Wij hebben een vroeger in onze taal uitgegeven werkje van Parker bij zijne verschijning met hooge ingenomenheid aangekondigd, en verheugen ons dat Swiers gevolg heeft gegeven aan zijn toen reeds uitgesproken voornemen om meer van zijne geschriften het licht te doen zien. Het nu verschenen stukje hebben wij met blijdschap begroet; en vooral sedert op Parker's persoon en levensgeschiedenis van verschillende zijden meer bijzonder de aandacht werd gevestigd , zal men zich wel algemeen verheugen door deze uitgave in de gelegenheid gesteld te zijn, met de voortbrengselen van zijnen geest nader kennis te kunnen maken. Niemand zal het doen zonder tot de erkentenis te komen, dat er van Parker veel te leeren valt, ook al kan hij, even als de vertaler, niet altoos geheel met zijne gevoelens instemmen. Zelfs is het niet onwaarschijnlijk, dat sommige zaken, zoo als zij hier worden voorgesteld , ernstige tegenspraak en bestrijding zullen ontmoeten. » Maar wat nood!" zoo als Swiers zes:t. // Zoo moet de waarheid meer aan het licht komen."

Menige stoute gedachte daarentegen, menige treffende uitspraak, zal den lezer onweêrstaanbaar boeijen en tot nadenken opwekken, en ook niet zelden zal hij zich tot instemming geneigd gevoelen, als medegesleept door de kracht der overtuiging, waarmede door Parker gesproken wordt.

Wij vinden in dit stukje nog slechts een gedeelte van 's schrijvers onderwerp behandeld, en zien met verlangen het tweede gedeelte te gemoet. In afwachting daarvan willen wij intusschen niet nalaten met allen aandrang de lezing van dit eerste stukje aan te bevelen. Het is in twee afdeelingen of boeken verdeeld, waarvan het eerste handelt Over de godsdienst in het algemeen, en eene beschouwing bevat van het godsdienstig bewustzijn, en de wijze waarop zich dat openbaart. Het tweede boek draagt ten opschrift: Over de betrekking van het godsdienstig gevoel tot God, of eene verhandeling over de goddelijke ingeving.

Ieder hoofdstuk, iedere bladzijde beveelt zich aan door de oorspronkelijke beschouwingswijze, en de vele nieuwe gezigtspunten, die de schrijver aanbiedt. Vooral hoogst belangrijk kwam ons voor het zesde hoofdstuk des eersten boeks, waarin gesproken wordt: Over den oorspronJcelijken staat van 't menschdom en Over de onsterfelijkheid der ziel.