moeijelijk te voldoen, en zocht bovenal dagelijks naar gelegenheid om zoodanige zijner ambtenaren het leven bitter te maken, die de eerste pogingen om hun wegens beuzelingen iets onaangenaams te zeggen, uit vrees om den ouden bullebak nog meer te vertoornen, stilzwijgend verdroegen. Wie echter den moed had om hem ferm onder de oogen te zien en, zoo als men het noemt, taal en antwoord te geven , tegen dien begon hij van lieverlede beleefder en toegevender te worden; en vond hij in zulk eene tegenpartij iemand van talent en ijver, dan gaf hij den zoodanige bij voorkomende gelegenheid ook wel blijken van zijne gunst, hoewel hij steeds kortaf in zijn spreken bleef. Met de raadsheeren van zijn collegie verkeerde hij in schijnbaar vriendelijke betrekking; elk hunner evenwel had het ten minste eenmaal met den ouden grompot aan den stok gehad, en hem eene herhaling van dergelijk tooneel alleen belet door hem terstond bij de eerste maal goed op zijne plaats te zetten. Klagten hieromtrent waren ook genoeg bij het ministerie in de hoofdstad ingekomen, waar zij echter ter zijde waren gelegd; en de president, die zeer rijk was, en wel voor, maar niet van zijn ambt leefde, en voorts, behalve dat hij lid van eene schaakclub was, met niemand eenigen omgang hield, bekommerde zich niet het minst over de ongunstige geruchten, die zoo in de residentie als te M##* omtrent hem in omloop waren.

Met al de blijde hoop , die het hart van een gelukkig minnaar kan vervullen, had Hoyer zijne betrekking te M*** aanvaard, kamers bij de weduwe van een ontvanger betrokken , en zijne geliefde Pauline op den morgen van den eersten dag, nadat hij bij den president zijne opwachting had gemaakt, onbeluisterd kunnen zien en spreken; ook had hij de plaats vernomen, waar hij Pauline dagelijks kon aantreffen. Door zijn nieuwen chef was hij echter zoo stuursch en koel ontvangen, dat hij toch het huis van dezen met een zwaarder hart had verlaten dan hij er was binnengetreden.

En maar al te spoedig zou de nieuwe assessor het ondervinden , hoe erg de oude knorrepot zijne ondergeschikten

wist te pijnigen; want tegen Hoyer scheen bij voorkeur al

4#