In zoodanig geval is echter herstel der begane onregelmatigheid wenschelijk.

De exceptie van onbevoegdheid ratione personae moet worden voorgesteld vóór die van nietigheid der dagvaarding.

Ter zake van schriftelijken hoon of beleediging kan ook bij den kantonregter worden geprocedeerd, mits de vordering blijvebinnen de grens, bij art. 38 R. O. aangewezen.

in casu is die grens overschreden, omdat meer is gevorderd dan eene schadevergoeding van hoogstens ƒ 200. Kant.'s Hage. 3311. 3.

Levering. De eischer, die alleen vraagt— eenei' zaak, zonder, inge\ al van onmogelijkheid dier schadevergoeding te eischen , moet, waar die onmogelijkheid vaststaat, in zijnen eisch niet-ontvankelijk worden verklaard. Amst. 3381. 3.

— Zie Koop en verhoop. 327S. 3; 3305. 2; 3316. 1, 33 0. •>, 3323. 1; 3345. 2; 3365. 1; 3371. '2; 3375. 3; 3378. 2; Registratie. 3299. 3; 3403. 4; •—Schuldvordering. 3361. 3; — Verkoop. 3332. 3.

Levie (A. E.) ca. A. Giijaiu. Zier. 3398. 3.

Lidmaat. Zie Kerkelijke gemeente. 3396. 3.

Liefdadigheid (Instelling van). Zie Verpleging. 3385. 1.

Liempde. De burgemeester van — ca. het collegie van regenten over de godshuizen en der algemeene armen te s ilertogenbosch. H. R. 3279. 1.

Lier (F.). Het Openb. Min. ca. —. Assen, Drenthe. 3372. 1.

Lieshout (N. van) c. s. ca. Th. v*m Heeswijk c. s. H. K. 3330. 2.

Ligterloonen. Zie CheAepartij. 3362. 2.

Lijfsdwang. — Geregtskosten. Meng. 3278. 4.

— De afschaffing van den —, ais middel om betaling van schuldvorderingen te verkrijgen, op nieuw bij de Belgische Kamer van Vertegenwoordigers in behandeling gebragt. 3330. 4.

Lijkplegtigheden. Zie Overlijden.

Lijkschouwing. Zie Moord. 3351. 2.

Lijnden van Sandenbuug (Mr. C. T. Baron van). De heer — "■ekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Gerieraal. 3375. 4.

Lilaar (Mr. F. G. R. H. van). Den heer — op verzoek eervol ontslag verleend als minister van Justitie. 3275. 4.

— Hem pensioen verleend. 3294. 4.

Linck ca- Koolbergen. Amst. 3344. 4.

Lindeman ca. Klein. Amst. 3278. 2.

Linden (J. van der) ca. A. van Loon. H. R. 3341. 1.

Linden Sz. (G. van der). De administrateur van het Kroondomein ca. —. Gor. 3362. 2.

Liquidatie. Zie Faillissement. 3401. 2; — Vennootschappen. 33 i 8. 3; £321. 3.

Logés. Meng. 3290. 3.

Lohman (Jhr. Mr. S. M. S. de Savornin) benoemd tot regter in de Arrond.-Regtbank te 's Gravenhage. 3325. 4.

— Verslag zijner installatie. 3341. 2.

Loon. Zie Knechts. 3288. 3; — Schatting. 3371. 3.

Loon (A. van) ca. J. van der Linden. Noordh. 3356. 2.

Loonbediende. Zie Diefstal. 3299. 2.

Loos (C.) c. s. in cass. 3321. 2.

Lorijn (A. de) in cass. 3384. 3.

Lossing. Zie Belastingen. 3330. 3; — Overeenkomst. 3340. 4.

Loterij. Het door een daartoe onbevoegde verknopen van loten in de Nederlandsche staats —. Daden van koophandel.

Moet worden gedacht aan het als bedrijf verkoopen of debiteren van loterijbriefjes bij eeu verkoop aan zeven verschillende personen van gedeelten van loten van opgemelde — en het daarna voorzien van diezelfde personen van loten voor de volgende klassen dier loterij? — Ja.

Wordt voor de quulificatie van dat bedrijf als overtreding van het verbod bij Keiz. decreet van 13 Oct. 1812 {Buil. des lots n<>. 45 1) vereischt een onderzoek omtrent den aard der daarbij gepleegde daad vnn koophandel? — Neen. H. R. 3338. 1.

Loterijen. Over de afgeschafte verbodsbepalingen betreffende vreemc e of particuliere —. Oirc. van den min. van Just. 3332. 4.

Loudon (Mr. J.). De heer — benoemd tot gouv.-gen. van Ned. Indië. 3345. 4.

Lune (J. J.) ca- A. van Engen. Amst. 3347. 3.

UI.

Maanen (Mr. G. A. G. van), proc.-gen. bij den Hoogen Raad, overleden. 3392. 4.

Aan zijne nagedachtenis door den vice-president hulde gebragt.

3393. 4.

Maatschap. Zie Registratie. 3299. 3.

Mabii.de (J.) ca. Mr. H. Th. Micheels qq. Maastr. 3322. 4.

Vac Gillavry (H. P. T. E. en D. J. K. Pietermaat ca. de Regering van Nederlandsch Indië. H. Ger. Ned. Indië. 3274. 2.

MaCkay (Mr. D. J. Baron). De heer - gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 3333. 4.

Magnetisme. Zie Geneeskunde. 3388. 2; 3389. 2.

Magniet (J.) ca. N. Nelissen. Maastr. 32S5. 2.

Magtigino. Zie Faillissement. 3377. I.

Man. Bijstand van den —. Art. 166 B. W. Meng. 3316. 4; • 32 . 4.

— Zie Vrouw. 3319. 2.

Man in "t Veld (W.) in cass. 3388. 1.

Manslag met voorbedachten rade (moord,, gevolgd door diefstal. Zaak van L. T., M. L. en A. F. Dalstra. Friesl. 3293. 2; 3296. 4; 3299. 4.

— uit onvoorzigtigheid. - Aanvaring. — Reglement van politie voor de scheep- en vlotvaart op den l^ijn. —- Raadkamei. Officier van justitie.

Is het Openb. Min., wanneer het eenmaal de raadkamer gemengd heeft in eene correctionnele vervolging, bevoegd, nadat op haren last een nader onderzoek is ingesteld, zonder hare nadere beschikking of eindbeslissing, de zaak weder te vervolgen ? Neen. Zuidh. 3340. 3.

— Het beginsel der strafregterlijke verantwoordelijkheid moet ook worden toegepast op verloskundigen in de uitoefening zelve van hunne bediening.

Alzoo is de verloskundige, die, een persoon in hare bevalling bijstaande, daarbij door zijne onvoorzigtige handelingen en daden onwillig oorzaak is geweest van den dood ven dien persoon, allezins strafbaar.

Deze straf wordt bedreigd bij de algemeene bepaling van art. 319 Strafregt.

De wet laat daaromtrent voor verloskundigen evenmin uitzondering toe.

De heIeedigingen en verwondingen , door deskundigen op het lijk van een persoon waargenomen, kunnen in regten niet worden bewezen door het visum reperium, dat slechts lot ^s regters inlichting kon strekkei., maar wel door hetgeen die deskundigen op de teregt.it:ii.g onder eede als getuigen verklaren daaromtrent te hebben bevonden, gezien en waargenomen.

De regter is bevoegd zich te vereenigen met het oordeel en gevoelen der deskundigen omtrent de oorzaak van den dood van een persoon, en dit tot eigen beslissing te maken. Rott. 3382. 1.

— De uitspraak van de Rotterdamsche Regtbank in de zaak van Dr. Vriens, door F. D. Sneltjes, heel- en verloskundige te Nij¬

megen. Nijm., bij C. A. Vieweg en Zoon, 1871. Boekbeseh. 338S. 4.

Manslag. Anticritiek. 3394. 3.

Een — op een veldwachter in de nabijheid van Arnhem; de wet

op de jagt af te schaften. Berigt deswege. 3394. 4.

— Zie Bedreiging. 3355. 2.

— Zie voorts Doodslag, Moord.

Manting (G.) ca. B. Lanning. Assen. 3369. 2.

Manus ministra. Zie Verbreking van afsluiting. 3398. 1.

Marine (Departement van). Niet aangenomen het door den heer L. G. Brocx gevraagd eervol ontslag als minister. 3275. 4.

Markt (Openbare). Zie Laster. 3284. 2; — Plaatselijke verordeningen. 3376. 2; 3403. 1.

Mastenbroek (B.) ca. de gemeente Blokzijl. Overijss. 3342. 3.

Maten en gewigten. Veroordeelingen te Zaandam ter zake van het voorhanden hebben door winkeliers en kooplieden van onherijkte en afgekeurde —. 3279. 4.

— ?4etriek steisel. — Koopwaren. — Etiquetten. — Prijsbepaling. — Duim.

Is het verboden op aan rollen manufacturen gehechte etiquetten den prijs dier koopwaar voor veelvouden van duin: aan te kondigen? — Neen.

Is de duim eene bij de wet erkende maat? —Ja. H. R. 3302. 1.

— Broodbakkerij. — Grondslag der belasting.

Kan wel eene bakkerij, als plaats, waar het brood vervaardigd wordt, gezegd worden uit haren aard te zijn eene plaats, waar voorhanden gevonden gewigten of maten tot grondslag van heffingen of andere ontvangsten strekken ? — Neen.

Is toch, wat ook te verstaan zij in art. 11 der wet van 7 April 1869 (Stbl. n0. 57) door heffingen of andere ontvangsten, de grondslag van den koopprijs van het brood, voor zooveel het gewigt betreft, wel het gewigt of de maat van zijne bestanddeelen of van het deeg vóór of na de verschillende bewerkingen, die het in de bakkerij ondergaat, dan wel zijn gewigt bij den verkoop, en alzoo het gewigt van het in den bakkerswinkel voorhanden brood? — In laatstgemelden zin beslist. H. R. -'334. 2.

— Notariëie acte. — Vlaktemaat. - Metriek stelsel.

Heeft de notaris, door in eene acte van verkoop va» onroerend goed de vlaktemaat, bij de vermelding van roeden en ellen, niet aan te duiden door het woord vierkante, de wet van 7 April 1869 (Stbl. n". 57) overtreden? — Neen. H. R. 3355. 1.

— Deurwaarders-exploit. — Veenroeden, dagwerken, roeden. — Motieven.

Is de onderscheiding aannemelijk, als zou het bezigen door een deurwaarder in een door hem opgemaakt stuk van zekert uitdrukkingen volgens de nieuwe wet op de maten en gewigten eerst dan verboden zijn, warneer het geschiedt om eene maat aan :e duiden ? Neen.

Drukken de woorden: dagwerken, veenroeden, roedeneene maat uit? — Niet beslist. H. R. 3380. 1.

Aam. — Ton. — Deurwaarders-exploit. — Nota.

Moet na de feitelijke beslissing van den regter a ¥»», dat de woorden aam en ton niet voorkomen in het ligchaam de' door den beklaagde als deurwaarder geëxploiteerde sommatie, maar in eene aan het hoofd daarvan gestelde nota, die niet blijkt te zijn een door hem opgemaakt stuk, maar veeleer te houden is 'oor eene van zijne lastgeefster afkomstige rekening, daaruit alz.co geacht worden te volgen, dat hij zich niet heeft schuldig genaakt aan materiële overtreding van art. 7 der wet van 7 April 18»9 (Stbl. n0. 57), als zijnde de gezegde benamingen niet gebeziid in het door hem opgemaakte stuk'i — Ja.

Kan wel in foro criminali toegelaten worden de uitbreking, aan het artikel te geven, door aan te nemen, dat bedoelde rota moet geacht worcen deel te maken van het exploit, dat er mar verwijst? — Neen. H. R. 3386. 1.

Matthes (Mr. G.). De heer — benoemd tot raadsheer in denHoogen Raad. 3303. 4.

— Overleden. 3305. 4.

— Nader over hem. 3806. 4.

Mede-beklaagden. Mede-beschuldigden of - zijn zij, die Ier zake van één en hetzelfde feit teregtstaan, maar niet zij, die, hoezeer om hot zamenhangende der feiten te gelijk te regt staande echter zijn aangeklaagd van feiten, door ieder hunner afzonderlijk gtpleegd. Gor. 3381. 2.

Mededaderschap. Zie Moord. 3351. 2.

Medepligtigheid. Zie Munt. 3393. 1; — Tweegevecht. 3314 2.

Medicinale hulp. Zie Schuldvordering. 3365. 2.

Meenderink (H. A.) in cass. 3379. 1.

Meening of gissing. Zie Bewijs. 3355. 1; 335 7.1 ; — Diefstal. 3314. 1.

Meent (Woudenbergsche). Zie Eigendom. 3364. 2.

Meer (B. van der) in cass. 3305. 1.

Meerbeke (Mr. J. J. van) benoemd tot raadsheer in den toogen Raad. 3325. 4.

— Beëediging. 3331. 4.

— Verslag zijner installatie. 3335. 1.

Meeren. Zie Bezit. 3402. 2.

Meesters. Zie Knechts. 3288. 2; 3288. 3.

Meijer (F.) en G. M. Judinga in cass. 3361. 3.

Meijer en Comp. (De firma J. H.) qq. ca. M. van Weeren. Rott. 3358. 3.

Melhado (J.;. Hem kwijtschelding van de overige hem opgdegde gevangenis-straf verleend. 3357. 4.

Memorie. Zie Registratie. 3324. 1.

Memorie van antwoord. Zie Schriftuur van antwoord. 3358. 2.

Memorie van cassatie. Zie Cassatie. 3361. 2.

Mengeuhausen ca. Brink en Ca. Grotenluscher. Amst. 3345. 4

Menges ca. Lipmann. Amst. 3278. 2.

Menning (W.) in cass. 3343. 1.

Menting (G.) ca. B. Lanning. Drenthe. 3383. 3.

Mertz (P.,. Het Openb. Min. ca. —• Noordh. 3402. 3.

Metriek stelsel. Zie Maten en gewigten. 3302. 1.

Meussen (F. W.), wed. F. Jacobs, ca. Jhr. Mr. L. van Nispen qq. Geld. 3337. 2.

Middelen van vervoer. Zie Vervoer. 3285, 2; 3386. 2.

Middelharnis. De burgemeester der gemeente — ca. den burgemeester van Sommelsdijk. Zuidh. .3376. 2.

MiJEB (Mr. P.). Den heer — op verzoek eervol ontslag verleend als gouv.-gen. van Ned. Indië. 3345. 4.

Militaire misdrijven. Moet hij, wiens misdrijf, gepleegd , ter* >,,1 hij militair was, eerst ontdekt werd na zijn ontslag uit d>' dienst, voor den burgerlijken, dan wel voor den militairen regter te regt staan? — Voor den eersten volgens de Regtbank, voor der laalste

volgens het Hof. Amersf. ('raadk.), Hot Utr. (raadk.). 32,3 I.

Militairen. Zie Dagvaarding. 3400. 4; — Tweegevecht. 331

Militaire regter. Zie VaUchheid. 3354. 2.

Militaire regtspkaak. Zie Arrest van teregtstelling. 3323. 1.

Militaire straf. — Vroegere veroordeeling door den militairen regter. — Verzwarende omstandigheid. — Art. 1 52 van het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande en art. 2 der wet van 3 Maart 1852 (Stbl. no. 20) jis. artt. 11 en 12 der wet van 29 Junij 1854 (Stbl. n0. 102). Geld. 3.U7. 1.

Militie (Nationale). Artt. 111 en 184 der wet van 19 Aug. 1861, betrekkelijk de —.

Het als voor da dienst aangewezen loteling, hoezeer behoorlijk opgeroepen, niet-verschijnen.

Die oproeping moet in casu wel bewezen worden, maar is niet een element van het misdrijf.

De oproeping kan niat alleen bewezen worden door het procesverbaal van den rijks-veldwachter, met die oproeping belast. Noordh. 3335. 3.

Militie. Zie Processen-verbaal. 3293. 1.

Minderjarigen. Opvordering van — uit een gesticht door den door den regter benoemden voogd. — Karakter der voogdij van de regenten van een gesticht. — Exceptiën van non-qualificatie en niet-ontvankelijkheid. — Transitoir regt. Hof v. just. Sur. 3350. 3.

— Zie Exceptie. 3373. 3; — Ouderlijke maat. 3387. 4; — Voogdij3343. 4.

Ministerie. Veranderde zamenstelling van het —. 3275.4; 3281.3: 3284. 4.

Misbruik van vertrouwen. — Diefstal. — Schipper. — Buiter,landsch schip. — Bevoegdheid. — Nederlandsche regter. — Motieven.

Behooren niet tot het grondgebied van het Koningrijk ook de stroomen en rivieren, havens en reeden binnen de grenzen van het Rijk; en zijn alzoo niet, ingevolge art. 8 Alg. Bep., allen, die zich op die wateren bevinden, zonder onderscheid van landaard of wat ook, onderworpen aan de strafwetten en verordeningen van politie, op dat grondgebied geldende? — Ja.

Is wel onvoorwaardelijk toepasselijk ook op vreemde schepen, die zich in de wateren van het Koningrijk bevinden, de regtsfictie, dat een schip, hetwelk zich in volle zee bevindt, en dus buiten het grondgebied van eenigen Staat, geacht wordt deel uit te maken van het grondgebied van den Staat, waartoe het behoort? — Neen.

Was de Nederlandsche regter ten deze bevoegd kennis te nemen van het misdrijf, op een vreemd schip door een vreemdeling in de Nederlandsche haven gepleegd, waar degeen, ten wiens nadeele de wegneming der aan het schip aanwezige voorwerpen was ge- , schied, niet aan boord van dat schip was en dus geen deel uitmaakte van de bemanning? — Ja.

Was alzoo ten deze wel toepasselijk het avis du Conseil d'Etat van 20 Nov. 1806, dat uitdrukkelijk van de bedoelde ming uitzondert het geval, dat er eene misdaad word aan boord van een vreemd schip door en tegen iemand i ning? — Neen.

Kwam, bij die met-toepasselijkheid, wel verder in a de vraag, of er genoegzaam gemotiveerd was ten aanzi,

eischten, die den Nederlandsehen regter bevoegd maken

Is in de voorhanden uitspraak het bestaan van arglist g gemotiveerd ? — Ja.

Moet niet onder batelier, naar art. 386, n°. 4, C. P.,

verstaan degeen, die met een schip hetzelfde bedrijf uitoefent als de voiturier met rijtuig, d. i. vervoeren van personen en goederen?

— Ja.

Is, doordien bij het verongelukken van den gezaghebber dier sloep de beklaagde, als eerste in rang hem opvolgende , ook daar- " door de verpligtingen van zijn voorganger op zich nam , leregt beslist, dat de ontvreemde voorwerpen hem waren toevertrouwd?

— Ja.

Was daaromtrent alzoo wel, met het oog op den aard der zaak> eene nadere motivering noodig? — Neen.

Waren hier de elementen aanwezig voor het wanbedrijf van 'i 1 waar de beklaagde, als bovengemeld, uit den aard zijner betrekking was in het bezit der aan een ander toebchoorende en door hem verkochte voorwerpen, die hem tot eenigen be:aald wordende^ arbeid waren toevertrouwd en die hij ten eigen bate uit het schip had gevoerd? — Ja. H. R. 3316. 3.

— Beambte der spoorweg-maatschappij. — Vrijspraak. Arnh. 3398. !•

— Ook in appel vrijgesproken; berigt deswege. 3401. 4.

— Brief van Mr. F. J. A. Fles, en antwoord. 3401. 4.

Mishandeling. Artt. 311 , 326, 463 C. P.

Mag de regter aan iemand, die wordt schuldig verklaard aaO moedwillige —, gepleegd na daartoe te zijn geprovoceerd, bij aanneming van het bestaan van verzachtende omstandigheden, eene geldboete opleggen? — Neen. Hof Utr. 3278. 1.

Curieuse advertentie. 3349. 4.

_ Zie Eerbaarheid. 3332. 2; 3335. 3; — Slagen. 3323. 1; — Twee' gevecht. 3314. 2.

Modderman (Mr. Antonius). Levensschets. 3396. 4.

Moedwil. Zie Schieten. 3335. i.

MoenS (A.). De heer — gekozen tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. 3333. 4.

Molenbriefje. Zie Koop en verkoop. 3323. 3.

Mollinger (E. F. L.) in cass. 3366. 1.

Mollot. Overlijden van —, gunstig bekend regtsgeleerde in Frankrijk, 3310. 4.

Monsterrol. Artt. 394, 395, 399 en 438 Wetb. van Kooph.

Zonder —■ bestaat geene verbindtenis tusschen den schipper efl het scheepsvolk.

Zij kunnen zich van weêrszijden terugtrekken, als er geen® monstering heeft plaats gehad.

Wat in casu, zonder dat er monstering is gevolgd, heeft plaats gehad, behoort slechts tot de voorloopige onderhandelingen, di® alleen door de monstering tot eerie verbindende overeenkoms' leiden.

Er kan dus hier geene ontbinding eener overeenkomst wordeO j uitgesproken, waar geene overeenkomst beslaat. 3346. 2.

Moord, gevolgd door diefstal. — Mededaderschap. — Bewijs. , Testimonia de auditu. — Lijkschouwing. — Deskundigen. Beëediging, — Erkentenissen. — Aanwijzingen. — Proces-verba» van den regter-commissaris, — Authentieke acte. — Getuige.

Volgt uit de voorhanden feitelijke beslissing in 's regters uitspraa» voldoende, dat de beschuldigden den — en den diefstal in gezamenlijke medewerking hadden gepleegd, en dat zij alzoo gezamenlijk daaraan schuldig waren, onverschillig welke rol daarbij doo' ieder hunner bijzonderlijk was vervuld? — Ja.

Blijkt er teu deze van testimonia de auditu? — Neen.

Is ergens voorgeschreven, dat de deskundigen vóór het verrigte11 eener lijkschouwing moeten worden beëeuigd; of heeft die eed allee1' betrekking op het door hen naar hun geweten geven van verslag — In laatstgemelden zin beslist.

Kan er ten deze wel geacht worden eenige onzekerheid in's regters uitspraak te bestaan ten aanzien van het gebruik, door hel# gemaakt van de erkentenissen van den eersten besch.? — Neen.

Heeft de regter teregt het proces-verbaal van den regter-commi9 saris als bewijs laten gelden van den inhoud eener door een getuig voor dien ambtenaar afgelegde verklaring; en is zoodanig stuk w beschouwen als eene authentieke acte, een volledig bewijs opleve

Is 'ergens verboden om eene verklaring, door den beschuldigd® afgelegd, toen hij nog slechts als getuige in het geding was gedag va^rd^ als aanwijzing te bezigen van schuld? — Neen.

Is voldoende tevens in de meerbedoelde uitspraak opgave geda» van de onderscheidene te zijnen bezware verklaarde omstandighe lonj die een der beschuldigden zonder oplossing heeft geloochend ■

CT X> 9 Q K 1 O

•/ U. ±A. *"•