art. 207 ten duidelijkste voortvloeit uit het tweede lid van het artikel, waarin sprake is van schuldigverklaring aan onderscheidene misdrijven ; dat immers het woord -'misdrijven'' aldaar handelingen beteekenen moet, daar men wordt schuldig verklaard aan ''handelingen» en niet aan «qualiflcatiën», die daaraan eerst na de schuldigverklaring gegeven worden, gelijk dan ook bij ideëlen concursus (gelijk in casu) schuldigverklaring aan slechts e'éne enkele handeling plaats vindt;

O., dat alzoo bij ideëlen zamenloop van misdrijven geene cumulatie van geldboeten mag plaats hebben, en dus in casu slechts eene enkele geldboete moet worden opgelegd;

Gezien en door den kantonregter ter teregtzitting voorgelezen de artt. enz.;

Regt doende enz.,

Verklaart den bekl. schuldig aan het feit, hem bij de dagvaarding ten laste gelegd;

Veroordeelt hem enz.

(Dit vonnis is in hooger beroep bevestigd door de Arrond.-Regtbank te Gorinehem , doch vernietigd bij arrest van den Hoogen Raad dd. 13 Mei 1872 , zie Weekbl. n». 3469.)

MENGELWERK.

La Mort aux Proces; ouvrage destiné d perfectionner La procédure civile, a détruire le germe des neuf dixièmes des proces , et a rendre presqu'insensible le mal du dixième , a peu pres, qu'on ne peut éviter; précédé d'une explication de l?origine et du secret du vrai jury, et de la comparaison du jury anglais avec le jury francais; ouvrage destiné a perfectionner la procédure criminelle; par H. J. B. Selves, ancien avocat au parlement de Toulouse, ex-le'gislateur, ex-juge de la cour criminelle et spéciale a Paris. Un vol. in 8°. A Paris, ehez Maradan, libr. rue des Grands-Augustins , 1808.

(Ingezonden.)

Van bovenstaand werkje, dat ik als niet meer algemeen bekend veronderstel, vond ik in een oud Fransch tijdschrift een verslag of recensie opgenomen en, ofschoon de tijden veranderd en de zaak, b. v. wat de avoués betreft, wel overdreven zal zijn , zoo zijn aan den anderen kant sommige opmerkingen nog niet zóó ongerijmd, noch ook ten eenemale onbegrijpelijk in onzen tijd. Ik reken het daarom niet overbodig, het interessantste gedeelte van gezegd verslag hier kortelijk mede te deeleu.

De verslaggever begint dan met te zeggen , dat na "la mort aux rats» men niets nuttiger voor de maatschappij kan doen, dan »la mort aux proces» voor te stellen. Het laatste zal toch altijd den voorrang liebbe»; want het zal wel altijd gemakkelijker zijn, ratten in den val te krijgen dan — goede wetten te geven, opdat menschen niet in den val geraken. Boileau zegt van het hol der Oucane :

Ce monstre odieux

Jamais pour 1'équite' n'eut d'oreilles ni d'yeux La disette au teint biêrne et la triste famino Les chagrins dévorants et 1'infame ruine Infants infortune's de ses raffinements Troublent Fair d'alentour de longs gémissements.

Sans cesse feuilletant les lois et la coutume Pour consumer autrui, le monstre se consume Kt de'vorant maisons , palais , ch&teaux entiers ,

Vent pour des monts d'or de vains tas de papiers.

Tantot les yeux en feu, c'est un lion superbe;

Tantot hunible serpent, il se glisse sous 1'herbe,

En vain pour le dompter le plus juste des rois Fit régler le chaos des tenebreuses lois,

Les griffes, vainement par Pussort accourcies Se rallongent déj& , toujours d'encre noircies Et ses ruses pedant et digues et remparts Par cent brèches déjii rentrent de toutes parts.

Bij het zien van zooveel misbruiken had Mr. Selves onder de gewelven van het vreesselijke hol zelf (le palais de justice ?) het plan opgevat, liet monster met nieuwe wapenen te bestrijden, en heeft zich van die taak niet laten afschrikken, ofschoon hij zich niet onbewust was van de gevaren dier onderneming. Hij merkt dan op, dat het getal der proeessen vermeerdert, naar mate het aantal ambtenaren grooter is , en dat negen tienden der zaken op de rol hun oorsprong ontleenen aan eenige oogenblikken van drift, die men zeer gemakkelijk tot beuaren had kunnen brengen, zoo er niet eene menigte begeerige en baatzuchtige mensehen waren, die er hun vak van maakten juist de drifter, gaande te maken en die, onder voorspiegeling van eene gemakkelijke en zekere overwinning, slechts de beurs hunner cliënten op het oog hadden.

In 1808 waren er te Parijs 262 avoués, die even als sprinkhanen slechts bezig waren al wat zij maar konden te verwoesten of te verslinden ; en het aantal processen , men behoeft het rolboek maar in te zien, bedroeg een cijfer van 8ïi9000; doch nadat dit vraatzuchtig ras tot een getal van 150 was teruggebragt, telde men ook 3000 processen minder.

Van de in den loop van het jaar 1807 behandelde 5000 zaken konden er gerust 4000 zonder proces zijn beëindigd geworden, en op zijn best is in duizend van die zaken het ministerie van een advokaat ingeroepen; doch wat kan het den avoué schelen, als hij maar leeft, ja er goed van leeft.

Vroeger was het huishonden van een avoué dan ook eenvoudig en zuinig ingerigt; ja de zuinigheid van een procureur was spreekwoordelijk geworden : zijn wijn was gewonnen op de heuvels van Surène of op de nederige wijnbergen van Brie, terwijl gewoonlijk frisch helder water ter hulpe moest komen, om er de eigenaardige wrangheid van te temperen. Tegenwoordig evenwel schijnt het huis van den avoué met de tooverroede wel te zijn aangeraakt; het is een paleis geworden , en de zuinige gewoonten van vroeger «orden nu slechts meer door de klerken in praktijk ge'oragt.

Men kan de gemiddelde verdiensten van eiken avoué gerust op 20,000 francs per jaar stellen , of eene belasting van drie millioen francs, die door p. m. 4000 families in het departement van de Seine met 800 francs per familie worden betaald ; ongerekend nog de kosten voor de schatkist, de deurwaarders en hunne getuigen en verdere trawanten der chicane. En van waar dat inkomen ? eenvoudig door de judiciëie acten te vermeerderen, de formaliteiten te vermenigvuldigen en de schrifturen in omvang te doen toenemen , naar mate de rede en de waarheid wijken.

Behalve den avoué, beraamt ook de deurwaarder zijne middelen om den ongelukkigen plaideur uit te zuigen; hij is de man, die denkbeeldige proces-verbal en opmaakt of eopiën souffleert. Une copie soufflée is eenvoudig een afschrift van het exploit, dat de deurwaarder u in persoon moet doen, maar dat hij integendeel aan uw knecht ter hand stelt. Zoo nu uw knecht het afschrift verliest of uwe tegenpartij hem omkoopt , ontvangt ge niets en , terwijl ge in gerustheid voortleeft, verneemt go plotseling den een of anderen dag, dat de Regtbank u veroordeeld heeft en er dus een vonnis ten uwen laste is. Of er worden denkbeeldige proces-verbalen opgemaakt; zoo heeft nog geen drie

jaar geleden (1805, dusvóór de invoering van den Cod. de Proc. Civ.) een deurwaarder op een staat van kosten 40 proces-verbalen gedeclareerd , waarin hij telkens verklaarde, dat hij een en denzelfden restaurateur, dien hij als getuige moest dagvaarden , niet had kunnen vinden , ofschoon die restaurateur in eene iler voornaamste straten van Parijs woonde en, om zoo te zeggen, geen oogenblik zijn keuken had verlaten.

Mr. Selves trekt verder ook te velde tegen de declaratiën der practizijns; niets is gemakkelijker, zegt hij , dan eene declaratie getaxeerd te krijgen; het is de Raad der avoués, die hierover uitspraak doet, en het spreekt van zelf, dat hij altijd meestal ten gunste van de confrères beslist.

Evenwel er bestaan uitzonderingen; in het jaar 1806 werd een proces getermineerd, waarin de avoué eene declaratie van 13,900 francs had ingediend, doch die de Raad zich genoodzaakt had gezien tot 247 francs te verminderen!

Tot de middelen om het kwaad tegen te gaan behoort dus in de eerste plaats het verminderen van het getal avoués, en verder moest aan particulieren het procederen zonder voorafgaande permissie worden belet. Het aantal kantonregters moest worden ingekrompen en van hen, even als van de overige leden der regterlijke magt, meer kunde en studie worden gevorderd. Maar het zal wel altijd zeer moeijelijk blijven om iemand, die zijn regt zoekt, hiervoor verlof te weigeren; het regt om te pleiten is een ingeschapen regt, en de man, die verkiest te procederen, kan als de vrouw van Sganarelle zeggen:

De quoi vous mêlez vous ? Je veux que Pon me batte.

De verslaggever meent ten laatste, dat het niet kan missen, of de aandacht van het publiek zal op het pas uitgekomen werk van Mr. Selves (1808) worden gevestigd, en dat men verbaasd zal staan over de voorbeelden, die door hem vermeld worden. Men zal, even als hij, wenschen zoo groote gebreken te verbeteren , en misschien zal men door wetenschap en onderzoek er toe komen de klaauwen der chicane meer en meer in te korten, al rnogt dan ook het zwaard van Themis deze nimmer geheel kunnen afhouwen.

X.

CIRCULAIRES.

(Ingezonden.)

Mijnheer de Redacteur !

In uw Weekblad nu. 3492 vond ik eene circulaire van den heer procureur-generaal in Friesland dd. 27 Aug. 11. aan de heeren officieren van justitie in die provincie, betrekkelijk het te zeldzaam toepassen van art. 463 C. P., j". art. 20 der wet van 20 Junij 1854 (Stbl. n°. 102), op de overtredingen der wet van 7 April 1869 (Stbl. n'. 57).

Ik zal den woordelijken inhoud dier circulaire hier niet herhalen , wie wil kan ze in 't Weekblad lezen ; doch ik wilde u te kennen geven , dat zij op mij geen aangenamen indruk heeft gemaakt, en waarom deed zij dat niet? omdat aanschrijvingen van dit soort mijns inziens inbreuk kunnen maken op de zelfstandigheid der regtspraak van den kantonregter, en ook omdat deze aanschrijving op eenen onjuisten grondslag berust.

Ik zeg: »zij kunnen inbreuk maken op de zelfstandigheid der regtspraak van den kantonregter». Immers wanneer die ambtenaar zich aan dergelijke aanschrijvingen niet stoort, wat is daarvan het mogelijke gevolg ? dit, dat de kantonregter gevaar loopt den procureur-generaal tegen zich in te nemen, hetgeen van invloed kan zijn bij latere voordragt ter herbenoeming of bij latere aanbevelingen, ik bew er niet, dat het dat gevolg zal hebben bij den betrokken procureur-generaal, dat zij verre van mij; maar aan de mogelijkheid zal wel niemand twijfelen , en van daar, dat een kantonregter zich tegen zijne opinie genoopt kan gevoelen aan den inhoud der circulaire gevolg te geven.

Doch ik beweer, dat die circulaire op eenen onjuisten grondslag berust.

Dat de kantonregters, waarop de procureur-generaal het oog had bij zijne circulaire, onbekend zouden zijn met het art. 36 eener wet, die zij zoo dikwerf toepassen , is niet aannemelijk. Hebben zij art. 36

alzoo niet toegepast, dan volgt daaruit, dat zij zulks exprcsselijk hebben nagelaten; en de oorzaak daarvan zal dan wel geweest zijn, dat zij oordeelden, dat er geene voldoende termen ter toepassing van art. 36 aanwezig waren.

Maar, zegt de procureur-generaal , wat is nu van die niet-toepassing het gevolg ? dit, »dat nagenoeg alle veroordeelden tot eenige geldboeten van / 10 gratie vragen, en dat dien ten gevolge, veelal op daartoe strekkend advies der kantonregters zeiven, de opgelegde gezamenlijke boete van f 10 tot op slechts ééne boete van ƒ 3, en de subsidiaire gevangenis-straffen te zamen tot op één dag worden verminderd».

Wat volgt daaruit? dit, dat de procureur-generaal als raadslid hetzelfde begrip hecht aan de vraag, of er termen aanwezig zijn tot toepassing van verzachteude omstandigheden, en of er termen aanwezig zijn tot gratiëring.

Zie 1 dat is eene onjuiste opvatting van het begrip van verzachtende omstandigheden. Alleen toch op de zoodanige mag de regter acht geven als bij de wet zijn aangeduid. De regter, met hoeveel medelijden ook bezield, mag daaraan geene uitbreding geven , mag niet als verzachtende omstandigheid toerekenen iets wat geene verzachtende omstandigheid is. Bestaan er evenwel toch redenen tot vermindering van straf, dan dient daarvoor het verleenen van gratie.

Verzachtende omstandigheden moeten betrekking hebben op het misdrijf, bv. het daardoor toegebragt gering nadeel enz. enz.; doch staan zij in geene betrekking tot het misdrijf, dan mogen zij ook niet als verzachtende omstandigheden worden aangemerkt. Om een voorbeeld te noemen : iemand wordt tot /' 10 boete veroordeeld. Al moge nu ook de betaling dezer boete den ondergang van het gezin des veroordeelden ten gevolge hebben , dan nog zoude de regter daarom art. 463 niet mogen toepassen, want zulks is geene omstandigheid,'die met het misdrijf in verband staat, terwijl dit wel grond tot gratiëring zoude kunnen opleveren; en van daar dan ook, dat een regter, die art. 463 niet toepast, zich toch bevoegd , ja verpligt kan achten tot gratiëring te adviseren.

Moge nu ook al het behandelen van die requesten om gratie veel omslag en werk voor den kantonregter, de ambtenaren van het Open b. Min. bij de kantongeregten, zoomede aan de parketten van de procureurs-generaal, alsmede aan het Departement van -lustitie veroorzaken (wat mijns inziens veroorzaakt wordt door de verbazend omslagtige wijze, waarop de toezeridirg dier requesten ter advies en de terugzending daarvan aan het Departement van Justitie plaats heeft), zulks mag evenwel volstrekt geen motief zijn voor de regters tot toepassing van art. 463 ; en toch schijnt de procureur-generaal zulks te wenschen , immers hij zegt: »dat werk kan voor een aanzienlijk deel worden voorkomen door het opleggen van geldboeten van een gering bedrag, in al de gevallen, die daartoe voldoende aanleiding geven.»

Ik onderschrap deze laatste woorden , omdat de procureur-generaal daarmede zich eenigermate dekt togen opmerkingen als de onderhavige; maar waartoe dan deze circulaire ? het is toch niet om de kantonregters opmerkzaam te maken op het bestaan van meergenoemd art. 36. —Mij dunkt, ze zijn daarmede ten volle bekend.

_ Zie, Mijnheer de Redacteur, ik zend u het bovenstaande ter plaatsing des verkiezende in uw Weekblad toe, 'tspreekt wel van zelf niet om daarop eene wederlegging te ontvangen van den heer procureurgeneraal. Zulks zoudo op het standpunt, waarop hij geplaatst is, ongepast zijn; maar ik deed het alleenlijk om de aandacht op dergelijke mijns inziens verkeerde circulaires te vestigen.

Hoogachtend UEd. Dwd.,

A., 11 September 1872. A.

HOOGE 11 AA D DER NEDER LANDEN.

Hamer van Strafzaken.

Zitting van Dingsdag, 1 October.

Voorzitter, Mr. J. D. "W. Pafe.

I. Uitspraak gedaan in zake:

1°. den proc.-gen. bij het Hof in Friesland, tegen een arrest in zake J. J. de Roos. Het arrest vernietigd en den gereq. veroordeeld in eene geldboete van f 2.50.

2°. II. Verholen, tegen een arrest van het Hof in Utrecht. Verworpen.

3°. den proc.-gen. bij den Hoogen Raad , tegen een vonnis van het Hof van Justitie op Curagao, in zake Mr. W. K. C. Sassen Jz., in het belang der wet. Het vonnis gecasseerd, zonder dat daardoor belanghebbenden zijn benadeeld.

II. Conclusie genomen in zake:

den officier bij de Regtbank te Amsterdam , tegen een vonnis in zake A. R. Buwalda. Adv.-gen. Smits concludeert tot nietontvankelijk-verklaring. Uitspraak 22 October.

III. Behandeld het beroep van:

1°. H. 0. F. M. Duguiés, tegen een vonnis van het Ivantongeregt te 's Gravenhage. Rapp., raadsh. Coniuck Liefsting. Gepleit Mr. H. M. van Andel. Conclusie bepaald .op 7 October.

2'. J. Jene, tegen een arrest van het Hof in Gelderland. Rapp-, raadsh. Kalff. Adv.-gen. Smits concludeert tot verwerping. Uitspraak 22 October.

NB. Woensdag heeft deze kamer geene zitting gehouden.

Burgeriljkt; kamer.

Zitting van Woensdag, 2 October.

Voorzitter, Mr. F. de Greve.

BeSedigd als raadsheer in het Prov. Geregtshof van Utrecht, de heerMr. A. R. van Bel, laatstelijk president van de Arrond.Regtbank te Amersfoort.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 27 Sept. jl., n°. 14, is benoemd tot kantonregter te Lemmer, Mr. A. van Deinse, thans kantonregter te Hindeloopcn.

— Bij Z. M. besluit van den 29 Sept. jl., n°. 21, is benoemd tot plaatsvervangend kantonregter te Heerenveen, Mr. H. Binnerts, procureur bij de Arrond.-Regtbank aldaar.

—• Bij Z. M. besluit van dezelfde dagteekening, n ». 22, is benoemd tot regter-plaats ver vanger in de Arrond.-Regtbank te Rotterdam, Mr. E. E. van Kaalte, advokaat aldaar.

— Bij Z. M. besluit van dezelfde dao;teekenin£, n°. 34, zijn tot leden van den Ruad van State benoemd : Mr. .1. Heemskerk Bz., lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, en Mr. C. J. van Vladeracken, griffier der Staten van Noordholland.

— Naar men verneemt heeft de oudste regter in de Arrond.-Regtbank te Amersfoort, de heer Mr. P. F. A. Ketelaar, zijn verlangen te kennen gegeven om niet in aanmerking te komen voor het praesidinm dier Regtbank, opengevallen door de benoeming van den heer Mr. A. R. van Bel tot raadsheer in het Prov. Geregtshof in Utrecht.

— In de heden gehouden buitengewone vergadering van de Prov. Staten van Zuidholland is, ter vervanging van wijlen den heei' D. Blankenheym, tot lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal» met 36 stemmen van de 70 aanwezige leden, gekozen de heer L. PINCOFFS, te Rotterdam. — Mr. C. Cock, te Leiden, bekwam 33 stemmen; zijnde één briefje in blanco gelaten. De gekozene heett de benoeming aangenomen.

JBELUGTEN.

Grrwenhaqe, den 2 October.

De Arnli. Ct. deelt mede, dat wij van Maart 1848 tot Julij 1872, dus in een tijdvak van vier-en-twintig jaren, zeventien ministers van justitie gehad hebben.

A D VK RTENTIE N.

Bij GE BR. B ELI NF ANTE, te 's llage,

ziet hel licht:

ADVIEZEN EN BESCHOUWINGEN

over de vraag van

HERZIENING TAN ART. 56 DER GRONDWET,

van

Mr. P. VAN BEMMELEN, Prof. J. T. BUYS,

Mr. Gr. VAN OOSTERWIJK, Prof. B. D. H. ÏELLESEN en Prof. a. W. VEEEDE.

— Uitgegeven door liet Hoofdbestuur van het Algemeene Nederiandsche Vredebond. —

Prijs f 1.

Snelpersdruk en Uitgave van

BELI1VFAITG , te 's Giaveahage.