van den hertog, later opperbevelhebber van het Engelsche leger in de Krim, een arm; die hoeve aan den weg is La Haye Sainte, en nog verder op in het oosten ziet ge de hoeven Papilotte, La Haye en SmouJiain, die door Nederlandsche troepen onder SaksenWeimar verdedigd en na verscheidene aanvallen eerst ten half zes ontruimd werden. Langs dien weg van Ohain kwamen de Pruisen eindelijk opdagen.

Zoo babbelt Jacques Deligny al voort. En wij ?

Wij wandelen nog eens den leeuw rond, schoon op Belgischen bodem, ook onze leeuw; want ook hier stroomde overvloedig het bloed van Hollandsche helden. Weemoed vervult ons; die graauwe heuvelen, die verdorde velden, dekken ze niet de lijken van tienduizenden , in den bloei des levens een geweldigen dood gestorven!

Nog een langen, langen blik op dit naargeestig panorama! Hier zonk in een oogwenk des tijds de geduchte schepping eens wereldveroveraars — het eerste Fransche keizerrijk — ineen.

// Zie eens naar boven! Die spreeuwen of musschen — wat zijn het? — zijn niet bang voor den leeuw; ze vliegen in en uit zijn muil. Als hij toehapt..." — //Loop B*#*! Kijk liever naar beneden." — //Eoei! Het is om te duizelen; en de regen heeft de treden nog glibberiger gemaakt. De vrouwen..." — //Ik ga voor; gij volgt. Als ze vallen, vangen wij ze op." — //Och! och!" — Maar het moet.

Bijna is de togt omlaag nog bezwaarlijker, ofschoon niet zoo vermoeijend. Somtijds zien wij even om; alles gaat goed. Handen en voeten worden te baat genomen, en het vuile touw doet goede diensten. Dewijl ik voorging, bereik ik natuurlijk het eerst den vlakken grond.

Rondom den berg, die meer dan zestienhonderd voet in omvang heeft, staan op gelijken afstand een menigte steenen