No. 3786.

buitendien de subsidiaire conclusie geen reden van bestaan heeft, aangezien geene exceptie van niet-ontvankelijkheid in appel is voorgesteld, en het incidenteei appel is ingesteld, voor het geval het principaal appel most worden ontvangen,— hunne wederzijdscht: beweringen mon¬

deling hebben toegelicht en regt verzocht op de overgelegde stokken;

Met betrekking tot het regt:

O., dat in casu zullen dienen te worden beantwoord de navolgende regtsvrageri :

1°. of tegen een met de overschrijving van den eigendom van vaste goederen belasten regter-commissaris uit den Raad van justitie, ingeval van weigering om tot de verzochte overschrijving over te gaan, eene regtsvordering kan worden ingesteld tot nakoming der op hem krachtens de wet rustende verpligtingen , en die vordering kan worden aanhangig gemaakt bij denzelfden Raad van justitie, die hem heeft gecommitteerd ?

2°. of de vordering, zoo als deze is ingesteld tegen de beide gedaagden , buitendien ontvankelijk is ?

3°. of de gedaagden zijn verpligt geweest om, ieder van hunnen kant, tot de door de eischers verlangde overschrijving mede te werken ?

0. ad I'""., dat, alhoewel de regter-commissaris uit den Raad van justitie gedelegeerd is door dien Raad, echter uit den inhoud van de ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen niet anders kan worden opgemaakt, dan dat die regter-commissaris, en zoo ook de griffier, handelen als zelfstandige ambtenaren, en dat zij , bij de uitoefening der aan hen als zoodanig opgedragen werkzaamheden , niet zijn belast met eenige regtspraak , maar behooren tot die door de wet daartoe bevoegd verklaarde ambtenaren, ten wier overstaan authentieke acten worden verleden ;

dat, mogt daaromtrent overigens twijfel kunnen bestaan, deze wordt weggenomen door het bepaalde in art. 34 van de opgemelde ordonnantie , volgens hetwelk onder anderen de commissarissen uit de raden van justitie, mitsgaders de griffier, met het passeren en het bewaren van de koop- en hypotheekbrieven van vaste goederen belast, persoonlijk in regten aansprakelijk zijn voor de schade, welke door het verzuimen van eene der in die ordonnantie aan hen voorgeschreven bepalingen veroorzaakt wordt;

0., dat hieruit moet volgen , dat de eerstgestelde regtsvraag in bevestigenden zin moet worden beantwoord, terwijl het tevens vaststaat, dat, al bepaalt de wet, dat alle verbindtenissen om iets te doen zich oplossen in vergoeding van kosten, schaden en interessen, daaruit echter nog niet volgt, dat de vordering tot nakoming van dergelijke verbindtenis niet-ontvankelijk wezen zou;

0. ad E"®., dat ook deze vraag in bevestigenden zin dient te worden beantwoord 1

dat de regter a quo teregt heeft uitgemaakt, dat, daar beide de gedaagden, ieder van hunnen kant, moeten medewerken tot het doen der overschrijving, alzoo de actie noodwendig tegen beiden diende te worden ingesteld ; en nu wel door den eersten ged. wordt beweerd, dat hij als regter-commissaris geen dag en uur voor de overschrijving kon bepalen , alvorens de griffier de ordonnantie van storting voor de betaling der verschuldigde overschrijvingsregten had afgegeven, en hem deze voor voldaan geteekende ordonnantie was vertoond; doch deze bewering niet opgaat;

dat de eerste ged., blijkens de stukken , niettegenstaande daartoe geregtelijk te zijn aangemaand, heeft geweigerd eenige medewerking, en zijn pligt wel medebrengt om de overschrijving te weigeren, ingeval die voor voldaan geteekende ordonnantie van storting ten dage dienende niet wordt vertoond en overgelegd; maar hij niet geregtigd was om de verschijning van partijen voor hem te weigeren, op grond, dat tijdens het aan hem gedaan verzoek van die betaling van overschrijvingsregten nog niet gebleken was;

dat toch het onderzoek naar de geldigheid der door partijen te produceren stukken eerst behoeft plaats te hebben bij de verschijning der partijen , en alzoo de eerste ged., door aan de eischers de gelegenheid niet te verleenen om van hunne regten tot overschrijving te doen blijken, tegen zijne bij de wet aan hem opgelegde verpligtingen gehandeld heeft;

0. ad IIIum., dat bij de beantwoording dezer regtsvraag in de eerste plaats zal dienen te worden nagegaan, of het protest van de weeskamer te Soerabaya, in hare beweerde hoedanigheid van toeziende voogdes over de minderjarige kinderen van Mr. A. J. Bake , tegen de bedoelde eieendoms-overdragt gedaan, de weigering der betrokken

ambtenaren tot de bedoelde overschrijving heeft gewettigd, en of de gedaagden, naar aanleiding daarvan , in een onderzoek hadden te treden naar de wettigheid van den namens die minderjarigen gedanen verkoop;

0. dienaangaande, dat de griffier, volgens art. 12 der ordonnantie op de overschrijving van den eigendom van vaste goederen, heeft na te zien de bewijzen van eigendom, de quitantiën der betaalde verponding en alle andere tot het doen van overdragt benoodigde stukken; maar dat onderzoek zich uit den aard der zaak bepalen moet tot de beantwoording der vraag, of die stukken quoad formant in orde zijn, en zich niet behoeft of behoort uit te strekken tot eene beoordeeling van de innerlijke waarde van de uit die stukken blijkende handelingen ;

dat toch , behalve dat dergelijk onderzoek in vele gevallen onmogelijk zal zijn, de met het doen van overschrijving van vaste goederen belaste ambtenaren hoofdzakelijk hebben te constateren den wil van partijen, en uit den inhoud van opgemelde bepaling wel kan worden rmcr»mn«1ct. dat, '/ii bovendien hebben na te 2aan. of hii, die de eigen-

Ta , -v o ■ • • , „

doms-overdragt verzoekt, blijkens vertoonde stukken is eigenaar, ot hij , die de overschrijving namens den eigenaar verzoekt, daartoe, blijkens overgelegde documenten, behoorlijk is gequalificeerd, en of de curator eene regterlijke magtiging tot verkoop en overdragt bekomen heeft; maar de wet hen niet aansprakelijk kan hebben willen stellen voor handelingen, waarvan uit de overgelegde stukken niet blijkt en krachtens welke de uit die stukken blijkende verbindtenissen in regten niet valabel zijn ;

dat dergelijke beoordeeling en beslissing behoort tot de bevoegdheid der regterlijke magt, die niet dan na partijen te hebben gehoord uitspraak doet, maar niet tot de bevoegdheid van openbare ambtenaren, aan wie alleen is opgedragen het verlijden van authentieke acten en aan wie het geschil omtrent de innerlijke waarde der geproduceerde stukken niet ter beslissing onderworpen wordt;

O., dat uit deze beschouwingen volgt, dat, al heeft de weeskamer te Soerabaya geprotesteerd tegen alle medewerking van de gedaagden tot de ten processe bedoelde overschrijving, zij, gedaagden, zich daaraan niet hadden te storen, aangezien toch de weeskamer casu quo had kunnen ageren tot nietig-verklaring van den gedanen verkoop tegen hem, die volgens hare beweringen tegen de wet gehandeld had, maar zij deze hare verpligtingen om de belangen der minderjarigen te behartigen niet konde overdragen op de gedaagden , die met het toezigt op handelingen van den voogd niet zijn belast;

0., dat uit die opgemelde beschouwingen verder volgt, dat, daargelaten de regten, welke de weeskamer te Soerabaya in deze kan uitoefenen; daargelaten de vraag, of de Regtbank te Utrecht dan wel de Raad van justitie te Soerabaya bevoegd was om de magtiging tot verkoop te geven,— dit vaststaat, dat de gedaagden van dit geschil niet waren gesaisisseerd;

dat zij dus daarin geene uitspraak hadden te doen, maar zij alleen

hadden na te gaan, of in algemeenen zin de door de wet vereischte regterlijke magtiging aanwezig was ;

0. alsnu te dien aanzien, dat ten processe zijn overgelegd: 1°. eene beschikking van den kantonregter te Utrecht, dd. 18 Julij 1867, houdende benoeming van den heer J. M. Tissot tot toezienden voogd over de minderjarigen ; 2°. eene beschikking van de Arrond.Regtbank te Utrecht, in wier regtsgebied de voogd woonachtig is , dd. 4 Sept. 1872, en waarbij, na verhoor van den toezienden voogd en van de bloed- en aanverwanten der minderjarigen , de vereischte magtiging tot verkoop gegeven is;

0., dat die beschikking, volgens art. 104 van het regerings-reglement in Ned. Indië, dient te worden geëerbiedigd, zonder verdere executoir-verklaring; en de gedaagden alzoo, nu uit die stukken van de regterlijke magtiging bleek , geene bevoegdheid hadden om , uit

hoorde van gemis van dergelijke beslissing , ae overscnryvmg te weigeren;

O., dat alzoo de gedane vordering had dienen te worden toegewezen, en hiertegen niet obsteert het mede in eersten aanleg beweerde, dat de boedel en nalatenschap van wijlen Mr. A. J. Bake nog is onverdeeld, en dat de verkoop van een aandeel in eene gemeenschap niet kan geschieden dan onder de opschortende voorwaarde, dat het aandeel aan den verkooper wordt toebedeeld, daar toch die verkondigde regtsleer, zij zij juist of onjuist, in deze ter zake niets afdoet en voor de gedaagden geen reden kon opleveren om de eigendomsregten van de minderjarigen te ontkennen en als een gevolg van dien de overdragt te weigeren ;

0. eindelijk nog, dat wel door de geïntimeerden subsidiair is ingesteld incidenteel appel van het door den Raad van justitie te Soerabaya tusschen partijen gewezen vonnis, voor het geval het principaal appel mogt worden ontvangen; doch dit incidenteel appel uit den aard der zaak niet-ontvankelijk is, daar toch de subsidiair incidentele appellanten bij het vonnis a quo, waarbij zij volkomen in het gelijk zijn gesteld , niet kunnen zijn bezwaard en daarop dus, aangezien alle grondslag voor dat appel ontbreekt, ook geen regt kan worden gedaan ;

Lettende op de aangehaalde wetsbepalingen en op art. 58 van het reglement op de burgerlijke regtsvordering ;

Regt doende enz.,

Ontvangt het appel ;

Passeert het subsidiair incidenteel ingesteld appel;

Doet te niet het vonnis, waarvan appel;

Veroordeelt de gedaagden, thans geïntimeerden, en wel den tweeden ged., om, binnen den tijd van veertien dagen na de beteekening van dit arrest, aan de eischers uit te reiken eene ordonnantie voor de storting van het regt van overschrijving, bedoeld bij art. 12 Stbl. 1834, n°. 27, benoodigd voor de overdragt der vier vijfde onverdeelde aandeelen in de onderneming Kategan , in de proces-stukken nader omschreven, toebehoorende aan de minderjarigen A. Bake, W. Bake, M. Bake en H. Bake, op Mr. W. A. Baron Baud, en verder den eersten ged., om binnen denzelfden termijn dag, uur en plaats te bepalen, waarop ten zijnen overstaan, bijgestaan door den tweeden ged., bedoelde overschrijving zal plaats hebben;

Veroordeelt de gedaagden in de kosten van het geding, zoo in eersten aanleg als in hooger beroep.

WETTEN, BESLUITEN, CIRCULAIRES ENZ.

(Staatsblad n°. 140.) BESLUIT van den 26 November 1874, lot intrekking van het Koninklijk besluit dd. 12 Februarij 1874 (Staatsblad n°. 19), houdende vaststelling van een iijdelijken maatregel van voorziening, betreffende de benoembaarheid tot regterlijk ambtenaar in Nederlandsch Indië.

Wij WILLEM III enz.,

Op de voordragt van Onzen minister van Koloniën, van den 9 October 1874, litt. A1 , n°. 48,

Den Raad van State gehoord (advies van 10 November 1874 , n°. 21);

Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden minister, van 21 November 1874 , iitt. A1, n°. 17;

Hebben besloten en besluiten :

In te trekken Ons besluit van 12 Februarij 1874, n°. 25, houdende een tijdelijken maatregel van voorziening in het gebrek aan een voldoend aantal regterlijke ambtenaren in Nederlandsch Indië, met bepaling, dat de regten , verkregen door hen, die het daarbij bedoeld examen met gunstigen uitslag hebben afgelegd, gehandhaafd blijven.

Dit besluit treedt in werking op 1 Januarij 1875.

Onze minister van Koloniën is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad en in de N'ederlandsche Staatscourant zal worden geplaatst, en waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onze ministers van Binnenlandsche Zaken en vau Justitie , aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer.

's Gravenhage , den 26 November 1874.

WILLEM.

De Minister van Koloniën,

W. van Goltstein.

Uitgegeven den vierden December 1874.

De Minister van Justitie, van Lynden van Sasdenbüro.

HOOGE RAAD. — Burgerlijke kmner.

Zitting van Donderdag, 3 December. Voorzitter, Mr. F. de Gbevk. I. Conclusie door paktijen genomen in zake:

(revisie) den Staat der Nederlanden , eischer, procureur Mr. C. J. Franpois, tegen de Hollandsche ijzeren spoorweg-maatschappij , gevestigd te Amsterdam , verweerderesse, procureur Mr. J. van der Jagt. Verwezen naar raden-commissarissen, de heeren Kist en van Meerbeke.

II. Gepleit in zake :

(eerste aanleg) F. Linskens, eischer , procureur Mr. J. van der Jagt, advokaten Mrs. L. H. T. Wenmaekers, van Maastricht, en J. Kappeyne van de Coppello, te^en den Staat der Nederlanden, gedaagde, procureur Mr. C. J. Franfois, lands-advokaat Mr. G. M. van der Linden. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 18 December.

Zitting van Vrijdag, 4 December.

I. BEëEDiQD als advokaat, Mr. J. C. A. van Blommestein. II. Uitspraak gedaan in zake:

lo. (cassatie) C. Pieterue, vau tafel en bed gescheiden echtgenoote van W. F. Stieler, eischeresse, procureur Mr. M. Kyssell, tegen

B. Danser, weduwe van J. van Daelen, verweerderesse , pro cureur Mr. C. J. Franpois, en tegen voornoemden W. F. Stieler, mede-verweerder, niet comparerende. Verworpen.

2". (id.) J. II. Smeets , eischer , procureur Mr. C. J. Franyois , tegen de Kerkfabriek van Holtum, gemeente Bom , verweerderesse, procureur Mr. M. Eyssell. Verworpen.

III. Conclusie door het Openb. Min. genomen in zake; (koloniaal) A. Smith Thomson, appellant, niet comparerende ,

tegen J. Gomperts Jz. qq., geïntimeerde, procureur Mr. M. Eyssell. Adv.-geri. Smits concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring. Uitspraak 15 Januarij.

IV. Gepleit in zake:

(cassatie) F. (eigenlijk J. F. H.) Caselle, eischer, procureur Mr. M. Éyssell, advokaat Mr. A. de Pinto, tegen den burgemeester der gemeente Elsloo, ambtshalve voor die gemeente optredende, verweerder, procureur Mr. C. J. Franfois , advokaat Mr. W. Wintgens. Conclusie van het Openb. Min. bepaald op 18 December.

BENOEMINGEN, VERKIEZINGEN ENZ.

Bij Z. M. besluit van den 1 dezer, n°. 19, is aan Mr. M. A. Hartman , op zijn daartoe gedaan verzoek , met ingang van 1 Jan. 1875, eervol ontslag verleend als subst.-griffier bij den Hoogen Raad der Nederlanden , onder dankbetuiging voor de diensten, door hem aan den lande bewezen.

BERIGTEN.

's Gravenhage , den 5 December.

De «groote schoonmaak» van de afdeeling justitie duurt nog altijd voort. Alles en nog meer wordt overhoop gehaald, en daarna natuurlijk ook weêr weggeborgen. Geen kist, geen kast blijft onaangeroerd , en hoe ver komt men er mee ? Niet zeer ver. (Amst. Ct.)

— Naar wij vernemen zijn de heeren Mrs.: de Stoppelaar, voorzitter der Arrond.-Regtbank te Middelburg, Haakman, subst.-officier van justitie te Haarlem, en van Bemmelen , regter te Leiden, door de Nederlandsche Regering aanbevolen voor het lidmaatschap der gemengde internationale regtbanken in Egypte, thans werkelijk door den Khedive tot leden dier regtbanken benoemd, en zullen zij zich binnen kort naar de plaats hunner bestemming begeven.

— Naar men verneemt, is de tijdelijke waarneming van de betrekking van advokaat-fiscaal voor 's Konings zee- en landmagt bij het Hoog Militair Geregtshof opgedragen aan het lid Mr. G. Turk.

— Den 3 dezer overleed te Utrecht Jhr. Mr. A. M. C. van Asch van Wijck , regter in de Arrond.-Regtbank aldaar.

— Den 3 dezer is te 's Bosch overleden de heer Mr. J. Versfeit, vice-president bij het Prov. Geregtshof van Noordbrabant. Hij had den ouderdom van nagenoeg zeventig jaren bereikt. Sedert 1838 maakte hij deel uit van de regterlijke magt. Hij stond als jurist hoog aangeschreven.

— Te Roermond is overleden Mr. J. L. Geradts, regter in de Arrond.-Regtbank aldaar.

RECHTSGELEERDE UITGAVEN.

ITALIAANSCHE LITERATUUR.

Bluntschli , Diritto publico universale. Prima traduzione italiana sulla qnarta e izione tedesca per Gius. Trono. Fase. 1 — 6. In 8o., p. 1—280. Napoli.

L'opera si comporni di 24 fascicoli, ciascuno di 48 pagine. Se ne pubblica un fascicolo al mese.

ADVERTENTIEN.

Wie zich ontdoen wil van: Eaustin Hélie, Traité de Vinstruction criminelle, 2e édition, 8 vol., gelieve zich, met opgave van den verlangden prijs, te rigten tot den Boekhandelaar P. GOUDA QUINT, te Arnhem,

Bij GEBR. BELINEANTE, te V Hage, ziet het licht:

DE RECHTSVERHOUDING

TUSSCHEN

TREKKER EN ACCEPTANT,

door

Mjr. J. A. LEVY,

Advokaat te Amsterdam.

Prijs ƒ 1.50.

DE RIJKS-

SI K1IM1IM

VOOR

— Vijftigste Jaargang —

is aan de inteekenaren , tot den prijs van f2.50 verzonden. Buiten inteekening zijn thans nog enkele exemplaren a f 3 verkrijgbaar.

Snelpersdruk en uitgave vau CSKBKoEOEHS BEIjIMFAHTG . te 's Gravenhage.