appellante's hulpkantoor te Rotterdam heeft aangeboden, met het , berigt, dat de geadresseerde op Overflakke'e en met name te Dirks- \ land"niet was uit te vinden , als wanneer men goedgevonden heeft • de mand te weigeren , en alleen het adies terug te nemen; 1

0. wat betreft de aan de onderwerpelijke actie door appellante ■. op grond van art. 95 W. IC. tegengeworpene exceptie van verjaring, i dat bij dat artikel wordt gewaagd van geheel verlies, vertraagde bezorging of geledene schade aan koopmanschappen of goederen, ter zake i waarvan bij binnenlandsche verzendingen elke regtsvordering verjaart met den tijd van zes maanden, te rekenen , ingeval van verlies, van den dag, dat de vervoering der goederen had moeten zijn volbragt, : en , ingeval van beschadiging óf te late bezorging, van den dag , dat het goed ter plaatse van deszelfs bestemming zal zijn aangeko- . men , doch dat dit artikel niet spreekt van het geval eener geheele niet-bezorging, waarvan er ten deze de rede is, en welke, zoo ooit speciaal in casu, niet met geheel verlies, zoo als appellante wil, kon worden gelijkgesteld, vermits de mand in geschil, al is haar inhoud ook bedorven geworden, niet verloren is geraakt, daar dezelve, zoo als , bereids is aangevoerd, op 21 Junij I8t>5 ter terugname aan appellante's hulpkantoor te Rotterdam is aangeboden, en even daardoor derzelver niet-bezorging geconstateerd, maar dat bovendien, al kon die niet-bezorging met geheel verlies worden gelijkgesteld, dan nog nimmer de termijn van verjaring kon beginnen te loopen, zoo als appellante berekent, met 21 Jan. 1865, den dag van aankomst der mand te Rotterdam, als volstrekt de plaats niet, waar de vervoering der naar Vlakke in Zeeland bestemde mand kon of moest worden volbrao-t; behoevende wijders bij de gewilde verjaring niet verder te worden stilgestaan, vermits de appellante zich in het geheel niet op verjaring mag beroepen ;

0. toch, dat appellante heeft goedgevonden eerst op 22 Mei 1865 aan den geint., blijkens diens product sub B, kennis te geven, en wel onder de onwaarachtige opgave van ondervonden weigering, dat de mand hare bestemming niet had bereikt, anterieur aan welke kennisgeving de daarvan onbewuste geïnt. er wel niet aan kon denken om eene actie tegen appellante in te stellen , welke hij niet dan na vruchtelooze pogingen om schadevergoeding te erlangen, op 16 Sept. 1865 heeft geldende gemaakt, tusschen welken dag en 22 Mei 1865 de tot de verjaring vereischte zes maanden op verre na niet zijn verloopen;

0. eindelijk ten aanzien der van den tweeden geïnt. gevorderde vrijwaring, dat, zoo als bereids is aangevoerd, ten gevolge van appellante's geheel verkeerde bestelling der mand in geschil aan het veer op Dirksland derzelver bezorging en overbrenging naar het eiland Overflakke'e aan den tweeden geïnt. is opgedragen geworden, die natuurlijk in zijne pogingen om die mand aan het adres te bezorgen, niet heeft kunnen slagen, vermits de geadresseerde niet te vinden was op Overflakkée, naar welk eiland de appellante de naar Vlakke in Zeeland geadresseerde mand nooit had moeten dirigeren, en dat dan ook de tweede geïnt., door na zijne ter bezorging vruchteloos aangewende pogingen die mand naar Rotterdam terug te voeren en aldaar aan den commissaris van het veer op Dirksland weder over te geven, moet geacht worden aan hetgeen van hem kon worden o-evorderd, te hebben voldaan, en hij , aan wien het niet ligt, dat de mand nooit daar en waar en aan wien het behoorde, is bezorgd geworden, te dier zake tot geenerlei vrijwaring jegens appellante is verpligt;

0., dat uit het aangevoerde volgt, dat het onderwerpelijke appel is ongefundeerd, en dat op voorschreven gronden , met rejectie van de gemoveerde exceptie van verjaring, het vonnis des eersten regters , waarvan ten deze hooger beroep, behoort te worden bevestigd; Regt doende enz.,

Verwerpt de door appellante ten deze gemoveerde exceptie van verjaring;

Doet voorts het appel te niet en bevestigt het vonnis, door den heer kantonregter te Arnhem den 30 Jan. 1866 tusschen partijen gewezen , waarvan ten deze is geappelleerd;

Gelast, dat dit vonnis geheel en volkomen effect zal sorteren ; en Veroordeelt de appellante jegens de beide geïntimeerden ook in de kosten, op dit hooger beroep gevallen, die ten behoeve van J. ten Holder tot aan dit vonnis geliquideerd ad f 158.70, en van C. van der Heyden ad f 150.03.

(Gepleit Mr. J. U. de Kempenaer voor de appellante, en Mr. G. Bvekts PPz. voor den eersten geïntimeerde en Mr. E. Scheidids voor den tweeden geïntimeerde.)

ARRONDISSEMENTS-REGTBANK TE AMSTERDAM.

Eerste hamer.

Zitting van den 27 Maart 1867.

Voorzitter, Mr. C. F. Gulchek.

Vbbeffbninq van fboceskosten. — Nieuw regtsoeding. — Cessie. — Onjuist feitelijk beweren.

De vereffening in regten van proceskosten, waarin een der gelitiqeerd hebbende partijen is verwezen, moet tusschen diezelfde vartijen plaats hebben, en de cessionnaris van eene der partijen heeft het regt niet in plaats van zijn cedent die liquidatie te vorderen veelmin om daaraan tevens eene veroordeeling van het vast te stellen bedrag ten behoeve van hem cessionnaris te verbinden.

S. H. van Minden, ten deze handelende als getreden in al de regten en regtsvordeiingen , die M. Schlössel, tooneelspeelster , van den hierna te noemen gerequireerde is hebbende, eischer tot liquidatie van proceskosten , procureur H. Boas ,

tegen

A. van Lier, directeur van het Grand-Théatre, gedaagde tot liquidatie van proceskosten, procureur S. Swaab.

De Regtbank enz.,

Overwegende ten aanzien der daadzaken :

dat, bij geregistreerd vonnis dezer Regtbank van den 17 Jan. 1866, bekrachtigd bij geregistreerd arrest van het Prov. Geregtshof van Noordholland van den 6 Dec. daaraanvolgende, de ged. met-ontvankelijk is verklaard in zijne vordering, welke hij had ingesteld tegen M. Schlössel, en veroordeeld in de kosten van het regtsgeding;

dat M. Schlössel, bij onderhandsche acte van den 17 Dec. 1866, aan den eischer heeft overgedragen in vollen en vrijen eigendom alle hare regten en vorderingen, die zij had ten laste van den ged., zoo wegens de haar als tooneelspeelster competerende gagie als wegens kosten ter zake der tusschen haar en den ged. gevoerde pi ocedures en tot betaling waarvan deze is veroordeeld, hem subrogerende in al hare regten en regtsvorderingen te dezer zake ;

dat deze acte van transport en cessie, bij geregistreerd deurwaarders-exploit van 19 Dec. 1866, namens den eischer zoowel als namens M. Schlössel, aan den ged. is beteekend;

dat de eischer, in zijne qualiteit van te zijn getreden m alle regten en regtsvorderingen van meermalen genoemde M. Schlössel, aan

des gedaagden procureur, als zijn gekozen domicilium, bij geregistreerd exploit van 19 Jan. 1867 , heeft doen beteekenen een staat van proceskosten, ten bedrage van f 167.28 %, met sommatie om, binnen veertien dagen daarna, aanbod te doen van zoodanige som als hij zal te rade worden , en aanzegging , dat de justificatoire bescheiden ter griffie dezer Regtbank waren gedeponeerd ;

dat daarop geen aanbod is gedaan en de eischer, handelende in qualiteit als boven gezegd is, op 9 Febr., bij geregistreerd deurwaarders-exploit, den ged. heeft doen sommeren ter teregtzitting van den 18 Febr., ten einde te hooren concluderen, dat de ged. zal worden veroordeeld aan hem eischer te betalen de som van ƒ 167.281/s, zijnde het bedrag der proceskosten, waarin de ged., bij geregistreerd vonnis dezer Regtbank van 17 Jan. 1866, ten behoeve van des eischers cedente M. Schlössel, is veroordeeld;

dat de eischer ten dage dienende heeft geconcludeerd tot toewijzing zijner vordering, met de kosten;

dat de ged. heeft geconcludeerd tot nietig-verklaring van de gedane sommatie, met don aankleve van dien, omdat bij die sommatie geen procureur zoude zijn gesteld, en, voor zooveel noodig, tot nietontvankelijk verklaring van den eischer in zijne genomen conclusie, immers tot ontzegging daarvan , met de kosten, op de gronden, breedvoerig in de conclusie van den ged. uiteengezet;

0. in regten:

dat de nietig-verklaring der gedane sommatie, gevorderd voor het geval, dat de cessionnaris zich in casu op de voormelde acte van cessie zoude kunnen beroepen, berust op een onjuist feitelijk beweren en dus in elk geval is ongegrond;

dat echter de vereffening in regten van proceskosten, waarin een der gelitigeerd hebbende partijen bij regterlijk vonnis is verwezen , niet is een nieuw regtsgeding, maar enkel het vaststellen door den regter, naar de bij de artt. 612 volg. B. R. aangegeven vormen, van het bedrag uier kosten, welke bij dat vonnis zelf niet zijn getaxeerd geworden, zoodat het bedoelde bedrag, hoezeer bij afzonderlijk gewijsde zijnde gefixeerd, nogtans moet geacht worden een deel der vroeger uitgesproken veroordeeling en met het tot betaling der kosten veroordeelende vonnis één geheel uit te maken;

dat hieruit volgt, dat zoodanige vereffening behoort plaats te hebben tusschen dezelfde partijen, zoodat, welke waarde of welk regtsgevolg de ingeroepen acte van cessie overigens ook moge of kunne hebben, zij den cessionnaris het regt niet kan geven om in de plaats der oorspronkelijke ged. de liquidatie der onderwerpelijke proceskosten , althans niet op de gevolgde wijze, te vorderen en zeer zeker niet om aan die liquidatie tevens eene veroordeeling van het vast te stellen bedrag ten behoeve van hem cessionnaris te verbinden;

Gezien de artt. 612 volg. en 56 B. R.;

Regt doende enz.,

Verklaart den eischer niet-ontvankelijk in zijne gedane vordering; En veroordeelt hem in de kosten.

(Gepleit voor den eischer Mr. Ph. A. Haas Az., en voor den gedaagde Mr. J. G. A. Fabeb.)

HOOGE RAAD. — Hamer -van Vacantie.

Zitting van Dingsdag , 30 Julij.

Voorzitter, Mr. F. de Gbeve.

I. Beöedigd als advokaat bij den Hoogen Raad, Mr. A. C. de Raaydt.

II. Uitspraak gedaan in zake:

1°. H. J. Nijmeijer c. s., tegen een arrest van het Hof in Overijssel.

Verworpen.

2°. den officier bij de Regtbank te 's Hertogenbosch, tegen een vonnis in zake J. van der Leest. Verworpen.

3°. J. Brandsen, tegen een arrest van het Hof in Utrecht.

Verworpen.

4°. Th. H. Timmermans, tegen een arrest van het Hof in Limburg. Het arrest vernietigd en de zaak verwezen naar het Hof in Noordbrabant.

5°. den proc.-gen. bij het Hof in Gelderland, tegen een arrest in zake J. R. van Emden. Verworpen.

6". J. Hardeman, tegen een arrest van het Hof in Utrecht. Het arrest vernietigd en de req. van alle regtsvervolging ontslagen.

NB. Vrijdag, Zaturdag en Maandag is er geene zitting gehouden.

benoemingen, verkiezingen enz.

Bij z. M. besluit van den 19 dezer, n". 65, is aan M. Zijnen de Gier , op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als notaris te Berlicum ; en benoemd tot notaris binnen het arrondissement 's Hertogenbosch, ter standplaats de gemeente Berlicum, A. J. Zijnen de Gier, candidaat-notaris aldaar, met bepaling , dat een en ander zal ingaan met 1 Aug. 1867.

— Bij Z. M. besluit van den 21 dezer, n". 12, zijn herbenoemd:

tot kantonregters: te Nieuwer-Amstel, Mr. O. L. G. I. Aberson;

en te Schagen, Jhr. Mr. D. van Foreest; tot plaatsvervangend kantonregters : te Heusden , A. Bax; te Oudenbosch , Mr. P. E. A. Janssens; te Amsterdam flste kanton), Mr. J. Kannes; te Alkmaar, J. C. Vonk; te Schagen, A. J. van Doorn; te Vlissingen , T. van Uije Pieterse; te Utrecht, Mr. O. Braet Bisdom van Cattenbroek; te Groningen , Mr. B. van Roijeti; en te Zuidbroek, Mr. E. Hesse Stheeman ; tot griffiers bij het Kantongeregt: te Heusden, J. A. J. Gerlach ; te Oudenbosch, Mr. S. T. A. van der Heyden, en te'Amsterdam (2de kanton), Jhr. Mr. J. P. Ploos van Amstel.

— Bij Z. M. besluit van den 22 dezer , n". 48 , is benoemd tot kantonregter te Purmerend, Mr. L. C. van Bommel, thans kantonrefter te Medemblik.

— Bij Z. M. besluit van den 25 dezer, n». 50 , is aan Mr. C. B. Wichers, op zijn daartoe gedaan verzoek, met ingang van 1 Sept. 1867, eervol ontslag verleend als regter in de Arrond.-Regtbank te

Appingedam. ,_, .

gij z. M. besluit van dezellde dagteekening, n». 51, is aan

Mr. J. F. H. van der Feltz , op zijn daartoe gedaan verzoek , met ingang van 1 Aug. 1867 , eervol ontslag verleend als kantonregter te Apeldoorn.

— Bij Z. M. besluit van den 27 dezer, n°. 78, is benoemd tot subst.-griffier bij de Arrond.-Begtbank te Zwolle , Mr. J. W. van Goens , advokaat aldaar.

Assen 22 Julij. — De voordragt van het Prov. Geregtshof van ■ Drenthe', ter vervulling van de plaats van raadsheer in het Hof, opengevallen door de benoeming van den heer Mr. E. IC. J. Berti ling tot, griffier bij de Regtbank te Assen , bestaat uit de heeren ; ï Mr. W. Nauta Lemke, officier van justitie te Sneek ; Mr. J. Oosting ,

procureur te Assen ; Mr. B. W. S. Boeles , regter te Assen; Mr. J* Schimmel, kantonregter te Naarden ; Mr. P. van Bemmelen , regtei te Alkmaar; en Mr. J. van der Feltz , regter te Assen.

berigt en.

's Gravenhage , den 31 Julij.

Men leest in het Handelsblad:

Te Lucern werd dezer dagen een moordenaar onthoofd. Dit ** de eerste executie, die aldaar sedert 18-16 plaats had. Nu klaaS men er, dat de zaak wel wat duur te staan komt, vermits aan del' gerequireerden scherpregter voor die houw met het zwaard 650 fr. betaald is.

— Den 26 Julij 1). is overleden de heer J. van der Hoeven» notaris te Rotterdam.

— Onder de prijsvragen, in 1867 uitgeschreven door het Prov'"' ciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, behooréö ■

Wat betreft Regtsgeleerdheid en Staatswetenschappen.

1. Een onderzoek naar de betrekkingen, die gedurende het Twaalf jarig Bestand (1609 tot 1621) tusschen de ingezetenen van Noord' en Zuid-Nederland over en weder zijn hervat of aangeknoopt-

2. Het leven en de geschriften van Mr. Johan Valckenaer.

3. Welke was voorheen de beteekenis en welk is nog heden, ter eg' of te onregt, het gezag van den vrede van Utrecht? „

4. Met welk oogmerk is tot het op schrift brengen en bij het 3° van Mechelen overleggen van de plaatselijke Costuinen en Usaii' tiën in de Nederlanden door Keizer karel V besloten ? ~!' hoeverre is aan dat bevel voldaan ? Welken invloed heeft op de regtsbeschrijving en regtsontwikkeling in Holland, ZeeM1 en Utrecht uitgeoefend ?

5. Het Genootschap verlangt eene literatuur van het Nederlandsen Staatsregt van 1775 tot 1810.

6. Het Genootschap vraagt eene geschiedenis van het regtsweze" in Nederland sedert de omwenteling van 1795 tot de invoering der Fransche instellingen in 1811.

7. Het Genootschap vraagt eene geschiedenis der strafwetgeving el' regtspleging in Nederland voor het krijgsvolk te water en 0 lande. {

8. Welke beginselen heeft men sedert den Munsterschen vreie denjongsten tijd verkondigd, in het erkennen der onafha11 ^ lijkheid van vrij gevochten volken of der verandering van ringsvorm, en in hoeverre zijn deze beginselen werkelijk toegep&s

9. Een kritisch overzigt der meest gedenkwaardige handelingen va het Staatsbewind der Bataafsche Republiek , en eene bescho^ wing van 's lands toestand tot de verheffing van R. J. ScBl»1'

melpbnninck. i

10. Welken invloed heeft de Sachsenspiegel op den regtstoestan11 van ons vaderland uitgeoefend, en welke is de oorsprong van dea Hollandschen Saksenspiegel ?

11. Behoort de lijfsdwang in burgerlijke-, handels- en strafzaken ie worden afgeschaft?

Zoo ja, wat moet daarvoor dan in de plaats worden gesteld' ^ Zoo neen, hoe moet dit onderwerp dan wettelijk worden geregel

Het Genootschap verlangt, dat bij de beantwoording c\e ^ vraag ook gelet worde op de wetgevingen van andere 'anv-fcop de veranderingen, die deze , met betrekking tot den wj dwang, in de laatste jaren hebben ondergaan, en op de uitkot0 sten, die daarvan reeds zijn waargenomen.

Terwijl op het gebied der Geschiedenis o. a. gevraagd wordt:

Eene historische beschouwing van de regten en pligten der en Baljuwen in de Nederlandsche Republiek en over de wijze, waar r zij hunne betrekking hebben uitgeoefend.

De verhandelingen, bestemd om naar den uitgeloofden eerepfir te dingen, moeten vóór 1 December 1868 in handen van den sed taris des Genootschaps zijn.

Voor de op zich zelve voldoende en bij vergelijking best gekeu'^ beantwoording van elke der bovenstaande vragen wordt uitgel°° eene gouden medaille, op den stempel des Genootschaps geslage®^ ter innerlijke waarde van drie honderd gulden, of wel deze waai in geld, ter keuze van den Schrijver.

Alle verhandelingen , welke naar een der uitgeloofde prijzen dl gen, moeten met eene andere hand geschreven zijn dan die 0 Schrijvers en , in plaats van met den naam van dezen, met & spreuk zijn onderteekend, onder bijvoeging van een verzegeld bi» J dezelfde spreuk tot opschrift voerende, en waarin zoowel de naam Schrijvers als zijn adres eigenhandig door hem zijn opgegeven. V° moeten de verhandelingen, — voor welke, naar goedvinden, de Nederduitsche , Hoogduitsche, Engelsche, Fransche of Latijn^ taal mag worden gebruik gemaakt (met uitzondering alleen van antwoorden op de in het Latijn gestelde vragen , voor welke bep-' del ijk het Latijn gevorderd wordt; — duidelijk met Italiaansche let' geschreven zijn , en vrachtvrij toegezonden worden aan den Secreta des Genootschaps , Mr. N. F. van Nooten , te Utrecht.

Alleen de biljetten, behoorende tot de verhandelingen, aan ^vde bepaalde oei oprijzen zijn toegewezen, worden geopend , die afgekeurde stukken daarentegen worden op de Algemeene Verg"

ring ongeopend verbrand. r„noo''

Indien de Schrijver eener prijsverhandeling lid is van het Gen0 schap moet zulks op het verzegeld billet, 't geen die verhandel vergezelt, door het woord lid worden aangeduid. t

De bekroonde prijsverhandelingen blijven de eigendom van Genootschap, hetwelk haar onder zijne werken uitgeeft. Zij ^

alzoo door niemand, hetzij geheel of ten deele , of bij invo«i1"» ie, eenic ander werk, worden herdrukt, zonder toestemming der üireee(.

Ter verkrijging van verdere inlichtingen , raadplege men het .. lang verschijnende Verslag der Algemeene Vergadering van 25 lSö'V of wende zich tot den Secretaris voornoemd.

regtsgeleerde uitgaven.

FRANSCHE LITTERATUUR.

ips p1''"

Tksta (de). Recueil des traités de la Porte ottomane avec ie» sances étrangères depuis le premier traité conclu, en 15 ' on Suleyman Ier et Framjois Ier, jusqua nos jours ; par le -s, de Testa. T. III. Tr partie. France. In-8J., 336 p. ; Amyot.

La Jurisprudente vénète civile , commerciale et criminelle, Pal c9t > Mams, Préface et Traduction par Edouard Mili.akd , 1 la cour de Lyon, 1 vol. in 8°.

Suelpersilrtik en uitgave van «KB

BiSIilISB'AMTiS , te 's «favenli»Se'